Kerkelyke Vereeniging van zelve volgen moet; vreezende hy voorts, dat, zo lang de gemoederen der menschen aldus niet voorbereid zyn, de poogingen der Remonstranten niet slegts vrugtloos zyn zullen, maar ook, terwyl men de Voorzienigheid schynt vooruit te loopen, de tegengestelde werking, de Vertraaging der Vereeniginge, zullen veroorzaaken.
Wat de Brieven van michaëlis aangaat; zy zyn hunnen oorsprong verschuldigd aan den letterarbeid van een Gezelschap Geleerden te Neuwied, in 1754, vereenigd om de zwaarigheden, tegen de H. Schrift en den Godsdienst ingebragt, te beoordeelen en te vereffenen, en zedert, door den Graaf van wied, onder den naam van vrye Akademie ter vereeniging des Geloofs en ter bevordering van den Godsdienst, in bescherming genomen. Deeze geleerde Mannen, een Ontwerp beraamd hebbende ter Vereeniginge van alle Godsdiensten, deelden hetzelve aan michaëlis mede; welke vervolgens, in zyne verzogte bedenkingen op hetzelve, de onuitvoerbaarheid, in de hier vertaalde Brieven, met opzigt, bepaaldelyk, tot de Gereformeerden en Lutherschen, tragtte aan te toonen. In den eersten Brief koomt des Hoogleeraars redekaveling, hoofdzaaklyk, hier op neder. Tusschen de twee gemelde Gezinten heerscht een aanmerkelyk verschil van leerbegrippen. Veele leden, aan beide zyden, zullen, ja, dit verschil over 't hoofd zien, elkander in liefde verdraagen, en zich vereenigen. Maar zulk eene gemaatigdheid heeft men niet van allen te verwagten; zo wel aan de eene als aan de andere zyde zal men 'er aantreffen, die aan geene Vereeniging het oor zullen willen leenen. ‘Maar (vraagt michaëlis) wat zal dan de geheele vrucht der poogingen tot Vereeniging zyn? wat anders, dan dat wy, in plaats van twee Euangelische Gezindheden, nu drie krygen, die ik Vereenigden, hardnekkige Lutherschen en hardnekkige Gereformeerden, wil noemen? Deeze, (voegt hy 'er nevens) vreez' ik, zouden zich vry heviger onder elkanderen gaan verketteren, dan tegenwoordig geschiedt.’ In den tweeden Brief behandelt michaëlis de drie volgende Vraagen: vooreerst, ‘of men niet volgends de Wetten van
christus, welke een Ryk op aarde wilde oprechten, verplicht zy, om het niet slechts by eene liefderyke Verdraagsaamheid te laaten berusten, maar zelfs de daadlyke Vereeniging van beide Kerken te zoeken?’ - Voorts, ‘waarin