uur, te laaten vinden: doch hy verzuimt dit niet alleen; maar, door slecht gezelschap verleid, raakt hy aan 't speelen, verliest alles, en krygt geschil met den Zoon van eenen President, die hem voor eenen schoft uitmaakte; vegt, en wondt zyn party. Dit wordt door den Heer Blume overgebriefd als of Gustaaf deezen doodlyk gewond had. Het denkbeeld van eenen moordenaar in zynen geliefden Gustaaf te vinden doorgrieft den Oom, die zich hem reeds als op 't schavot gestraft verbeeldt; doch, door een brief van den President, die zelf zynen Zoon als schuldig en gestraft beschouwt, hierin gerust gesteld, verschynt Gustaaf, als een waar boeteling, voor Wiendal, die hem niet slegts, naa eene ernstige bestraffing, zyn misstap vergeeft, maar zelfs een kostbaare doos, hem, als eene gedagtenis aan zyne overledene Vrouw, zeer waard, present doet. Kort hierna komt Thomas, een geweezen Tuinier van Wiendal doch op eene valsche beschuldiging van diefstal, door Hulsen, uit zyn dienst gezet, en nu met zyn Huisgezin in de uiterste armoede gedompeld, by Gustaaf, en klaagt zyn nood. Deeze, door gevoelens van menschlievendheid ten sterksten geroerd, en niets hebbende, om hem ter redding te kunnen geeven, dan de doos, geeft hem die, onder beding van die niet te verkoopen, maar te verzetten, in hoop die eerlang te zullen kunnen lossen. - Hierop komt de Dochter van Thomas dit aan Gustaaf, ten blyk van dankbaarheid, een ruiker brengt: zyn drift, door haare bevalligheid gaande gemaakt, beteugelt hy, en verlaat haar plotsling. Het meisje, vreezende den weldoener van haaren Vader vertoornd te hebben, blyft wagten, om Gustaaf verschooning te vraagen. Ondertusschen komt Hulsen; ziet haar aan voor, en wil haar als eene ligtekooi de kamer uitsmyten; doch wordt
hierin door Gustaaf verhinderd, en zelf op eene ruwe wyze uitgestooten: waarop Gustaaf het meisje, met eene tederhartige vermaaning, wegleidt. - Dit alles, door Hulsen, op 't ergst, aan Wiendal overgebragt, verwekte in deezen eene allersterkste gevoeligheid, daar hy zich in zyne goede denkbeelden over, en oogmerken met, Gustaaf geheel te leur gesteld meende te zyn: maar toen hem, van wegen den Goudsmid, by wien Thomas de doos verpand had, dezelve gebragt wierd, werd hy geheel vertoornd. en verstootte, in de hitte van zyne gramschap, Gustaaf. - Deeze wendt zich, in zynen raadeloozen toestand, tot den Barbier van 't Dorp, verzoekt en verkrygt daar huisvesting, slegts voor éénen nagt; daar zynde, (om van de tusschenkomende toneelen aldaar niet te spreeken, schoon zy 't stuk zeer verfraaijen) krygt hy bericht, dat zyn Oom zeer ziek was geworden, doch hem, in zyne ziekte en droomen, by herhaaling noemde, en om hem riep; dit doet hem besluiten weder te keeren, om zynen weldoener op te passen, en dan de wyde wereld in te gaan. - Daar zyn-