Overdenkingen van Jacobus Hinlópen, Predikant te Utrecht. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1796 en 1797. Te zamen 212 bl. In gr. 8vo.
In onze aankondiging voegen wy thands deeze beide stukjes te zamen, die, by de voorgaanden gevoegd, een bekwaam Boekdeel uitmaaken. In eene Voorrede betuigt hinlópen de onzekerheid, in welke hy verkeert, of hy, van wegen zynen ouderdom, zynen arbeid verder zal kunnen voortzetten, waartoe het hem, anderzins, aan geenen lust zou ontbreeken. Van heeler harte wenschen wy den eerwaardigen en godvrugtigen Gryzaart verlenging van dagen, en de noodige lichaamskragten, om zynen nutten en lofwaardigen lust te kunnen voldoen. Wy wenschen zulks van harte, om dat wy 's Mans schriften rangschikken onder de nuttigste en meest geschikte voor die klasse van Leezers, welke stigting in het goede, en vermeerdering of bevestiging der waare Godzaligheid, beoogen. Zyne natuurgenooten op te leiden tot eenen staat, ‘in welken zonden, gebreken, nyd, toorn, tweedragt en onzinnigheid, opstand tegen en versmading van God en zynen gezalfden Zoon, onbekende namen zullen wezen; in welken de gerechtigheid, en, met dezelve, de dankbare verheerlyking van God, de onderlinge liefde en vrede, wonen, en eene bron van altydduurend genoegen wezen zullen;’ zulke poogingen verdienen toejuiching en aanmoediging; te meer, wanneer zy op eene wyze, naar de gewoone vatbaarheden berekend, worden te werk gesteld. En dit mogen wy, aangaande Vader hinlópen's Overdenkingen, met volle ruimte getuigen. - Tien Overdenkingen worden in deeze twee stukjes afgegeeven. Twee daar van, by manier van Verhandelingen gesteld, voeren tot Opschrift: Over de gewoonheid in het goeddoen; en Over Gods genadige verkiezing van menschen tot de Zaligheid, als eene bron van Liefde tot den Naasten. De acht overige zyn ontleend uit de volgende Schriftuurtexten: Mark. XIII:32. Rom. XII:21. Hebr. XII:11. Rom. XII:16b,
Matth. XIX:26. 1 Johan. V:3b, 4. Johan.