Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRomeinsche Geschiedenissen, door M. Stuart. Met Kaarten en Plaaten. VIde Deel. Behelzende de Geschiedenis van het Gemeenebest, van het einde van den Eersten Carthaagschen Oorlog tot aan den Dood van Koning Hiëro. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 576 bl.Het Tweede Hoofdstuk des Vierden Boeks, waar mede dit Deel eenen aanvang neemt, loopt van het einde des Eersten Carthaagschen Oorlogs tot aan het begin van den Tweeden. Wel dreigde de Vrede, met Carthago geslooten, afgebrooken te zullen worden, dezelve bleef stand houden, en ging vergezeld door de Bevrediging van Sardinie en Corsica. De gemiste toeleg van den Raad, om een tweeden Carthaagschen Kryg te beginnen, verydeld zynde, ‘bevondt zich,’ gelyk onze Geschiedschryver het uitdrukt, ‘de Romeinsche veroveringsgeest zonder eenig | |
[pagina 255]
| |
ontwerp, en, nergens in geheel Italie eenen vyand te bestryden of eenen muiter te onderwerpen hebbende, verpligt, om, voor het eerst, na de vreedzaame Regeering van numa, den Tempel des Vredes en des Oorlogs te sluiten. Een tydstip, 't geen,’ zo als hy te regt aanmerkt, ‘door deszelfs zeldzaamheid de uiterste opmerking verdient. Vier honderd en byna veertig jaaren hadt Rome zonder eenige de minste volslaagene tusschenpoozing de wapenen gevoerd, en thans scheen het slechts onwillig dezelye voor eenige maanden neder te leggen, om ze weder op te vatten, en wyd en zyd rond te voeren tot onder de algemeene Bevrediging des Ryks door augustus.’ Geene verademing van Krygsbedryven, dan eene zeer kortstondige, mag de Leezer zich uit dit Tempelfluiten belooven; en zal hy zich welhaast door den Geschiedschryver weder op het Slagveld gevoerd, of tot het beschouwen van Zeestryden genoodigd vinden. Niet ongepast plaatzen wy hier des Burgers stuart's Algemeene Aanmerking over de Oorlogen der Romeinen. ‘Elk, die ooit de rampen van den Oorlog, op eene geheel andere wyze gevoerd, ondervond, kan niet nalaaten een Volk te beklaagen, 't welk eeuwen agtereen in de wapenen moest blyven, en hetzelve als raazende te veroordeelen, wanneer hy nagaat, dat hetzelve zeer dikwyls vyandlykheden zogt, en thans zelfs, veeleer by verrassing, dan met genoegen, den Algemeenen Vrede erkende; maar elk tevens, die, tot dus verre, de Geschiedenissen van dit Volk oplettend beoefend heeft, zal moeten erkennen, dat deszelfs oorlogen geenzins alle die rampen voor den Staat, of voor de Burgers, naa zich sleepten, om welken de vredelievende mensch zo dikwyls de wapenen gevloekt heeft; maar veeleer aan beiden zulke voordeelen schonk, welke de langduurigste vrede hun nimmer had kunnen belooven. Het kleen beslag van den grond der eerste Romeinen drong hun, van de vroegste dagen der Stad, even zeer als de krygshaftige en roofzieke geest dier tyden, om hunne akkers te vergrooten, of ten kosten van den nabuurigen oogst te leeven. Hunne natuurlyke lichaamssterkte en onverschrokken moed maakten hunne mannelyke zelfverdediging tegen zwakkere aanranders telkens tot een aangenaam gevoel hunner eigene krachten; | |
[pagina 256]
| |
en het veel edeler genot van den buit, dan van den roof, deedt hun naar den kryg verlangen, als naar eene gelegenheid, om, zonder schande, 's vyands koorn in te oogsten, en zyne kudden te dryven. Een uitgestrekter grond mogt de behoeften nu al vervullen, hy had de oorlogszucht geprikkeld, en derzelver voldoening is in geene uitgestrektheid van bezitting te vinden. De kortduurende Veldtochten, die, in den beginne, veeleer naar een dagelyks uittrekken geleeken, en in 't vervolg meestal binnen de zes Zomermaanden geëindigd waren, onderwierpen den Krygsman geenzins aan de vreeslyke ongemakken der overwintering, en zeer zelden kon schaarsheid en gebrek in hunne Legers dringen, die, op den vyandlyken bodem nedergeslaagen, alzins het goed geluk en de zege in hunne veldbanieren voerden. Moed en beleid werden in hunne wyze van vechten, zelfs by den gemeensten Krygsman, kennelyk, die, waar hy ook stond, altyd lauren voor zyne verdiensten zag groeijen. De eerzucht, welke by de Romeinen alle voldoening vond, werd zelfs door eigene belangen naar het veld gedreeven, die anders gewoon zyn de burgers aan de verdediging des Vaderlands te onttrekken. De buit der steeds overwinnende Legers, daar by nog, in laater dagen, eene geregelde bezolding, eindelyk eenig deel aan de Landeryen door den Staat gewonnen, maakten by hun den Wapenhandel tot eene kostwinning, waar aan het gevoel, van als vrye luiden voor het Vaderland te vechten, al het vernederende eener bezoldigde Menschenslachting benam. De Staat zelf, die meestal de meerderheid zyner manhafte en vrye Burgers deedt gevoelen, werd nimmer uitgeput door de langduurigste oorlogen; maar trok van de veelvuldige veldtochten den weezenlyksten dienst. Dezelve breidden meer en meer zyne grenzen uit, maakten zyne onafhangelykheid, door een Heldenvolk verdedigd, onwrikbaar, vermeerderden door de gemaatigdheid der overwinnende Legers onophoudelyk zyne burgers of bondgenooten, verwyderden telkens de onrustigste menigte van zyn bestuur, verydelden menig een aanflag tegen zyne inrichtingen, en voldeeden alzins aan dien overwinningsgeest, die denzelven boven alle andere Staaten eigen was. - Men veroordeele nu die zucht om overwinningen te maaken | |
[pagina 257]
| |
vryelyk, het gehouden nadenken neemt ten minsten alle verwondering weg, hoe dit Volk den onophoudelyken Kryg van geheele Eeuwen verduuren, en deszelfs hervatting voor volgende Eeuwen verlangen kon.’ - Slegts weinig maanden bleef de Tempel van janus by dit strydbaar Volk geslooten. De Krygsbedryven, door 't zelve naa de opening van dien Tempel gevoerd, beslaan het overige van dit Hoofdstuk. Het Derde Hoofdstuk des Vierden Boeks, 't welk voorts dit Deel vult, beschryft het woelig tydvak, vol afwisselings, van het begin des Tweeden Carthaagschen Oorlogs tot aan den Dood van Koning hiëro. De Burger stuart vangt dit gedeelte te recht in deezer voege aan: ‘Thans zyn wy tot eenen Kryg genaderd, die onder de merkwaardigsten, welke ooit gevoerd zyn, altyd gerekend is, den tweeden Kryg tusschen Rome en Carthago. Een twee-en-twintig jaarige Vrede, wederzydsch als een enkele Wapenstilstand beschouwd, hadt de beide mededingende Gemeenebesten de ontzettendste krachten doen verzamelen voor eenen nieuwen wedstryd der heerschzucht. - Welk een genoegen voor de overdenking, de afmeeting, de spanning, de wending en werking, dier krachten, oplettend gade te slaan; maar welk eene taak voor het oordeel en de verbeelding, de berekening en aftekening daar van te onderneemen! - Gedagtig aan het zeggen van den Atheenschen Redenaar isocrates, dat geringe zaaken ligtlyk by derzelver voordragt winnen, maar dat het groote en schoone by de kunstigste lofreden zelve doorgaans verliest, mogt voorzeker zulk eene taak door ons onaangeroerd blyven, indien de tyd ons hier de Schilderstukken van Rome's Lotgevallen door de hand van livius niet gespaard, en de voortreffelyke polybius ons ter beoordeeling van derzelver waarheid in staat gesteld hadt. - Hy zelf, de wedergevonden Gids, dien wy door een gansch tydvak van drie-en-zeventig jaaren misten, zal ons op het tooneel van dien ontzettenden wedstryd brengen, en, als 't ware, met eigene oogen eene worsteling doen zien, waar van de Eeuwen tot op den huidigen dag gewaagen, en wier beschouwing voor de Staatkunde, Wysbegeerte en Krygskunde, altyd hoogstbelangryk zyn zal.’ Wilt gy, Leezers, in een beknopt Tafereel dit belangryk Tydperk afgemaald zien, stuart geeft het ons op met de woorden van livius. ‘Nimmer bestreeden | |
[pagina 258]
| |
elkander ooit twee magtiger Steden dan Rome en Carthago, nimmer waren zy beiden ooit vermogender of geduchter dan thans: de eene hadt geene vreemde krygslisten der andere te vreezen; zy kenden elkander van den Eersten Kryg. De oorlogskans hing tusschen haar lang onbeslist, en was zo weiffelende, dat de overwinning haar ten deel viel, welke eerst naast aan haaren ondergang geweest was. De wederzydsche haat overtrof nog schier de wederzydsche krachten, de Romeinen, verbitterd zynde over de stoutheid der overwonnelingen tegen hunne overwinnaars, de Carthagers over de inhaalige trotsheid, waar mede men, in hun oog, hun de onderwerping had willen doen gevoelen.’ De grootsche verwagting, welke men uit deezen aanvang zeker vormt, vindt zich niet te leur gesteld by de leezing deezes Boeks. Met verbaasdheid volgt men hannibal op zyn Tocht over het Alpische GebergteGa naar voetnoot(*). Gepast is des Geschiedboekers Aanmerking over hannibal's Onderneeming. ‘De verwondering zelve wordt, by de herinnering van dien Overtocht, twyfelagtig, werwaards zy zich het meest door haare verrukking zal laaten vervoeren, het zy om de geringe, schier niet noemenswaardige, krygsmagt te overdenken, waar mede hannibal de verovering van Italie en de onderwerping van Rome durfde onderneemen, het zy om de stoutheid te berekenen van zulk een verren en gevaarlyken togt. - - Bekrompenheid van geest, onvatbaar voor alle de uitzichten van den zeldzaamsten Veldheer, noemde dikwyls togt en onderneeming beide eene onbezonnene roekloosheid, en deed den grootsten Krygsman van zynen tyd als den zotsten waaghals voorkomen, wien het geluk veel meer, dan zyne wysheid, gevaarlyk voor Rome maakte. - Hoe weinig wy ook in staat mogen zyn, de diepe inzichten van hannibal's zeldzaamen geest te doorgronden, veel min nog om de vlucht zyner verbeelding te agtervolgen, en de duizende hulpmiddelen te berekenen, welke hy in allerleije voorbedachte of meer verrassende gevaaren wist uit te vinden, de geboekte geschiedenis van zynen optogt, en onze kennis aan de gesteltenis van | |
[pagina 259]
| |
gansch Italie ten zynen tyde, bewaaren ons echter voor zulk eene lastering tegen hannibal's geest. Hoe veele voorzorgen gebruikte hy niet voor zynen optocht? De rust in Carthago en het behoud van haare veroveringen ontgingen zyne oplettendheid niet by de ontwerpen zyner nieuwe onderneemingen. Schrander beleid bestuurde zyne keuze in de krygsbenden, welke hy aan deeze en aan geene zyde van Hercules zuilen wilde agterlaaten. Naarstig onderzoek der geaartheden en kunstige wendingen van de neigingen der Volken, wier landen hy door zou trekken, gingen zyne eerste schreden zorgvuldig vooruit. Geen de minste dwang gaf hem onwillige krygsknegten, maar de vleiendste overreeding deedt zyn gansche heir uit blymoedige togtgenooten bestaan. De kleeding en verzorging zyner gansche krygsmacht, welke als eene opeisching de Volkeren zou verbitterd hebben, wist zyne schrandere Staatkunde in blyken van erkendtenis te verkeeren, welke een brancus zich verheugde aan den Carthager te kunnen geeven. De overtocht eindelyk over de Alpen, zonder doorgaand misnoegen, zonder algemeen wantrouwen, zonder wreevelig gemor, zonder eenpaarig verwyt, zonder volslaagene ongehoorzaamheid zyner vermoeide, afgematte, gewonde, en zomtyds mismoedige, krygsknegten, zal altyd in het oog van elk, die de moeilykheid van het leiden der menschen, in welke omstandigheden ook, kent, het beslissendst bewys blyven van eenen geest, wiens beschouwing de oogenblikkelyke verwondering tot eenen weldoordachten eerbied verheft.’ De tooneelen, die Rome oplevert, by het aangrimmen des krygsgevaars, zyn belangryk. Hoe veele en hoe onderscheiden Characters in den Raad, onder het volk en in 't veld! Welke afwisselingen en wendingen! als wy den Dictator fabius met zynen Onderbevelhebber minucius, by voorbeeld, tegen hannibal in den kryg zien. ‘Van wiens,’ gelyk onze Geschiedboeker optekent, ‘tergende listen fabius geen zwaarer proeven hadt te verduuren, dan van het voorbaarig ongeduld van zynen eigen Onderbevelhebber minucius, wien de ondergeschiktheid alleen wederhieldt van het volslaagen bederf van den Staat. Onbezuisd in alle zyne overleggingen, en toomloos in zynen mond, schroomde hy niet, eerst onder | |
[pagina 260]
| |
weinigen, daar na in 't openbaar, zynen Veldheer den naam van Draaler (cunctator) te geeven, dien hy naderhand als eenen eernaam behieldt, deszelfs voorzigtigheid voor bloohartigheid uit te kryten, en alle deszelfs voortreffelyke hoedanigheden als zulke ondeugden voor te stellen, waaraan derzelver redenlooze overdryving het naast zou gegrensd hebben, met oogmerk om zich zelf ten kosten van zyns Veldheers goeden naam te verheffen: een verfoeilyke kunstgreep, welke te vaak gelukt is, om niet algemeen in zwang te zyn.’ Met deelneeming zullen wy, op zulk een afstand van tyd, de nederlaag leezen die de Romeinen by Cannae leeden, die hannibal meester maakte van geheel Groot Griekenland, en aan Rome, naa de voorige veroveringen, schier geheel Italie betwistte; den jeugdigen scipio bewonderen; en de vernedering gevoelen, die te Rome plaats greep, wanneer de leede maare in de Stad klonk: ‘Rome heeft geene Consuls, geene Legers, geenen Veldheer, geenen Krygsman meer: hannibal is meester van Apulie, Samnium, en weldra van geheel Italie!’ Mago, de Broeder van hannibal, mogt in den Carthaagschen Raad van diens Overwinningen en roemryke verrigtingen dit verslag geeven: ‘Met zes Veldheeren is hannibal aan den slag geweest, waar van 'er vier Consuls, de twee overigen een Dictator en Onderbevelhebber, waren; meer dan tweemaal honderd duizend vyanden heeft hy doen vallen; meer dan vyftig duizend heeft hy gevangen gemaakt. Van de vier Consuls sneuvelden 'er twee, van de twee anderen was de een zwaar gewond, en nam de ander met eenige weinigen de vlugt, de Onderbevelhebber zag zich geheel verslaagen, de Dictator alleen verdiende den naam eens Veldheers, door zorgvuldig allen treffen te ontwyken; de Bruttiërs, Apuliërs, gedeeltlyk de Samniten, en de Lucaniërs, zyn tot onze zyde overgegaan. Capua zelve, de hoofdstad niet slechts van Campanie, maar na Rome ook voorzeker van Italie, heeft zich aan uwen Veldheer onderworpen, wiens veelvuldige en grootsche overwinningen den grootsten dank aan de Goden waardig zyn.’ Gaarne zouden wy hier tegen over plaatzen de Romeinsche taal, die hanno in den Carthaagschen Raad wegens deeze overwinningen deedt hooren; doch wy heb- | |
[pagina 261]
| |
ben ons reeds, door 't veelvuldig aangestipte schoon, bykans over ons gewoon bestek laaten voeren. Dan kunnen wy niet afzyn hier nog by te voegen, dat hannibal, by het naderen van den Winter, na Capua te rug trok. Aan dit verblyf der weelde wordt door de meeste Geschiedschryvers de vermindering van hannibal's Krygsgeluk in Italie toegeschreeven. ‘Zyne benden, welke allerleie ongemakken zoo dikwyls en zoo lang verduurd hadden, wien geene stormen van rampspoed hadden kunnen nederslaan, waren geduurende een groot gedeelte van den winter alhier onmaatig in het ongewoon genot eener nog onbekende weelde, en werden ontzenuwd door den verwyfdsten wellust. Het ongestoord genot van den slaap, den wyn, keurig voedzel, ontuchtige vrouwen, warme baden en een werkloos leeven, bedierf hunnen moed en krachten tevens, en deedt hunne veiligheid alleen bestaan in den roem hunner voorige overwinningen. - 'Er was, volgens livius, geen overblyfzel meer der voorige krygstucht; veelen, die zich met vrouwluiden hadden ingelaaten, keerden terug; anderen kermden en klaagden als weeke nieuwelingen, toen zy weder onder dieren huiden moesten vernagten, en de bezwaaren van den Kryg gevoelden; en geduurende den geheelen veldtogt had het schandelyk verlaaten van het Leger, zonder 's Veldheers verlof, geen einde, terwyl het wellustig Capua de algemeene schuilplaats bleefGa naar voetnoot(*).’ Te regt merkt onze Geschiedboeker hier aan: ‘Schoon niemand de nadeelen eener overdreevene weelde kan ontkennen voor 's menschen moed en lichaamssterkte, en elk het duurzaam verblyf van rechtgeharde krygsluiden ter plaatze, waar dezelve heerscht, voor derzelver volkomene ontzenuwing moet houden, is het echter blykbaar uit de volgende krygsbedryven der Carthagers in Italie, dat zy in deezen éénen winter geenzins zoo volslaagen bedorven en verzwakt zyn geworden, als wy hier boven, volgens livius, opgaven. - Het groote bederf van hannibal's onderneeming | |
[pagina 262]
| |
was en bleef nog alzins de verdeeldheid van den Staat, dien hy diende, waar van het eene gedeelte allen onderstand aan hem weigerde en stremde, terwyl het andere, zich op zyn goed geluk en behaald voordeel verlaatende, hem te traag dien bystand bood, dien deszelfs meerderheid in den Raad als nog toeliet hem te bewyzen. Tot nog toe overgelaaten aan zyn eigen lot, was zyne magt, welke onder zyn beleid overwinningen hadt kunnen behaalen en veroveringen maaken, veel te gering om de behaalde voordeelen te bewaaren. Elke nieuwe Bondgenoot te verzorgen, in elke veroverde Stad eene bezetting te leggen, verscheide nabuurige Steden te bestryden, en overal tevens eenen vyand het hoofd te bieden, die thans niet langer deszelfs geheele magt op ééne plaats in het veld bragt, maar verscheidene heiren aanvoerde, waren allen te zamengenomen zoo veele duchtige redenen voor de wending of weifeling van hannibal's krygsgeluk, dat wy veeleer den Veldheer moeten bewonderen, die het vervolgens nog zoo veele jaaren in Italie uithieldt met dien gebrekkigen onderstand, dien hy uit Carthago kreegGa naar voetnoot(*).’ Voor dit Stuk treffen wy de Afbeelding des Schryvers aan, en, behalven de Plaaten, is 'er agter eene Kaart van hannibal's Tocht in Italie. |
|