‘zynde, is de Vraag: welke zyn daarvan de onderscheidende Kentekenen, door Waarneemingen bevestigd?’ door j. logger, Stads Heelmeester te Leyden, wiens arbeid met de Gouden Eerepenning is bekroond.
Deeze fraaije en uitvoerige Verhandeling bevat drie Afdeelingen, wier eerste aanwyst de algemeene tekenen der Breuken, die ons den aart der Breukgezwellen doen kennen, en van andere gezwellen onderscheiden. Eene zaak vooral van groot gewigt, dewyl de deelen in de nabyheid dier plaatzen gelegen, op welke Breuken kunnen ontstaan, zomwylen toevallen kunnen verwekken, die, met geene genoegzaame kunde en voorzichtigheid behandeld, en verkeerdlyk als Breuken beschouwd, aanleiding kunnen geeven tot gewigtige toevallen. En vootal niet minder, wanneer waare Breuken, voor andere toevallige gezwellen op die zelfde plaatzen, worden aangezien.
De tweede Afdeeling stelt de onderscheiden kenmerken voor, die de verscheidenheid, afhangelyk van de plaatzen, daar de Breuken voorkomen, genoegzaam kenbaar maaken. Daar nu deeze plaatzen grootendeels uit de Ontleedkunde zeer wel bekend en onveranderlyk zyn, zo is deeze leere vry zeker, en aan weinig duisterheden onderworpen; 't welk geensins het geval is der derde Afdeeling, in welke alle die kenmerkende Verschynselen worden opgegeeven, door welke de Heelkundige de verscheidenheden kan beoordeelen, die gebooren worden uit den byzonderen aart, of uit de toevallige gesteldheid, der deelen, welke het Breukgezwel omringen of daar in bevat zyn - in zo verre naamelyk als de kenmerkende Verschynselen dier verscheidenheden, door ons bekende Waarneemingen, bevestigd worden.
Deeze laatste Afdeeling is zeker allergewigtigst, en de daartoe betrekkelyke onderscheiding der Breuken dikwyls allerbezwaarlykst; naardien verschillende deelen, op verscheidene wyzen uitgezakt, in den Breuk wederom door zamengroeijing vereenigd, enz. toevallen kunnen veroorzaaken, die op eene zeer aanmerkenswaardige wyze kunnen verschillen. Hierom is ook deeze Afdeeling verreweg de uitvoerigste, en wederom verdeeld in drie Onderdeelen, wier eerste handelt over de tekenen van de verscheidenheid der deelen buiten den Breukzak, en in de nabyheid van het Breukgezwel. Het tweede gedeelte bevat de beschouwing der verscheidenheden, die zich aan den Breukzak zelven opdoen. Het derde deel handelt