bedrogen, door Banqueroeten, door wanbetaaling, en 't uitblyven van verwagte retouren, zich in de droeve omstandigheid bevind, van te zullen moeten ophouden met betaalen, en zelf bankbreukig te worden. In deezen toestand word hy door een zyner Crediteuren, die echter zyn vriend is, aangesproken, om de betaaling van reeds geprotesteerde, en met herwissel te rug gekomene, Wisselbrieven, ten zynen laste. Verzoek om uitstel kom hem echter by deezen, zelf om gereed geld verlegen, niet baaten; echter zoude hy zich te vreden laaten stellen met een pand der minne. De eerlyke Ferdinand, noch betaaling doen of pand kunnende geeven, moest dus afwagten, dat hy gedagvaard werd en alzo overhoop geworpen. In deeze verlegenheid, bied Constantia, die alzins als eene edeldenkende en lief hebbende Echtgenoote voorkomt, den schuldeisscher grootmoedig haare Juweelen ten onderpand aan; dit blyk van Huwlyksliefde treft den houder der Wisselbrieven, zodanig, dat hy het pand weigert, en 't gevraagde uitstel, zelfs met belofte van bescherming, verleent. Doch op het oogenblik ontvangt Ferdinand de gewichtige tyding, dat twee zyner Schepen behouden ter bestemde plaatze, en wel in een, voor derzelver Laading, gunstig tydstip, zyn aangekomen; en de Koopman is gered. - Het tweede Stukjen, betyteld, de Aderlaating, of goed bloed ontaart niet, schetst ons eene, in de diepste armoede gedompelde, huishouding van eenen Schilder, gezegend alleen met een allerbraafste Echtgenoote, en drie niet minder braave en ouderlievende Kinderen. Brood-gebrek en honger hadden den Vader, Pallet geheeten, ten deure uitgejaagd, om, ware het mogelyk, by eenen ryken koopman, eenig geld op hand te vraagen, voor een schilderstuk, dat hy onder handen had; doch werd van deezen afgeweezen; die, daar te boven, in zyne afweezenheid zyne dogter had zoeken te verleiden; doch schandelyk voor hem werd afgeweezen. Intusschen had de droevige moeder den jongsten zoon, in den uitersten
nood, uitgezonden, om te beproeven, of hy, door het vraagen van aalmoessen, iets konde verkrygen, om het huisgezin van noodzaaklyk voedzel te voorzien. Dan midlerwyl komt de oudste weder te huis, brengt brood en bier, tot voedzel en laafenis, maar, om dit te verkrygen, had hy zich op ieder arm doen aderlaaten, voor geld, door een leerling in die kunst. De jongste zoon was door eenen waardigen, vermogenden, menschenvriend, aamechtig door den honger, voor zyn deur gevonden, en dees kwam met hem, om zich, in persoon, van de waarheid des jongen knaaps verhaal te verzekeren, vond het huisgezin in den deerniswaardigsten toestand, voorzag in den bytenden nood, en nam hetzelve voorts in zyne bescherming en bezorging. - In het derde Toneelspel, onder den tytel: De Parysche Schoenmaaker, of Natuur is Deugd, word een niet minder behoeftig en in