ke het Menschelyk Lichaam is zamengesteld; voorts over de algemeene Vochten van hetzelve; als bloed, zenuwvocht, enz. en daarna over de Vochten die in alle afzonderlyke deelen des lichaams worden gevonden. Alomme in dit Werkje heeft de Schryver gebruik gemaakt van de nieuwste ontdekkingen der Scheidkundigen, het geen den kundigen Overzetter eene bekwaame gelegenheid heeft gegeeven, om de voornaame konsttermen, wier kennis tot dit oogmerk volstrekt noodzaakelyk is, op eene korte, doch zeer naauwkeurige, wyze, in zyne voorafgaande verklaaring uit te leggen.
De meeste beschryvingen en aanwyzingen van den Schryver steunen op zeer goede en proefondervindelyk beweezene gronden: dan daarentegen worden 'er ook dingen stellig in verzekerd, die niet alleen twyffelachtig zyn, maar zelfs stryden tegen de beste bepaalingen en waarneemingen. Dus onderstelt hy, p. 38, een dierlyk Gaz in het bloed, onder welken naam hy doet doorgaan den Damp, die uit alle warme vaste deelen en vochten uitgaat, en zich onder een klok in waterige druppels verzamelt: doch een Damp kan nooit een Gaz genoemd worden, dewyl het laatste, zo lang het zich niet met eenige andere stoffe vereenigt, altoos onder de gedaante eener veerkragtige luchtstoffe bestaat. Voorts wil hy aan dit Gaz, onder anderen, toeschryven, die uitgezetheid, welke aan alle de deelen van een leevend lichaam eigen is, en die hetzelve zo merkelyk van een lyk doet verschillen. Dan hiertoe hebben wy zodanig een Gaz niet van nooden; de vermindering der uitgebreidheid der deelen, vooral der vochten, door het verlies der dierlyke warmte, lost dit voldoende op.
Volgens de thans algemeen aangenoomene zeer wel beweezene leere, leidt de Schryver, op p. 41, de oorzaak der dierlyke warmte af van de ontbinding der levenslucht in haare beginzelen: dan om dit te verklaaren, stelt hy, dat die lucht onmiddelyk, en in haaren veerkragtigen staat, in de longevaten wordt opgenoomen; 't geen volkomen strydt met de proeven dienaangaande door haller, en anderen, genoomen, welke ten klaarsten doen blyken, dat 'er geene luchtsoort, in haaren veerkragtigen staat, in de vaten kan doordringen.
Op zommige plaatzen had de Schryver wel wat naauwkeuriger mogen zyn in zyne uitdrukkingen: by voorb: