geheel beschouwd, zeer gering. Hetgeen van enig gewigt mag geoordeeld worden is te weinig, te zeer verspreid, en ook te oppervlakkig voorgedragen, om daarvoor een boekdeel van die dikte door te lezen. Het aantal nietigheden, laffe invallen en aanstootlyke gezegden, is daartegen zo groot, dat wy geen' mensch van enen zuiveren en kieschen smaak deze Vruchten durven aanpryzen. Bovenall' heeft de Schryffter ons zeer mishaagd in sommige schaamteloze uitdrukkingen en dubbelzinnigheden, welke haar Werk in onze ogen geheel ontëren. Hare twee gesprekken tusschen Alexis en Doriméne, waarin zy hare sexe weinig verpligt, en welke wy ons onder het lezen naauwlyks konden verbeelden door ene vrouw van slechts gemene kieschheid geschreven te zyn, ergerden ons zeer, en bleven ons ergeren, zelfs nadat wy hetgeen zy, tot hare verontschuldiging, omtrent dezelve in haar Voorbericht zegt, gelezen en herlezen hadden. Wel mogt de Schryfster onze Jongelingen by hunne intrede in de grote wereld leren op hunne hoede te zyn tegen de fyne coquetterieën en gevaarlyke verleidingen van dartele en wellustige vrouwen. Maar, zo dit indedaad haar doel zy geweest, heeft zy in de keuze van het middel zeer gedwaald. Doriméne is gene listige coquette, die hare oogmerken kunstig verbergt, altyd met zekere kieschheid handelt, en daardoor recht geschikt is om den onschuldigen te verstrikken. Wie door haar verleid zal worden, moet eerst zelf door zyne eigen' wellusten reeds zyn van 't rechte spoor gebragt. Te spoedig doet zy zich als een, ten uiterste onbeschaamd, geheel eerloos en ondeugend vrouwmensch kennen, om niet aanstonds in hare afschuwlykheid ontdekt te worden. Het is waar, de Schryfster schetst daartegen haren Alexis als een zeer onnozel schepsel; maar indedaad ook zo onnozel, als het in onze dagen ligt moeilyk zou zyn onder duizenden van zyne jaren één te treffen. Wy zouden, derhalve, hare verontschuldiging voor deze vuile gesprekken niet in
hare bedoeling, maar in haar weinig oordeel en gebrekkige menschkunde, moeten zoeken, zo zy niet de aanspraak op verontschuldiging geheel verloor door de laffe dubbelzinnigheden, welke in haar Werk verder voorkomen. Die op bl. 138, 261 en 262 gevonden worden zyn van dien aart, dat zelfs alle kieschheid ons verbiedt, dezelve, tot staving van onze beoordeling, hier voor onze lezers over te schryven. Jufvrouw van der weyde vergeve ons dan, dat wy het Kind, dat zy met zo veel zorge aan alle weldenkenden beveelt, tot geen Voedstervader kunnen wezen, ja dat wy ons zelfs hebben moeten beyveren het getal zyner beschermers en vrienden zo klein te houden, als in ons vermogen is.