Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, over de Constitutie en het Bestuur van den Banne en Ambachtsheerlykheid Westzaanen, vóór de Omwending, Ao. 1795. door Simon Jongewaard, Junior. Te Westzaan, by W. Bruin, 1796. In gr. 8vo. 272 bl. behalven het Voorwerk.Eenigen tyd geleden ontvingen wy eene Beschryving der Zaanlandsche Dorpen, door wylen den Eerw. adriaan loosjes, met Aantekeningen tot deezen tyd vermeerderd door petrus loosjes, az., gepaard met een Characterschets der Zaan- | |
[pagina 174]
| |
kanterenGa naar voetnoot(*). Wy vernamen, ten dien tyde, dat 'er een ander Werk, deeze Dorpen, of meer bepaaldlyk de Banne van Westzaan, betreffende, onder de hand was, en wel van den Heer jongewaard, die, door, van zyne kindschheid af, in Dorpsen Banszaaken opgewiegd te zyn, een stuk werks kon leveren, waarin veel te wagten was, uit bronnen, tot welke anderen geen toegang hadden. Het tydsverloop deed ons dit geheel en al vergeeten. Dan wy ontdekken thans dat het gerugt ons waarheid meldde. Immers de Burger jongewaard vermeldt ons, ‘dat hy eerst als Secretaris, en naderhand als Schout, afgetreeden zynde, ten oogmerk hadt, een Werk te vervaardigen, onder den Tytel van Handboekje, zo voor de Regenten en derzelver Ministers, als voor de Ingezetenen der Banne Westzaanen, uit te geeven. Dit hadt hy in den Jaare 1793, grootendeels, in gereedheid gebragt, 't geen hy verzoekt, dat zyne Leezers zich geduurig gelieven te herinneren; doch in den Jaare 1794 het te volhandig met de Notarleele Practyk hebbende, deedt hy 'er niets aan, en met de Omwending, in 't laatst gepasseerde jaar, wierp hy het, uit bezef dat het als mostaard na den maaltyd zou beschouwd worden, geheel agter de bank. Dan naderhand, niet alleen ziende, dat 'er veele Burgers in des Bans bestuur gesteld wierden, welke, hoe Braav! geheel en al van den toedragt en 't beloop der zaaken onkundig waren; maar ook door eenige Leden uit Hun, welke dit openhartig erkenden, en van zyn voorig dessein geinformeerd waren, aangespoord wordende, vondt hy zich opgewekt om het verlaaten werk weder op te vatten, verder te voltooijen, en onder den Titul zo als het nu verschynt, in druk uit te geeven; ten einde daar door, aan die 'er gebruik van gelieven te maaken, eenige elucidade van het gesubfisteerd hebbend Bestuur in deeze Banne en Ambagtsheerlykheid, en de gronden, op welke hetzelve rustte, ter behouding van het goede en verbetering van het verkeerde, 't welk plaats mogt hebben, te suppediteeten.’ By dit in zichzelven pryzenswaardig oogmerk berust de Schryver niet. Zyn Voorreden, aan de Burgers van de Banne van Westzaanen gerigt, neemt een anderen toon aan. Hy vaart uit tegen de zodanigen, die hy met den naam van Heethoofdigen, zogenaamde Voorstanders van Vryheid, Gelykheid en Broederschap, merktekent, en geeft een breed verslag van 't geen hy in Dorpsen Banszaaken jaaren lang gedaan hadt, en van de mishandelingen, hem aangedaan, klaagt, byzonder in hem als te noodzaaken | |
[pagina 175]
| |
tot het vaaren laaten van het Thesauriers Ampt, tot nog door hem waargenomen. Geemlykheid en misnoegen heerschen in die voordragt, en IkheidGa naar voetnoot(*) treedt steeds in volle houding te voorschyn. Met de nieuwe Inrigting der Beheeringe van 's Bans zaaken is hy geheel niet te vrede, en steekt deeze in veele Afdeelingen des Werks door. Inzonderheid is de Afdeeling, getyteld van de Thesauriers, des vol, en geeft dezelve in 't breede op, al het voorgevallene, wegens de Rekening der Banne, naa de Omwending, in den Jaare 1795. Toen was het, dat, by het doen derzelve, 't geen niet open deuren geschiedde, gelyk bereids meer dan eene halve Eeuw hadt plaats gehad, tegen de gewoonte, buiten de Leden der Regeeringe, eenige Burgers van onderscheide Dorpen der Banne verscheenen, hoewel, gelyk de Schryver getuigt, ‘niet zo veelen als men volgens gerugten verwagt hadt, om die te hooren en te zien doen.’ De verzogte Copien werden daar van uitgeleverd, en aan de Regenten van ieder Dorp ter hand gesteld. De opgerigte Burger-Societeit van Westzaandam hadt ook Copie gevorderd, en was deeze het alleen die daar op Aanmerkingen maakte, en 'er mede te voorschyn kwam. Deeze worden, bl. 98, opgegeeven, en loopen, met de wederlegging, tot bl. 135. Wy mengen ons niet in dit en andere Verschilstukken, in dit Werk voorkomende. 't Zelve behelst een aantal Hoofdstukken, onder deeze Tytels - Van de Banne en Ambagtsheerlykheid - 't Onderhoorig District - De Jurisdictie - De Regeering - De Schout - De Schepenen - De Vroedschappen - De Rekenmeester - De Secretarissen - De Thesauriers - De Weeskamer - De Boode - De Banding - De Ponding - De Yk - De Dyken - De Sluizen - De Poldermeesters - De Notarissen - De Makelaars - De Traanroeijers - De diverse Ampten - De Veeren - De Visscheryen - De Zwaanery - 't Exue - De Veilingen, enz. Deeze Opschriften duiden het volstrekt plaatselyke deezes Werks niet alleen aan; maar ook, hoe het meerendeels betrekking heeft tot de Regeering en Regeeringszaaken: in zo verre voldoet het ook aan den Tytel, en zal, te deezer oorzaake, by de Zaankanters nog al aftrek vinden; voor deezen is het ook bepaald ingerigt. | |
[pagina 176]
| |
Veel van, en over, Regtszaaken schryvende, is de styl, het geheele Boek door, in den styl der Regtsgeleerden; iets het geen het leezen ongevallig maakt. Ons is, in eene veeljaarige Boekbeoordeeling, geen Werk, dan 't geen louter Regtsgeleerd was, in dien doorgaanden Notariaalen Styl voorgekomen. Wy willen, ten voorbeelde hier van, een gedeelte eens Hoofdstuks afschryven, 't welk over een stuk handelt, 't geen onzer Leezeren aandagt misschien by de opgave der Afdeelingen trok. Zy lazen daar in van de Banding, en hier over schryft jongewaard het volgende: ‘Deeze heeft, buiten tegenspraak, deszelfs oorsprong uit de Privilegie door philips van bourgondien, den 1 Maart des Jaars 1451 verleend, volgens welke de Schout alle Jaaren, in de eerste week na St. Pontiaansdag, mogt zitten één dag te richten van schaade en schoude, een maand daar naa een Panddag liggen, zo als costumier en gewoonlyk was. By welke gelegenheid de Schout, zo als in die dagen, wanneer dezelve te regt zat, de gewoonte was, ook de Ban moest dingen, of den Vierschaar spannen; waar van het formulier in 't Keurboek nog voorhanden is, en ook by Mr. van leeuwen, in zyn Roomsch Hollandsch Recht, in de Handvesten van Kennemerland, en by anderen, kan gevonden worden. Dit Privilegie heeft een duister voorkomen, om dat men geene toereikende berichten heeft van de toenmaalige gebruiken, en dus tans in de toepassinge daar van ligtelyk kan dwaalen. Echter schynt het, dat de Schout dit te recht zitten over schaade en schoude, (zou dit niet zyn over de Boetens hem uit schouwen en andere oorzaaken competeerende?) te vooren willekeurig en meermaalen in het Jaar pleeg te doen, en hier mede de Privilegie door guije van castillon, bereids den 31 December des Jaars 1396, verleend, volgens welke, dus maar éénmaal des Jaars, zonder melding van den praecisen dag, mogt geschieden, bevestigd en nader bepaald wierd, en ten gevolge had, dat, wanneer de Schout op dien dag niet te regten zat van schaade en schoude, dan de Ingezetenen, voor het gepasseerde Jaar, daar van geabsolveerd waren. Of toen ook al plaats had, zo als, volgens overlevering, sedert onheuchelyken tyd gepractiseerd is, en nog stand houdt, dat de eene Burger den ander, tegen dien dag, welke 's jaarlyks, in de maand Januari, op den eersten Dingsdag, die op Zondag na St. Pontiaan volgt, en 's jaarlyks in de Almanachen, welke des Baillu's Dienaars rond brengen, te zien is, vóór of op den middag, ten Regthuize te Westzaan gehouden wordt, kan oproepen, is uit die Privilegie, schoon men in usantie zich daarop beroept naar myn inzien, om voorgemelde redenen, niet op te maaken. Dan, hoe dit ook zy! deeze dag wordt stiptlyk in acht genomen, en tans als een Burger Vlotregt beschouwd. Ten | |
[pagina 177]
| |
einde de Ingezetenen die telkens te herinneren, wordt dezelve, daags te vooren, door de gansche Banne, vroegtydig, zo dat 't zelve voor den middag afgedaan is, uitgeroepen. Van ouds geschiedde dit, door het slaan met een houten hamer op de Deur of Vengster van ieder Huis, en het daar by telkens uitroepen Morgen Banding! Doch zedert 50 jaaren of daar omtrent, heeft daar in eene verandering en verbetering plaats gehad; alzo het kloppen op Deuren of Vengsters, 't welk zomtyds met zo veel geweld, byzonder wanneer des Kloppers attentie op den een of ander viel, geschiedde, dat zieken en gezonden, niet weetende wat 'er gebeurde, doodlyk ontstelden, en menigmaal het Huisraad van boven neder stortte, en, zo niet verbryzeld, grootlyks beschadigd wierd, is afgeschaft, en door het slaan op een Koperen Bekken, met denzelvden uitroep, vervangen. Ingevolge de oude usantie - kan de eene Burger zelve den ander, doch geen Buitengezeten eenen Burger, en geen Burger eenen Buitengezeten, over schuld of het afdoen van eenig verschil, tegen dien dag voor Schepenen dagvaarden, of vrywillig te samen, ten dien einde aldaar compareeren; dan, hedendaags is costumier, dat de dagvaardingen uiterlyk des daags te vooren, door den Schout, als Geregtsbode, of door de Bode van Schepenen, welke 't zelve, volgens zyn Instructie gepermitteerd is, uit naam van den Eischer of Aanlegger, gedaan, en daar voor by denzelven 12 stuivers genooten worden; - moeten Eischer en Gedaagde zelve in persoon verschynen, en worden geene Gemagtigdens, veel min een Practisyn, toegelaaten; - hooren Schepenen de Partyen en geeven vonnis, of verwyzen de zaak, niet geschikt zynde om dezelve staande Rollen af te doen, ter Ordinaris Rolle ten Regtdage; - worden veelal de zaaken, byzonder wanneer dezelve best by schikking uit de wereld te helpen zyn, door Partyen gelaaten aan Schepenen, als goede Mannen, welke dan, niet als Regters, maar als Arbiters, decideeren; 't welk doorgaans geschiedt met compensatie van kosten, en voor ieder Party bedraagt 12 stuivers; - wordt de Gedaagde, niet compareerende, in den eisch, wanneer de Schepenen dezelve gefundeerd vinden, gecondemneerd met de kosten; doch compareerende, en de Eischer, zonder de onmogelykheid om te kunnen compareeren doende blyken, absent blyvende, van deeze instantie geabsolveerd, en de Eischer in de kosten gecondemneerd - wordende de Gewysdens, 't zy als Regters of als Arbiters uitgebragt, als alle andere Vonnissen van Schepenen, ter executie gelegd.’ Wy gelooven niet, dat onze Leezers meer staaltjes van den Styl en Taal deezes Schryvers verlangen; althans wy hebben geen lust om hun 'er meer te geeven; reeds moede van zo veel in den Notariaalen Styl afgeschreeven te hebben. |
|