Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWysgeerig Onderzoek, wegens Neêrlands Opkomst, Bloei en Welvaard; het daar op gevolgd Verval, en wat de nog overgeblevene Middelen van Herstel zyn, zo in Staatsbestuur, Financie, Landbouw, Koophandel, Zeevaart, Fabrieken en Industrie, door Cornelis Zillesen, Lid van de Hollandsche Maatschappy der Weetenschappen. Te Amsterdam, by J. Allart, 1796. In gr. 8vo. 534 bl.Den bynaam van onvermoeid, dien wy, in onze Letteroefeningen voor den laatstverloopen Jaare, den Burger zillesen gavenGa naar voetnoot(*), blyft hy gewis verdienen. | |
[pagina 169]
| |
Het tegenwoordig voor ons liggend niet kleine Boekdeel strekt 'er van ten bewyze. Steeds is hy werkzaam in 't zelfde vak, en mag het waarlyk zyn vak heeten; een vak, altoos, en nu althans, belangryk voor ons zyne Landgenooten, Neêrlands Volk, aan 't welk hy ook zeer gepast dit Stuk Werks opdraagt. Eene breedspraakige Inleiding ontgint dit Werk; trouwens, kortheid is geen eigenschap der Schriften van den Burger zillesen. Hy moet zelve die breedspraakigheid gezien of gevoeld hebben. Althans, hy schryft, ten slotte, bl. 59. ‘Zie daar een Inleiding, die men by eene oppervlakkige beschouwing mogelyk als een Omleiding zal beschouwen; maar hoe zal men grondig over de lotgevallen van een Volk kunnen oordeelen, indien men in de byzondere tydvakken op het verband der Gebeurtenissen geen acht geeft? Een verstandig Zeeman beschouwt de lucht, voorspelt (volgens bevoorens gedaane Waarneemingen) Wind en Weêr, en rigt zyn cours hier naar. Wyze Staatslieden behooren niet minder omzichtig te weezen, vooral als van rondsomme de Staatshemel op storm staat. - Vergeef my daarom Leezer, als ik hier of daar een korte uitbreiding maak, het is enkel om meer licht aan de waarheid te geeven. Ik heb zelfs de byzondere werkzaamheden der eigen belangen onder alle Standen des Volks gespaard aan te wyzen; wyl ik dezelve op zyn plaats verpligt ben in haar verband op te geeven.’ In de volgende vier Hoofdstukken is het geheele Werk vervat, die tot Opschriften voeren: - I. Generaale Grondbeginzelen tot het Onderwerp deezer Verhandelinge. - II. Over Neêrlands Opkomst, Bloei en Welvaard. - III. Over Neêrlands Verval in Koophandel en Welvaard. - IV. Over de Middelen van Herstel voor Neêrlands Republiek. Kort aangeduide, maar in de daad belangryke, Hoofdonderwerpen, en die, onder de pen van zillesen, de hem eigene, en op gemelde wyze verdedigde, breedspraakigheid aanneemen. 's Mans denkwyze, in deezen tyd, hebben wy reeds uit andere zyner thans uitgegeeven Werken leeren kennen, en hy blyft zich volkomen gelyk. Veel, de eerste deelen deezes Onderwerps betreffende, hadt de Schryver aangevoerd in zyn eenige jaaren geleden uitgegeeven Werk, hier ook door hem aangehaald; doch hy heeft alles verkort en omgewerkt. Onder an- | |
[pagina 170]
| |
dere Stukken van hooge aangelegenheid, over welke 's Schryvers Bedenkingen aandagt verdienen, is hy breed over het Financieweezen van onzen Staat, en stelt hy zyne begrippen desaangaande uitgewerkt voor; en alle, die 'er zydelings betrekking toe hebben, worden niet vergeeten. Wy kunnen in die breedvoerige vakken niet treeden. Veel min ons zetten om Aanmerkingen te maaken. Dan het lust ons het slot deels af te schryven, als geschikt om onzen Leezeren nog nader, dan uit het reeds gemelde der Inleidinge, 's Burgers doel en bedryf in deezen te doen kennen. Zillesen schryft. ‘Zie daar myn voorgestelde taak zo kort my doenlyk was uitgewerkt. Ik heb zaaklyk alles maar aangestipt, en nogthans is het veel grooter geworden dan de thans in den leessmaak vallende Geschriften. Dat ik niets voorgesteld heb tot middelen van Herstel dan langs Grondbeginzelen, hier toe vond ik my verpligt, om zo veel mogelyk myzelven en ook anderen voor dwaaling te behoeden. Het tydvak dat wy thans beleeven vereischt eene dubbelde voorzorg. Al ons tegenwoordig bestuur is maar provisioneel, en ten deele nog geschoeid op den leest van het voorig gebrekkig bewind. Geen wonder, dat het voor als nog niet aan de verwagting voldoet, en daarom Neêrlands Volksrepresentanten, zo wel als de braaven in den Lande, reikhalzende uitzien naar het Ontwerp der Constitutie van de Commissie daar toe aangesteldGa naar voetnoot(*). Niemand beschouwe het daarom als eene vermetelheid van my, dat ik in deezen vooruitloop; myn arbeid bestaat maar in Grondbeginzelen tot eene Wysgeerige Constitutie, maar niet in een uitgewerkt Ontwerp, daar ken ik myne kragten te zwak toe, - maar had ik aangetoond, dat ons Verval zyn oorsprong uit een gebrekkig bestuur had, dan was ik ook gehouden, onder de Middelen van Herstel, de Grondbeginzelen tot een beter Bewind op te geeven. Als men Wysgeerige naspooringen wil doen, is men gebonden aan de Orde en het Verband van zaaken, en, schoon ik my zelven | |
[pagina 171]
| |
voor geen Wysgeer uitgeef, vermag ik my nogthans van de Leerwyze der Wysgeeren bedienen, om des te nader aan de Waarheid te komen. Zuivere Vaderlandsliefde is alleen de bedoeling van dit myn schryven geweest, en op dien grond vraag ik ook verschooning over het gebrekkige in deezen. Maar wat zal het baaten Middelen van Herstel op te geeven, indien dezelve buiten werking blyven? Neêrlands Volksvertegenwoordigers zyn de eenigen, die daar van het nuttig gebruik kunnen maaken, waarom ik my verpligt vind my met myn pen tot hun te wenden.
burger representanten!
Heeft Neêrlands Volk U verkooren om voor hun eene Constitutie te ontwerpen; ten einde hun diep verval indien mogelyk te herstellen, en geef ik tot dit laatste de middelen aan de hand, dan kunnen de vruchten van mynen arbeid U niet onaangenaam zyn. Ongetwyfeld verwagt de Natie van U bondiger en beter doordagte Plannen, maar vertrouwe van uw Vaderlandsliefde, dat myne welwillendheid het gebrekkige hier in zal verschoonen. Belangloos offer ik deeze Verhandeling aan U op als een schuld aan myn Vaderland verpligt. Ik ben beloond, als 't Land, waar op ik het eerste daglicht heb aanschouwd, door de voorgeslaagene middelen gelukkig wordt. Myn warme Vaderlandsliefde wierd telkens opgewekt, als ik in de Dagbladen de doorwrochte voorstellen van veelen uwer, tot herstel van Neêrlands Welvaard, leesde. Nimmer zou ik het gewaagd hebben, zo vrymoedig te schryven, of myne Wysgeerige denkbeelden, zo strydig tegen de zedert Eeuwen geleerde Grondbeginzelen van Staatkunde, op te geeven, indien ik niet bemerkt had, dat groote Mannen, door Neêrlands Volk tot hunne Representanten verkooren, volkomen dagten omtrent veele onderwerpen, gelyk ik. In myn Werk had ik dus niet noodig om de waarheid een masker aan te doen, naar de Mode van Staatkunde; ik behoefde niet te plooien, te veinzen of te draaien, als ik de Rechten van de Menschheid voorstondt, en voorledene en tegenwoordige gebreken aantoonde. Het is niet genoeg voor een Volk vry te zyn, en hunne Representanten te verkiezen. Neen! de magt der Representanten moet bepaald zyn, zonder | |
[pagina 172]
| |
dat verandert het Volk maar van Meesters. Ik weet wel, dat deeze myne Leer een Crimen laesae Majestatis zou zyn, onder alle overheerschend Gezag; maar de Wysgeer, die de Menschlyke Natuur kent, de Geschiedenissen der Waereld heeft geleezen en met verstand beoordeeld, kan niet onkundig zyn, dat alle niet wyslyk bepaalde magt, hoedanig haare verkiezing mag geschieden, in het einde op overheersching uitloopt. Waarheden, Barger Representanten! welke gy door uw loflyk gedrag betoont te kennen, en met daaden bewyst geen misbruik van uwe magt te willen maaken. Hy, die met eene wysgeerige aandagt het bestuur der Physieke Waereld beschouwt, vindt alles bepaald; Oorzaaken en Uitwerkzelen staan in een onafgebrooken verband. Heeft de wyze Schepper der Natuur zich die orde voorgeschreeven, zou dan de Mensch, behoorende tot de Moreele Waereld, zich die wyze bepaalingen onttrekken, dan kon ook de wanorde nimmer hersteld worden; maar zouden de Volks Maatschappyen in 't einde zichzelven verwoesten. Burger Representanten! Ik laat aan uw oordeel te onderzoeken de Grondbeginzelen der Fragmenten myner voorgestelde Constitutie. Ik heb de gebreken van ons voorig Bestuur onderzogt, ik heb myne redenen voor een één en onverdeeld Gemeenebestbewind opgegeeven, een Generaal Plan van Belastingen (in plaats van de beweezen bedriegelyke Quotaas) voorgesteld, geëvenredigd naar de meerdere of mindere vermogens der Provincien en Ingezetenen van dien. Myn ontwerp van Belastingen heb ik geschikt naar de belangens van Koophandel, Fabrieken, Industrie en alle takken van Volkswelvaard, als overreed, dat, zonder deeze of dergelyke algemeene Belastingen, alle herstel hooploos is. Wat verbeteringen in den Landbouw te doen zyn, heb ik oppervlakkig opgegeeven; maar waar van de Plannen op dien grond uitgewerkt kunnen worden; want het is van geen liefhebber te vergen, dat hy eerst, ten zynen koste, de daartoe noodige waarneemingen doet, en dan een uitgewerkt Plan overgeeft. Doch dit is zeker, dat ieder jaar verzuim hier in Millioenen schadens aan het Land toebrengt, maar daar zal ook tyd toe noodig weezen om een uitgewerkt Plan te ontwerpen, dat in alle opzichten betrekkelyk de uitvoering Wiskunstig moet beweezen worden. | |
[pagina 173]
| |
Om den vervallen Koophandel, Fabrieken en Industrie, te herstellen, heb ik mogelyke middelen opgegeeven, maar die ook alle in verband staan met myn Ontwerp van Belastingen. CEconomie is 'er noodig in ons 's Lands bestuur, en zonder dat is ons Vaderland verlooren. Wy zyn met meer andere Mogendheden in het Financieele insolvent; Kunst en Overleg zal 'er noodig zyn om ons vervallen Nationaal Credit te herstellen: een herstel zo noodzaaklyk, dat, by verzuim van 't zelve, 's Lands Financien, zo wel als alle burgerlyke welvaard, onherstelbaar zullen weezen, beide staan in zo een naauw verband, dat, indien men de vaste Fondsen nog meerder laat daalen, veele van Neêrlands Rykdommen in luchtbellen zullen veranderen. En tot heden hebben wy geene blyken gegeeven van de grondbeginzelen van het Financieele vak te verstaan, even zo min als de Franschen, en daarom heb ik het zelve, naar myne geringe kundigheden, zo veel toegelicht als mogelyk was. Maar, Burger Representanten! zonder eene goede Constitutie is alle arbeid tot Herstel verlooren, en zullen de uitgebotte bloeizemknoppen der Vryheid weinig vruchten geeven tot algemeen geluk des Volks. Te pronken met de naamen van Vryheid, Gelykheid en Broederschap, zyn zonder daadzaaken klanken. Neen! de heilryke vruchten van dien moeten zyn een bestendige bloei en welvaard van Neêrlands Burgeren. Bewust dat dit de wensch van alle waardige Volksrepresentanten is, zo heb ik daarom vrymoedig en zonder vleiery geschreeven.’ |
|