Kerken voorgeleezen. Ten aanzien der jongstberoepene Hervormde Predikanten te Amsterdam hebben wy, meer dan eens, na genoeg dezelfde bedenking hooren opperen, raakende het gevaar, hun tydlyk bestaan van eene mogelyke Tegenomwenteling dreigende. Gelyk wy van heeler harte wenschen, dat Do. van voorst voor dat mogelyke gevaar moge behoed worden, vertrouwen wy tevens, dat de voorgeslagene Vereeniging, indien zy ooit tot stand koome, niet op zo lossen voet zal worden aangegaan, dat eenig Leeraar daar door van zyn tydlyk bestaan zou kunnen ontzet worden. - Op het Adres des Remonstrantschen Briefs, maakt van voorst in zynen volgenden nog verdere aanmerkingen. Volgens dezelve behoorde de Brief niet aan de Gemeenten geaddresseerd geweest te zyn, maar, volgens den aart der Kerkelyke inrigtingen by de Hervormden, het bewuste Voorstel, in de eerste plaats, by de Synoden, en van daar, wanneer het aanneemelyk wierdt geoordeeld, tot de Classen, en vervolgens tot de Kerkeraaden en Gemeenten, gebragt te worden: invoege, dat, indien, buiten zulk eene wyze van doen, eenig Hervormd Leeraar zich tot Vereeniging inliet, dezelve niet alleen trouweloos aan zyne verbintenis zou worden, maar ook, in de plaats van Vereeniginge, eene Scheuring zou bewerken. Wyders staat van voorst stil op het ontydige van dit Voorstel. Zou men, vraagt hy, wel ongelukkiger tydstip kunnen uitdenken, dan het tegenwoordige, om zodanige Vereeniging te willen bewerkstelligen? Te meer nog, daar de Schriften van den Remonstrantschen Leeraar c. rogge, in welke, schryft van voorst, ons Kerkgenootschap in 't geheel niet in een gunstig daglicht wordt geplaatst, zeer veele gemoederen vry ongunstig doen denken over de bedoelingen dier Broederschap. - Het doet ons leed, dat een Leeraar des liefderyken Euangeliums van christus, in een oogenblik, vertrouwen wy
liefderyk, van onoplettendheid, zich deeze uitdrukking heeft laaten ontvallen. Hoe! de Remonstrantsche Broederschap zou eene algemeene Vereeniging voorslaan - en zy zou, op dien zelfden tyd, bedoelingen hebben, die tot ongunstige denkbeelden, wegens haar, aanleiding geeven! Door welk eenen Bril moeten die argdenkenden rogge's Schriften geleezen hebben? - In den derden Brief antwoordt van voorst op de Vraage, wat het gevolg zou geweest zyn, indien de Remonstrantsche Broederschap zich rechtstreeks, aan de Gemeenten