kondigden eenige arme Hebreeuwen, aan onderscheidene Volken der aarde, de Geschiedenis van Jesus van Nazareth, met welken de meesten hunner in verschillende vlekken van Judea gebedeld hadden: de Heilige Geest, die hen steeds de waarheid ingaf, bemoeide zich niet met de wyze op welke zy die moesten verkondigen; hy schonk hun de gave der overtuiging, die verre boven de menschelyke welspreekenheid verheeven is; maar hy leerde hun noch redentwisten noch wel schryven: van daar komt het, dat het Evangelie en eenige Zendbrieven, in de oogen der taalkundigen, in zulk een gemeenen styl geschreeven zyn; zy verdienen niet te minder onzen eerbied. Hier ziet men de taal van eenen Onder-Commis aan de Poorten van Capernaum; en daar vindt men de taal eens Nettenbreiders, die, om zyn bestaan te vinden, in het Meir van Nazareth paling vischte.’ - Zo laag, zo veragtlyk laag, als deeze Schryvers hier nedergezet worden, zo zeer wordt paulus, om hem voorts te vernederen, als uitgeleerd in spitsvindigheden voorgedraagen. Alles met het baarblyklyk doel, om de Schriften des N.V. en den Grondlegger des Christendoms in een even veragtlyk licht voor te stellen.
En of de in 't Werk verspreide schampere en spottende aanmerkingen tegen het Christendom niet genoeg waren, worden ze, in eene en andere Aantekening, agteraan gevoegd, nog eenigzins verzwaard, door eene hand, die deerlyke onkunde, zo geen slegt hart, verraadt.
Wat voorts de Geschiedenis der Sorbonne zelve betreft. Dat de Geestlykheid, die hier ten tooneele treedt, veele der hekelende aanmerkingen dubbel verdiend hebbe, staan wy ten vollen toe; doch het Werk is met eene verveelende langdraadigheid veelal geschreeven. Drie Hoofdstukken, onder welke men geeuwt, worden aan jeanne d'arc, de bekende Maagd van Orleans, besteed.
Geen Tweede Deel deezes Werks is ons ter hand gesteld; en, dit reeds in 1794 uitgegeeven zynde, beginnen wy te vermoeden, dat de Vertaaling, althans het drukken, is blyven steeken: zo geen genoegzaam Vertier de verdere uitgave gestremd hebbe, verheugen wy ons deswegen. Het strekt onzen Landgenooten ter eere.