| |
Algemeene bedenkingen over de leevensbeschryvingen.
Leevensbeschryvingen maaken geen gering gedeelte uit van het onderhoudendst, en daarom geenzins het minst gezogt, voorwerp der Leesgraagte. Om deeze voorwerpen te verschaffen zyn veelen gereed, en, door zeer onderscheidene beweegredenen gedreeven, wordt de pen ter Leevensbeschryvinge opgevat. Het zal, overzulks, geene geheel overtollige, geene ongepaste, stoffe weezen, kortlyk na te gaan, hoe de Leevensbeschryvingen moeten vervaardigd worden, om de grootste maate van Onderwys mede te deelen.
Allerwegen wordt toegestemd, dat deeze tak van Geschiedkunde geschikt is om meer nuttige einden te bereiken dan eenige andere: naardemaal de daaden en gebeurtenissen, welke de Leevensbeschryving vermeldt, den mensch als mensch het naast betreffen.
| |
| |
In de Geschiedenis van een Volk, worden wy veeleer onderhouden als Staatkundigen, en verlicht als Staatslieden, dan onderweezen als Menschen. In de Geschiedenis van de Opkomst en het Verval der groote Ryken, wordt eene verheevene nieuwsgierigheid gewekt; eene nieuwsgierigheid, welke de Menschen te gader genomen ten voorwerpe heeft; maar wy zoeken te vergeefsch, mag ik my zo uitdrukken, na bepaalde en op zichzelven staande voorwerpen.
Wy mogen een Koning of Keizer aantreffen, en diens bedryven nagaan: maar wy herinneren ons teffens terstond, dat zyne bedryven, in 't algemeen, de bedryven zyn van zyne Raads- en Staatslieden; en dat de Dapperheid, hem toegekend, of de Voorspoed der Wapenen, hem toegeschreeven, eigenlyk t'huis behooren, althans ver den meesten tyd, by zyne Onderdaanen en Krygsknegten: maar wy stellen, als mensch, geen belang in zyne bedryven; dewyl wy hem in eenen kring beschouwen, welken wy, naar alle menschlyke waarschynlykheid, nooit zullen bewandelen; en die, zo lang de wereld bestaan heeft, slegts door weinig honderden van de ontelbaare Millioenen Menschen betreeden is.
In de daad, ware het niet om het vermaak, 't geen de Algemeene Geschiedenis oplevert, de nieuwsgierigheid, welke dezelve wakker en gaande houdt, en voldoet, alsmede ter oorzaake van den Volkstrots, welke soms gestreeld wordt; en indien het door zommigen niet geschiedde als pligtmaatig voor de zodanigen die van de Geschiedkunde niet wel onkundig mogen blyven; de Algemeene Geschiedenis zou dikwyler met wansmaak ter zyde gelegd, dan uit vermaak opgevat, worden.
Wat verschaft de Geschiedenis der meeste Volken ons, dan een verhaal van misdryven en wreedheden? Het beste en bevalligste gedeelte van de vordering en volmaaking eens Volks kan niet verhaald, of slegts met het uiterste van den vinger aangeroerd, worden. Immers hoe kort zyn meestal, in de Geschiedenissen, de berigten van den vreedzaamen en stillen voortgang der Kunsten, des Handels, der Beschaavinge. Hoe vaak worden deeze geheel overgeslaagen; terwyl de Geschiedschryvers hunne aandagt meest vestigen op, en zich sterkst bevlytigen om de bedriegeryen der Hoven te ontwikkelen, het wargaaren van Staatslisten te ontknoopen, de staatkunde en streeken der Staatslieden in 't breede te ontvouwen, of de leevens, aan het slagzwaard
| |
| |
der Dwinglandye opgeofferd, op te tellen, de stribbelingen der Eer- en Heerschzugt te vermelden, of de poogingen der worstelende Vryheid, zo menigvoud in zwaarder onderdrukking eindigende, en schaars gelukkig geslaagd, voor de Naakomelingschap op te tekenen.
Maar, in de Leevensbeschryvingen van Mannen, uitsteekende door natuurlyke of verkreegene bekwaamheden, in eenigen tak van weetenschap, of het streeven na voorwerpen van algemeen nut, worden wy zeldzaam geschokt door gemelde spoorloosheden en ontzettende gebeurtenissen. Ontmoeten wy, gelyk zulks niet missen kan, zwakheden en gebreken, het voordeel, 't welk wy trekken, als deeze de tegenover hangende schilderyen ontmoeten van uitsteekende deugden of schitterende bekwaamheden, verschaft ons een ryken oogst der gewigtigste lessen, der heilzaamste en menschkunde bevorderendste voorbeelden.
In de opgemelde gevallen betreft de stoffe ons zo zeer van naby, dat wy veelligt den afstand vergeeten tusschen ons en de Persoonen van welken gesprooken wordt. Wy zyn gereed om hun te beschouwen als voorbeelden, die wy mogen volgen, als zy ons pryswaardig voorkomen; wier ondeugden wy moeten schuwen en beklaagen, als wy weeten wat dezelve veroorzaakt of tot dien trap gedreeven heeft: terwyl wy na de verworvene beroemdheid mogen streeven, in hoope, dat, het geen eenmaal verworven is door het wel aanleggen en vlytig besteeden der bekwaamheden, niet zal ontstaan aan eene tewerkstelling dier zelfde middelen.
Gelyk men erkent, dat de Leevensbeschryvingen eene zeer hooge maate van nuttigheid hebben, zo heeft men die soort van Schriften ook met regt aangemerkt als een middel, waar door de Nieuwsgierigheid de grootste maate van voldoening erlangt. Dan, om deeze allenthalven te voldoen, heeft men eenen weg ingeslaagen, de veiligheid van welks betreeden van zommigen in twyfel getrokken wordt.
De voornaamste en hoofd-bedryven des Leevens van een uitsteekend Man te weeten, een Man uit den duisteren hoek der vergetelnisse in den klaaren dag der kennisse te haalen, onderrigt te ontvangen van het verband tusschen zyn openbaar en huislyk leeven, en zelfs zodanige gezegden van hem opgehaald te vinden als in 't byzonder strekken om de geestigheid of het verstand, daar in opgeslooten, te doen kennen - al dit mag men vrylyk verwagten, en zelfs verlangen, in de Leevensverhaa- | |
| |
len van Geleerden en eerste Vernuften. Dan hier valt de Vraage, of het eigenaartlg, of het nuttig, is, elken kleinen misslag, elke haastige uitdrukking, elke opwelling van ydelen trots, van welke, in zekere omstandigheden, geen mensch vry is, op te haalen? Of het tot een Leevensberigt behoore, te vermelden, elk gevoelen, 't welk hy, in een oogenblik van losheid, of in een slegten luim, zich liet ontvallen; en, om kort te gaan, elke omstandigheid te vermelden, die men zich kan herinneren, of van hooren zeggen heeft? - Eene handelwyze, welke men aantreft omtrent deezen en geenen, wier Leevensberigten, in deezen laatsten tyd, zyn opgesteld, en door veelen toegejuichd wordt; die daar in het smaaklykst voedzel vinden voor bedil- en vitzugt, voor kwaadspreekenheid en bezwalking, ook van anders zeer pryswaardige Characters. - Voorbeelden zouden wy hier van kunnen ophaalen, zo binnen- als buitenlandsche: doch, deeze daar laatende, willen wy over de zaak zelve eene en andere aanmerking mededeelen.
De groote Vraag is: moeten wy, eens Mans Leeven beschryvende, alles vermelden wat wy van hem weeten? - Onzes oordeels behoort deeze Vraag ontkennend beantwoord te worden. - Een Leevensbeschryver behoeft niet alles te verhaalen, wat hy weet, van het voorwerp zyner beschryvinge, dewyl veel daarvan niet verhaalenswaardig is; en eenige byzonderheden, zonder iemand eenig nut te verschaffen, de gedagtenis des overledenen kunnen schandvlekken, en het genoegen zyner Naagelaatene Vrienden, zonder elders eenige vrugt te doen, stooren. By voorbeeld. 't Geen ons in vertrouwen gezegd is, behoort niet ter Drukpersse overgeleverd te worden: de dood kan het heilig vertrouwen eens byzonderen gehouden Gespreks niet verbreeken.
Het is de post eens Leevensbeschryvers, alles te vermelden wat nuttig is, en strekt om het Character des door hem geschetsten Mans in de hooftrekken getrouw te doen voorkomen. - - Secrete Memorien, kleine gebreken en onvolmaaktheden, aan alle Menschen gemeen, en daarom der opmerkinge onwaardig als tot een groot of verstandig Man behoorende, zyn als de drek en vuiligheid, die zich verzamelt, of met een nydige hand geworpen wordt, op een welgehouwen Standbeeld. De Beeldhouwer zou die vuiligheid wegdoen, en te veel eerbieds hebben voor den afgebeelden overledenen, en voor zyn eigen naam, om vui- | |
| |
ligheid aan die vuiligheid toe te voegen: veel min zou hy, by zyn verstand zynde, die smetten van vuiligheid 'er eerst opwerpen.
Indien, egter, het onderwerp eener Leevensbeschryvinge de smette eener groote misdaad, of ondeugd, aankleeft; deeze behoeft noch behoort bedekt of vergoelykt te worden. Het wordt dan een onvermydelyke pligt, die misdryven met dezelfde getrouwheid te verhaalen, en in dien afzigtigen dag te zetten, als men doet van andere snoodaarts. Het zou de ongerymdheid zelve weezen, het Leeven te beschryven van eenen, wegens het pleegen van moord, op het schavot gestraften, en dit laatste te verbergen.
Maar welk een verband is 'er tusschen het betragten deezes pligts van Getrouwheid, en de verregaande angstvalligheid, om te vermelden, dat een Geleerd Man, die nabyziende was, visch met zyne vingeren at! Alles wat nuttig is, alles wat ter bereiking van eenig zedelyk oogmerk kan strekken, of iets toebrengt om den voorraad van Letterkennis en Oordeelkunde te vermeerderen, verdient, buiten eenigen twysel, verhaald te worden. Maar de gesprekken, door iemand gehouden, die met onbeschoftheid begonnen en met vinnigheid werden voortgezet, en ter bronne strekten van een veel jaaren duurenden wrok, zonder iets goeds te baaren, moeten in vergetelnis blyven. Indien men iemands woorden, hem in haastigheid en drift ontvallen, en zyne geringste bedryven van dien aart, in opmerking neemt, wie kan dan veilig weezen? Inzonderheid, wanneer hy ongelukkig in verkeering geraake met iemand van dien stempel, die, gelyk wy 'er ontmoet hebben, voor eene gewoonte hadden, om van eene vertrouwlyke verkeering met iemand aantekeningen te houden, ten einde daar van, ten eenigen tyde, gebruik, of liever misbruik, te maaken. Iemand van die munte liet zich over dit bedryf, in een gezelschap, met veel zelfvoldoenings uit; en gevraagd, waar toe die optekeningen dienden als men met iemand op een vriendlyken en gemeenzaamen voet verkeerde? hadt hy de onbeschaamdheid om te antwoorden: ‘Hy, die nu myn Vriend is, kan myn Vyand worden, en als dan kan ik het te passe brengen.’
‘Het kan van nut zyn,’ schryst iemand, ten aanziene van den ommegang, ‘op te merken, dat het een vry algemeene misslag is, van lieden met uitsteekende vermogens begaafd, dat zy tot Gezelschapslieden Menschen kiezen, die hunne Mededingers niet kunnen wee- | |
| |
zen, en zich te verbeelden, dat zy veilig zyn, om dat zy het in dien kring gemaklyk vinden. Maar, in de daad, zy zyn veiliger onder huns gelyken. 't Is waar, in de over en weder gegeevene geestige slagen, mag zomtyds hun hoogmoed een gevoeligen tik krygen, en hunne zelfliefde eene wonde toegebragt worden: maar zy zullen, in dien kring, de zodanigen niet aantreffen, die op hunne woorden letten, hunne zwakheden gadeslaan, en zich, voor het bedwang, waar in zy zich bevinden, staande hunne tegenwoordigheid, ruime vergoeding verschaffen, door zich, in andere gezelschappen, eene meerderheid te geeven, en daar de gehoorde onbedagte gezegden op te haalen, hunne gebreken te ontmaskeren, of den door hun welverdienden lof te beledigen, door de vergrootingen van uitbundige en buiten spoor hollende lofspraake.
Wanneer wy ons onledig gehouden en vermaakt hebben met het leezen van welopgestelde Leevensgeschiedenissen, hoedanige wy, van tyd tot tyd, in ons Mengelwerk plaatzen, en elders in ruimen overvloed voorhanden zyn, zullen wy niet verlangen na eene andere soort, welke alleen kan smaaken aan gehemelten op schand- en smaadtaal verlekkerd; of die aan de minste kleinigheden het meest blyven hangen, en, den kinderen gelyk, belang in beuzelingen stellen. Met welker vermelding, 't zy in de Leevensschetzen zelve, 't zy in daar agter gevoegde ophelderende Aantekeningen, hedendaagsch ook anders fraai opgestelde Leevensgeschiedenissen, in stede van voltooid, met de daad ontcierd, worden.
Ten besluite van deeze myne Algemeene Bedenkingen, bezig ik de woorden eens Engelschen Schryvers over dit Onderwerp. ‘De Leevensbeschryving kan uit tweeërlei oogpunten beschouwd worden. Dezelve is zeer aangenaam en nuttig, wanneer zy geen ander oogmerk heest, dan om alleen de Leevensomstandigheden te vermelden van voortreflyke Mannen, en berigt te geeven van hunne Werken; maar dezelve heeft een veel edeler en hooger doel. Zy mag aangemerkt worden als ons eene verscheidenheid van gebeurtenissen opgeevende, die, even als de Proeven in de Natuurlyke Wysbegeerte, de stoffe opleveren om algemeene waarheden en beginzels daar uit te trekken. - In de daad, wanneer men de kennis, door het leezen der Leevensbeschryvingen verkreegen, gebruikt om onze kunde van de Menschelyke Natuur meer en meer uit te breiden, om een edelen nayver
| |
| |
te ontvonken, om onze vooroordeelen te verbeteren, onze begrippen te zuiveren, en ons gedrag diensvolgens te regelen, dan eerst treft de Leevensbeschryving het rechte doel, en vertoont haare hoogste nuttigheid. - Behalven dat de Leevensgeschiedenis eene zeer aangenaame uitspanning aan den geest schenkt, en eene rechtmaatig verschuldigde schatting mag heeten, aan verdienstlyke Characters verschuldigd; klimt dezelve tot de waardigheid van eene Weetenschap op, en, dat meer is, van zulk eene Weetenschap, als, door alle tyden heen, gehouden moet worden van eene byzondere aangelegenheid en het hoogst belang te weezen, dewyl zy den mensch ten voorwerpe heeft.’ |
|