Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van John Hunter, Esq. beroemd Chirurgyn.‘De Man, wiens Leevensberigt dit opschrift vermeldt, behoort onder de Mannen van onzen tyd, die een Naam gemaakt hebben, welke zich niet alleen tot zyn Geboorteland bepaalde, maar verder klonk, en ook in ons Land meermaalen met roem vermeld werd. Ons Mengelwerk is aan Vertoogen, uit zyne pen gevloeid, en | |
[pagina 636]
| |
in de Philosophical Transactions geplaatst, een en ander opmerkenswaardig Stuk verschuldigd; billyk dan ook, dat wy zyns, naa zynen dood, gedenken, en eenige weinige bladzyden, in ons Mengelwerk, aan een Leevensberigt diens Mans inruimen.’
* * *
John hunter was een jonger Broeder van wylen Dr. william hunter, gebooren in het Landschap Lanerk, in Schotland, omtrent het Jaar MDCCXXVIII. Dat men geene byzonderheden van het vroegste tydperk zyns leevens kan vermelden, zal niemand verwonderen; naardemaal hy, wel verre van eenige blyken eener aanstaande beroemdheid te geeven, in zyne jeugd Leerjongen was by een Wieldraaijer of Timmerman, of, zo anderen willen, by een Scheepmaaker. Wat hier van ook zyn moge, hy was zo verre van louter een Handwerksman te zyn, dat hy bleek de geschiktheid te hebben, om, in een ander vak, zeer groote vorderingen te maaken. Wanneer, omtrent den Jaare MDCCXLVI, zyn Broeder william openbaare Lessen over de Ontleedkunde hieldt, gaf deeze aan John eene plaats in de Ontleedkamer. Deeze plaatzing lag den grond van zyn volgenden Rykdom en Beroemdheid. Hy bevlytigde zich op het oefenend gedeelte der Ontleedkunde, met zo veel vlyts en zulk een gelukkigen uitslag, dat zyn Broeder, in den Jaare MDCCLVII, hem geen gering deel gaf aan eene Ontdekking, ten dien tyde het onderwerp eens Geschils tusschen Doctor hunter en den Hoogleeraar monro. Maar, dewyl dit Geschil, en eenige andere van dien aart, waar in de beide Broeders zich ingewikkeld vonden, voor dit Leevensberigt niet geschikt is, moeten wy de des begeerigen na elders wyzenGa naar voetnoot(*). Ingevolge eener ongesteldheid, verliet Mr. hunter zyns Broeders Ontleedzaal, en werd Chirurgyn in St. George's Hospitaal. Dan hier bleef hy niet langer dan vyf maan- | |
[pagina 637]
| |
den. Dit was het begin van zyn Chirurgynschap. ‘John hunter's opvoeding,’ schryft Mr. foot, ‘schynt in eene omgekeerde reden te staan tot die van alle andere Chirurgyns. Om een Chirurgyn te worden, besteedde hy veele Leerjaaren in Ontleedkundige naspenringen, en slegts vyf maanden in 't geen eigenlyk het werk van een Chirurgyn mag heeten: terwyl anderen, tot dit beroep, hunne Leerjaaren by Chirurgyns doorbrengen, en slegts voor een jaar of twee de Ontleedkunde bywoonen.’ Om den grondslag te leggen tot het daadlyk beoefenen der Chirurgie, kreeg hy een plaats by de Staf van het Leger, en was by de Krygsmagt, die, in den Jaare MDCCLXI, Belleisle veroverde. In 't volgend jaar toog hy met het Leger na Portugal, en keerde in Bloeimaand in Engeland terug. Dit jaar het einde des oorlogs zynde, huurde hy een Huis in Golden-Square, en won 'er de kost. Allengskens nam zyn werk toe, en hy werd een Chirurgyn van naam in Londen. Met den jaare MDCCLXVII werd hy tot Lid van de Koninglyke Societeit benoemd; en in Wintermaand des volgenden jaars, naa den dood van Mr. gataker, tot Chirurgyn van St. Georges Hospitaal aangesteld; en twee jaaren laater tot Buitengewoon Chirurgyn van zyne Majesteit verheeven. Zo zeer en zo spoedig bevorderd, trouwde hy, in 't Jaar MDCCLXXI, aan de Dogter van Mr. home, Chirurgyn, in Suffolk-street, Charing-cross. Meer vertoons begon onze hunter te maaken toen hy in 't Naajaar des Jaars MDCCLXXIII eene aankundiging liet doen van Chirurgicaale, Physiologische en Anatomische Lessen, door hem te houden, die hy eenige jaaren aanhieldt, ten zynen huize, in Jermyn-street. Met den Jaare MDCCLXXXIII nam hy zyne wooning in Leicester-Square, in een zeer groot Huis, waar hy een ruime kamer schikte tot een Museum; een ander tot een openlyk Chirurgisch Levee, op elken Zondag-avond; een ander tot een Lyceum voor Medicinaale Geschilvoeringen; een ander om Lessen in te houden; een ander tot de Ontleeding; een ander tot een Drukkery en Pakhuis; en eindelyk nog een ander tot het verkoopen zyner Heelkundige Werken. Hunter's Museum was eene hoogschatbaare Verzameling, van een zeldzaamen en uitgebreiden aart. Ten aan- | |
[pagina 638]
| |
ziene van de schikking, begint het met de eenvoudigste en voornaamste deelen van het Menschlyk Lichaam, en van die zelfde deelen in andere Dieren, wanneer dezelve van een ander maakzel zyn. - Voorts gaat het over tot de meer zamengestelde deelen, als het Hart, van dat des Menschen af, tot het Hart van alle Dieren van welke hy hetzelve had kunnen bekomen; alle de verscheidenheden daar van blootleggende. - Der Menschen Maag en de Maag van andere Dieren, als mede de Ingewanden, worden in Preparaten vertoond. - De Beenderen van elk Dier, 't welk hy kon magtig worden, vertoonen zich in Geraamten. - In de schikking van niet ontleedde Dieren, maakte Mr. hunter eenen aanvang met het Dier 't geen hem het minst zamengestelde voorkwam, voortgaande tot de meer zamengestelde, en eindigende met den Mensch. - Groot is de voorraad der Afwykingen van de Natuur, veelal met den naam van Monsters bestempeld. - Ook is 'er eene verzameling van overblyfzels van versteende Dieren; en eindelyk eene groote menigte van Calculi, of Steenen, die in verscheide Dieren gevonden worden. Naa den dood van Mr. pott, in den Jaare MDCCLXXXVIII, verkreeg Mr. hunter eene zeer uitgebreide Praktyk: hy werd meer geraadpleegd, meer geroepen, dan eenig ander Chirurgyn. Met den Jaare MDCCLXXXIX volgde hy Mr. adair op in de post van Chirurgyn- Generaal en Inspector van de Armée. Dan niet lang genoot hy de eerposten door hem beklommen, en de voordeelen daar aan vast. Op Woensdag den 16 van Wynmaand des Jaars MDCCXCIII overleedt hy in St. George's Hospitaal, den ouderdom van vier en zestig jaaren bereikt hebbende; 's Woensdags daar aan volgende werd hy ter aarde besteld. Mr. hunter's Werken zyn, I. The Natural History of the human Teeth, 4to. 1771. - II. A Practical Treatise on the Diseases of the Teeth; intended as a Supplement to the Natural History, 4to. 1778. - III. A Treatise on the Venereal Disease, 4to. 1786. - IV. Observations on certain Parts of the Animal Oeconomy, 4to. 1787. Behalven deeze grootere Werken, schreef hy verscheide Stukken, geplaatst in the Philosophical Transactions van het Jaar MDCCLXXII tot MDCCXCII. De meeste deezer loopen over onderwerpen tot de Natuurlyke Historie behoorende, welker Studie zyne meestgeliefde | |
[pagina 639]
| |
bezigheid scheen. In de behandeling van dit gedeelte der Natuurkunde, betoonde hy zulk eene geschiktheid om Proeven te doen, en zulk eene maate van geduld in het naspeuren, dat hy by den grooten roem, dien hy als Chirurgyn en Ontleedkundige verwierf, ook dien van een vlytig en gelukkig slaagend Natuurkenner voegde. Mr. hunter liet één Zoon naa, die, by zyns Vaders dood, twintig jaaren bereikt hadt, en zich toen op de Hoogeschool van Cambridge bevondt. Den volvoerderen van zyn Uitersten Wil gaf hy volmagt om zyn Museum aan het Gouvernement aan te bieden, onder beding van eene som aan zyne Familie te betaalen, zeer verre beneden 't geen het hem oorspronglyk gekost hadt. Wy verneemen dat dit aanbod is aangenomen, en dat, ingevolge hier van, dit onschatbaar Museum, ten algemeenen gebruike, in zyn geheel zal bewaard worden. - Dit te koop en op prys stellen zyns Museums onderschraagt de gedagte, dat Mr. hunter, hoe zeer ook uit de Posten die hy bekleedde, en van zyne Praktyk, een ruim inkomen hebbende, niet ryk gestorven zy: men schryft dit daar aan toe, dat hy altoos het meerendeel van 't geen hy, door zyne tegenwoordige bekwaamheden, kon winnen te koste lag aan middelen, om voor het vervolg nog grooter schat van kundigheden op te doen. |
|