Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKeurig bericht wegens het konst- of tafel-ys.Reeds in de oudste tyden verstond men, in de heete Landen, de kunst, om de Sneeuw geduurende den Zomer ter verkoeling der dranken in voorraad te bewaaren. Salomon spreekt hier van reedsGa naar voetnoot(*); en in de Schriften der Grieken en Romeinen zyn de bewyzen zo talryk, dat ik ze niet verhaalen kan, te meer daar reeds een groot gedeelte door anderen is opgezameldGa naar voetnoot(†). Zeer gaarne zoude ik eenig bericht geeven, hoedanig de bewaarplaatsen voor de Sneeuw ingericht wierden, zo ik iets uitvoerigs daar over had aangetroffen. - Het geen ik 'er van weet, is het volgende. Dat de Sneeuw in groeven bewaard wierd, wordt van veelen verhaaldGa naar voetnoot(‡). Toen Alexander de Groote, in Indiën, de Stad Petra belegerde, liet hy dertig groeven maaken, en dezelve niet takken van Eikenboomen bedekken; dus bewaarde hy de Sneeuw zeer langGa naar voetnoot(§). Plutarchus zegt, dat eene bedekking van hooi en ruuwe klederen genoegzaam is, en noch tegenwoordig handelt men 'er niet veel anders mede in Portugal. Dáár, waar zich de Sneeuw in eene diepe valley ophoopt, | |
[pagina 617]
| |
wordt ze met gras of zooden, en met Schaapen-mest, bedekt, en waar onder ze zoo goed bewaard blyft, dat men ze, den gantschen Zomer door, tot op den afstand van 60 Spaansche mylen naar Lissabon verzendtGa naar voetnoot(*). Wanneer de Ouden eenen koelen drank wilden hebben, dronken zy, of de even vloeibaar gemaakte Sneeuw zelve, of wierpen ze in den wyn, of plaatsten den beker met wyn in de Sneeuw, en lieten hem daarin na verkiezing verkoelen. Zeer zuiver schynt zy evenwel in hunne groeven niet gebleeven te zyn; gewoonlyk was 'er zo veel hooi by gemengd, dat het Sneeuwwater 'er iets van gekleurd was, en eenen bysmaak had; waarom men hetzelve, of den daarmede verkoelden wyn, eerst doorlekken moestGa naar voetnoot(†). Dat tot hetzelfde gebruik ook Ys bewaard wierdt, is uit eenige bewyzen waarschynlykGa naar voetnoot(‡). Het schynt echter oudtyds in de heete Landen niet zo veel in gebruik geweest te zyn, dan in de meer Noordlyke Gewesten. Noch tegenwoordig gebruikt men, in Italien, Spanjen en Portugal, de Sneeuw; in Persien integendeel het YsGa naar voetnoot(§). Ik heb ook nergens eenig naricht van de Grieksche of Romeinsche Ys-groeven kunnen vinden. De Leeraars in de Landbouwkunde zwygen 'er ook van stilGa naar voetnoot(**). | |
[pagina 618]
| |
Men heeftook reeds vroeg 'er aan gedagt, om den graad van koude van 't water te vergrooten zonder Sneeuw of Ys, en daartoe van de waarneeming gebruik gemaakt, dat het schielyker koud wordt, als het te vooren gekookt, of ten minsten warm geweest, is, en het dan eerst in de Sneeuw plaatst. Plinius schynt dit voor eene uitvinding van nero te houdenGa naar voetnoot(*); en eene plaats by suetoniusGa naar voetnoot(†) maakt het ten minsten waarschynlyk, dat hy veel van deeze verkoeling hield; zy is echter veel ouder. Hippocrates schynt ze reeds gekend te hebbenGa naar voetnoot(‡), zo als galenus gelooftGa naar voetnoot(§). Aristoteles kende ze zeker; hy zegtGa naar voetnoot(**), eenigen hadden de gewoonte, het water, welk men schielyk koud wilde maaken, te vooren in de zon te plaatsen, en het daar eerst warm te laaten worden. Onder anderen, verhaalt hy, dat de Visschers, aan de Zwarte Zee, het riet, waarvan zy zich by hunne visschery op het Ys bedienden, met kookend water begooten, om het zeer stys te laaten bevriezen. Uitvoeriger is hier over galenusGa naar voetnoot(††). Hij zegt, deeze handelwyze is niet zo zeer in Italien en Griekenland, waar men Sneeuw kan krygen, gebruiklyk, dan wel in AEgypten en andere heete Landen, waar men geen Sneeuw of koele bronnen heeft. Het gekookte water wordt 's avonds, in aarden vaten of kruiken, in het bovenste van het huis, aan de nachtwinden blootgesteld; 's morgens worden deeze op den grond (mogelyk in eene groef) gezet, rondsom van buiten nat gemaakt, en alsdan met versche planten omwonden en bedekt, waar door het water den gantschen dag koel gehouden wordt. | |
[pagina 619]
| |
AthenaeusGa naar voetnoot(*), welke dit zelfde uit een der Boeken van protagorides verhaalt, merkt noch daarby aan, dat de met dit, geduurende den dag, in de zon warm geworden, water gevulde kruiken, 's nachts, op eene tochtige plaats, door bedienden geduurig van buiten nat gehouden, en 's morgens met hooi bedekt wierden. Op het Eiland CimolusGa naar voetnoot(†) plaatste men by dag warm geworden water, in aarden kruiken, in koele kelders, waar het zo koud als Sneeuw wierd. Men geloofde daarby altyd, dat water, welk te vooren warm gemaakt of gekookt was, door alle deeze middelen ten spoedigsten en sterksten verkoeld wierdGa naar voetnoot(‡); waarom men ook zo dikwyls van gekookt water, in de Schriften der Ouden, leestGa naar voetnoot(§). Noch tegenwoordig heerscht hetzelfde gevoelen in de Zuidelyke Landen van Asien; ook daar laat men noch tegenwoordig het water te vooren kooken eer men het 's nachts aan de koele nachtlugt blootsteltGa naar voetnoot(**). Evenwel zyn de proeven, welke hier over, door Natuurkundigen, genoomen zyn, zeer verschillend uitgevallen. Zekerlyk, als men kookend en koud water, onder dezelfde omstandigheden, aan de vorst blootstelt, zal het laatste reeds Ys zyn, eer het eerste noch eens ter deeg verkoeld is. Maar ook dan, als men gekookt en ongekookt water van een gelyken graad van warmte, onder dezelfde omstandigheden, aan de koude blootstelt, zal het eerste iets vroeger tot Ys zyn overgegaan. Het heeft, naamlyk, door het kooken, veel lugt verlooren, welke zich in het ongekookte water eerst vóór het bevriezen 'er uit moet ontwikkelen, waardoor het water in eene inwendige beweeging gehouden wordt, welke het Ys kan ophouden. Het is wel waar, dat gekookt water, by het verkoelen, weder lugt inzuigt; doch daartoe behooren, volgens de waarneemingen van mariotte, ten minsten 7 à 8 dagen. Men zoude aldus vermoeden, dat de Indiaanen gelyk hadden. Niet minder hebben de proeven van mariotteGa naar voetnoot(††), perraultGa naar voetnoot(‡‡), van de | |
[pagina 620]
| |
Academ. del CimentoGa naar voetnoot(*), van mairanGa naar voetnoot(†), en anderen, geen merkelyk verschil in den tyd van het bevriezen by gekookt en ongekookt water getoond; alleen had het eerste een vaster en helderer, het ander een meer met waterblaazen bezet, Ys gegeeven. In laatere tyden heeft j. black, volgens zyne proeven, wederom het tegendeel beweerd; hy zag gekookt water schielyker tot Ys overgaan, dan ongekookt, als het laatste in een volmaakte rust bleef. Wierd integendeel het laatste zomtyds met een stokje bewoogen, zo ging het even zo schielyk tot Ys als het ander. Dit onderscheid verklaart hy dus: eenige beweeging bevordert het bevriezen; dit ontstaat in het gekookt water door de wederinzuiging van lugt, alzo moet dit eerder tot Ys overgaan dan het ongekookt, wanneer dit in volmaakte rust blyft. Fahrenheit heeft reeds aangemerkt, dat geheel onbewoogen water eenige graaden onder het vries-punt tekenen kan, eer het tot Ys overgaatGa naar voetnoot(‡). De Heer lichtenberg, met wien ik over deeze zich zelv' wederspreekende resultaaten sprak, verzekerde, dat het hem niet verwonderde, dat die proefneemingen niet altoos dezelfde uitkomst hadden. De tyd van het bevriezen regelde zich naar omstandigheden, die men noch niet geheel kende. Een zekere, niet elke, graad van beweeging verhaast het bevriezen, zo als elk Ysdeeltje, welk zich aan den wand van 't glas aanzet, of uit de lugt 'er invalt, het genoegzaam verkoelde water oogenbliklyk tot Ys kan doen overgaan; en deeze onvermydelyke toevallen moeten, alle overige omstandigheden gelyk staande, een groot onderscheid in den tyd van het bevriezen te weeg brengen. Voor het overige, is het niet onverwagt, een onderscheid in den tyd te vinden, zo wel daarom, wyl het kooken des waters het Lugt-zuur verdryft, als ook wyl het kooken een soort van verdikking is, en door beide oorzaaken het water aldus eenige verandering ondergaan moet. Ik denk, dat de eertyds gebruiklyke verkoeling des waters niet zo zeer aan deszelfs kooking, maar veelmeer aan het bestendig vogtig houden der kruiken, en den | |
[pagina 621]
| |
tocht, aan welken zy blootgesteld wierden, moet toegeschreven worden. Daarby schynt eene fallacia caussoe non caussoe geweest te zyn; en, wyl men het kooken voor de oorzaak hield, hebben zommigen de waare oorzaak, welke hun alleen eene nietsbetekenende toevallige omstandigheid scheen te zyn, geheel niet aangetekend; maar welke toch galenus en athenaeus niet onopgemerkt gelaaten hebben. Tegenwoordig weeten wy, dat de warmte by de uitdamping afneemt, zonder dat daarby koude gebooren wordt. Een Thermometer, welke in de open lugt vogtig gehouden wordt, valt, zo lang de uitdamping duurt. Met Vitriool-AEther, en noch beter met Salpeter-AEther, welke zeer schielyk vervliegt, kan men, op deeze wyze, water in 't midden van den Zomer doen bevriezen; en cavallo heeft, in den Zomer, als de Fahr. Therm. op 64 gr. stond, dezelve, in 2 minuuten, op 3, dat is op 29 graaden onder het vriespunt, zien vallenGa naar voetnoot(*). Hier op berust ook de kunst van Ys te maaken, welke men in Indiën, tusschen de 25½ en 23½ graaden N. breedte, te Calcutta, en aan andere plaatsen, waar men nooit natuurlyk Ys ziet, in 't werk stelt. Men maakt, op een open vlakte, groeven van 2 voet diep, bestrooit ze met droog stroo, en zet 'er kleine, vlakke, onverglaasde, aarden pannen op, welke na Zonnen-ondergang met water gevuld worden. Vóór Zonnen-opgang wordt dan het daar in gebooren Ys in 15 voet diepe Yskelders gebragt, welke, met stroo bedekt, naauwkeurig voor de buitenlugt en warmte bewaard worden. Het koomt hier by zeer veel op het weêr aan; een heldere stille lugt is de beste; by veranderlyke winden en donker weêr, zo ook dikwyls in zeer ruuwe koude
nachten, zal men geen Ys zien ontstaanGa naar voetnoot(†).
Men heeft eertyds geloofd, dat ook dáár het kooken des waters de hoofdzaak ware; doch deeze schynt veelmeer de uitdamping te zyn. 'Er word, wel is waar, niet by verhaald, dat de vaten van buiten bestendig vogtig gehouden worden, wél dat zy onverglaasd, en zo weinig gebrand, of zo poreus, zyn, dat het water doordringt, en zy dus uitwendig vogtig schynen. By vaten van | |
[pagina 622]
| |
deeze soort kan men de moeite van bevogtigen spaaren. 't Geen over den invloed van het weêr gezegd is, schynt myne gissing te bevestigen. Hoe meer hetzelve de uitdamping bevordert, dies te gemaklyker en beter ontstaat het Ys; het tegendeel gebeurt, als het door wind en weêr opgehouden wordt. De nieuwste berichten van de manier, waarop het Ys in Benares gemaakt wordt, melden uitdruklyk, dat men geen gekookt water neemt, en dat, in alle vaten, welker tusschenruimten, of poren, door het gebruik reeds verstopt zyn, het Ys niet zo spoedig en goed gebooren wordt. In vaten van porcelein heeft men het niet gevonden; ook gebeurt dit niet, als het stroo nat isGa naar voetnoot(*). Plutarchus schynt noch eene andere manier gekend te hebben, om het water te verkoelen. Deeze zoude zyn, dat men 'er steenen, of plaatjes van lood, in wierpGa naar voetnoot(†). Hy beroept zich hierin op het getuigenis van aristoteles, in wiens Schriften ik echter dit bericht niet vinden kan. Ze schynt te onvolkoomen te zyn, dan dat men ze beoordeelen konde; en de verklaaring, welke plutarchus 'er over gegeven heeft, leert noch minder dan de opgave zelve. Dit is byna altoos het geval by alle uitgaven der Ouden. De vraagen melden ons ten minsten, dat hun reeds menige verschyning bekend geweest is; maar de antwoorden beloonen zelden de moeite, welke men genoomen heeft, om ze wél te verstaan; byna nooit bevatten ze eene nieuwe opheldering, en noch minder eene duidelyke verklaaring. Buiten Italten, en de naastgelegen Landen, schynt de verkoeling der dranken aan de tafels der aanzienlyken, vóór het einde der zestiende Eeuw, niet in gebruik geweest te zyn. In 't midden deezer Eeuw, (de 16de) waren in Frankryk noch geene Ys-kelders. Want, als bellon, in zyne Reisbeschryving, in 't Jaar 1553, verhaalde, hoe Sneeuw en Ys te Constantinopolen, geduurende den gantschen Zomer, bewaard wierden, om den Sorbet daarmede te | |
[pagina 623]
| |
verkoelen, verzekerde hy tevens zyne Landslieden, dat zy dit eveneens konden doen, wyl hy Ys-kelders gevonden had in Landen, welke veel warmer dan Frankryk warenGa naar voetnoot(*). Zelfs het woord Glacière vind men in de oudste Woorden-boeken niet, ja niet eens in dat van monet van 1635Ga naar voetnoot(†). De Geneesheer champier was in het gevolg van Koning Frans de Iste, als deeze met Keizer Carel de Vde, en Paus Paulus de IIIde, by Nizza, een mondgesprek hield. Daar zag hy, dat de Spanjaards en Italiaanen de Sneeuw van de nabuurige bergen lieten haalen, en den wyn 'er mede verkoelden. Hy zag dit met verwondering, en verklaarde het ongezond te zyn; een bewys, dat het gebruik hiervan ten zynen tyde aan het Fransche Hof noch niet bekend geweest isGa naar voetnoot(‡). Grand d'ausy besluit het zelfde uit een verhaal van brantome. De Dauphin, Zoon van Frans de Iste, dronk, over tafel, zelfs wanneer hy zeer verhit was, veel water. Toen liet eene Hofdame, Donna Agnes Beatrix Pachéo, uit voorzorge, aarden-vaten voor hem uit Portugal koomen, welke het water gezonder en koeler zouden maaken; vaten, waar uit aan het Portugeesche Hof het water gedronken wierd. Maar, wyl deeze vaten noch tegenwoordig in Portugal en Spanjen in gebruik zyn, waar men toch den wyn ook met Sneeuw verkoelt, zo had dit ook wel beide in Frankryk kunnen geschieden. Ik bezitte in myne verzameling eenige brokken van zulke Portugeesche vaten; zy zyn gemaakt van roode Bolus, onverglaasd, hebben, wel is waar, eene gladde, maar echter mat-glinsterende, oppervlakte, even als de Hetruscische en Samische potten; ze zyn zeer weinig gebrand, zo dat men ze zonder veele moeite kan breeken en in stukken byten; zynde zy zo broos, dat de stukjes in den mond gemakkelyk smelten. Giet men water in zulke vaten, zo dringt het 'er door heen, waar by dan, dikwyls met een zagt geruisch, veele lugtblaasjes opryzen; eindelyk loopt het 'er geheel doorGa naar voetnoot(§); het daarin gestaan hebbende water | |
[pagina 624]
| |
heeft dan eenen smaak, welke van veelen voor zeer aangenaam gehouden wordt; mogelyk ontstaat dit van het Dennenhout, waarmede zy, zo als men verhaalt, gebrand worden. Zyn die vaten noch nieuw (en alsdan doen zy den besten dienst,) zo zouden zy ook een aangenaamen reuk hebben. Als zy weezenlyk het water verkoelen, of het koel houden, zo is zulks, naar myn oordeel, aan de uitdamping van het doordringend water toe te schryven. De overeenkomst met die vaten, waarin de Indiaanen hun Ys bereiden, zal iedereen gemakkelyk bemerken. Tegen het einde der zestiende Eeuw, onder Hendrik de IIIde, moet het gebruik van de Sneeuw aan het Fransche Hof reeds zeer bekend geweest zyn; hoewel het schynt, dat het publiek het toen ten tyde noch voor een te overdreven, en al te verwyfde, Luxe gehouden heeft. Want, in de geestige, zeer scherpe en zeer merkwaardige, Satyre op de wellustige levensmanier van deezen Koning en zyne lievelingen, welke onder den tytel van Isle des Hermaphrodites bekend is, hoewel zeer zeldzaamGa naar voetnoot(*), | |
[pagina 625]
| |
vind men eene Ordonnantie, of Gebod, voor de Hermaphroditen, dat 'er altoos een groote voorraad van Sneeuw | |
[pagina 626]
| |
en Ys bewaard moest worden, om den wyn en andere dranken daar mede te vermengen, ofschoon ook daardoor te gelyk buitengewoone ziekten ontstaan zoudenGa naar voetnoot(*). In de beschryving eener maaltyd, wordt den Koning Sneeuw en Ys op een bord gebragt; en hy werpt daarvan iets in zynen wynGa naar voetnoot(†), welken men toen noch niet wist te verkoelen, zonder denzelven daardoor te gelyk te verzwakken. En dus handelde men noch in het eerste vierde gedeelte van de zeventiende EeuwGa naar voetnoot(‡). Tegen het einde deezer (17de) Eeuw moet deeze Luxe in Frankryk zeer algemeen geworden zyn. 'Er waren toen zeer veelen, welke in Sneeuw en Ys handel dreeven, 't welk iedereen vrystond. Doch de Regeering, welke nooit geld genoeg voor de behoeften van dit verkwistend Hof bezorgen konde, verpagtte, tegen het einde deezer Eeuw, den alleenhandel in deeze koude Waar. De Pagters verhoogden toen den prys van tyd tot tyd; het gebruik hier van, en het pagtgeld, verminderde toen zodanig, dat de negotie hierin wederom iedereen vrystond. Van stonden daalde de prys, welke door een opvolgenden zagten Winter en zeer heeten Zomer wederom aanmerkelyk rees. 't Was niet mogelyk, dat de Ouden de manier konden weeten, om de dranken te verkoelen, door ze in water te plaatsen, waarin Salpeter opgelost was, wyl dezelve hun onbekend was. Zy hadden, wel is waar, deeze verkoeling met andere hun bekende zouten kunnen verrich- | |
[pagina 627]
| |
ten; maar ook dit hebben zy, zo verre ik weet, niet gedaan. Eerst in het begin der 16de Eeuw wierd deeze eigenschap des Salpeters bekend, en lang naderhand ontdekte men eerst, dat dit met andere zouten ook kon geschieden. De Italiaanen zyn de eersten geweest, welke 'er gebruik van gemaakt hebben; omtrent het Jaar 1550 wierden te Romen, in de huizen der Ryken, alle soorten van wyn en water, welke aan hunne tafelen gedronken wierden, op deeze wyze verkoeld. Een Spanjaard, blasius villa franca, welke, als Geneesheer van eenige aanzienlyke Familien, te Romen woonde, gaf, in het zelfde Jaar, een gedrukt bericht hiervan in 't licht, waarin hy verzekert, de eerste te zyn, welke deeze uitvinding openlyk bekend maaktGa naar voetnoot(*). Volgens zyne gedagten is men deeze uitvinding hier aan verschuldigd, dat men de voetzoolen, of pantoffels, in den Zomer altoos koeler bevond te zyn, dan zuiver water. Ingevolge zyn voorschrift, welk hy door eene tekening opgehelderd heeft, moet het vogt in een kevelvormig vat met een langen hals, om het te beter te kunnen vasthouden, (een Phiool) gedaan, en dit wederom in een ander, ruim, met koud water gevuld, vat geplaatst worden. In dit water werpt men, van tyd tot tyd, Salpeter, geduurende welks oplossing de Phiool, schielyk, en altoos volgens dezelfde richting, om haaren as gedraaid moet worden. Villa franca meent, dat de Salpeter tot het water moet zyn gelyk ¼ tot 1, en verzekert, dat ze, hierna wederom gecrystalliseerd zynde, meermaalen tot het zelfde gebruik kan dienen; hoewel eenigen dit ontkend hebben. Het is hem niet ingevallen, andere zouten tot het zelfde oogmerk te beproeven. Daarentegen bemoeit hy zich, deeze werking uit echte Aristotelische gronden te verklaaren, en geeft zyne aanzienlyke begunstigers een les, hoe zich, by het gebruik der verkoelde dranken, ten opzichte hunner gezondheid, te gedraagen. | |
[pagina 628]
| |
Tegen het einde der 16de Eeuw, was deeze manier van dranken te verkoelen reeds zeer bekend, hoewel ik in net Kookboek van scappi 'er niets van aangeteekend vinde. Marcus antonius zimara spreekt 'er van in zyne uitgavenGa naar voetnoot(*). Ik weet niet zeker, om welken tyd deeze Apulische Geneesheer geschreven heeft. Op de lyst der Professoren te PaduaGa naar voetnoot(†) vinde ik hem, in het Jaar 1525, genoemd, als Explicator Philosophioe ordinarioe; en wyl in 't Jaar 1532 een ander in dit vak staat aangetekend, is het te denken, dat hy omtrent dien tyd zal gestorven zyn. Maar alsdan zoude villa franca de Problemata van zimara zekerlyk gekend, en niet gezegd hebben dat niemand vóór hem van dit gebruik des Salpeters gesprooken had. Intusschen heeft ook reeds levinus lemniusGa naar voetnoot(‡) deeze konst, om den wyn zo zeer te verkoelen, dat de tanden hem naauwlyks verdraagen kunnen, aangevoerd. De Spaansche Geneesheer nicolaus monardesGa naar voetnoot(§), welke omtrent 't Jaar 1578 zou gestorven zyn, maakt eveneens van dit gebruik des Salpeters melding; hy gelooft, dat het door de Galeyslaaven uitgevonden is, doch verwerpt het gebruik hiervan, als zeer nadeelig voor de gezondheid. Volgens eenige zyner uitdrukkingen, denke ik, dat hy ze niet naauwkeurig gekend, maar zich ingebeeld heeft, dat het Zout in het vogt gedaan wierd. Laater vind men eindelyk deeze verkoeling in de Konstboeken, b.v. in dat, welk miraldus in 1566 geschreven | |
[pagina 629]
| |
heeft, en welk in 't volgend jaar voor 't eerst gedrukt isGa naar voetnoot(*). In de Mineralogie van aldrovandus, welke eerst in 1648 gedrukt is, word deeze zaak volgens villa franca beschreevenGa naar voetnoot(†); maar dáár, waar de Schryver, bartholomaeus ambrosianus, van het Keukenzout spreektGa naar voetnoot(‡), zegt hy, dat men, in Landen waar versch water ontbreekt, gewoon is diepe groeven te maaken, dezelve met Steenzout te bestrooijen, en de met water gevulde vaten, ter verkoeling, 'er in te plaatsen. Deeze aanmerking bewyst, dat men toen reeds ook dit Zout tot dat gebruik heeft aangewend, hoewel het den Schryver tot eene byzondere dwaaling aanleiding heeft gegeven. Hy meent, naamelyk, daar uit te kunnen besluiten, dat de reden, waarom eenige pottebakkers hunne kley met Keukenzout vermengen, niet alleen deeze is, om de vaten daardoor vaster en steviger te maaken, maar ook om de vogten 'er koeler in te doen worden. Het eerste is waar. Het Zout bewerkt by eene anders zeer ongemaklyk vloeijende pot-aarde het eerste en zwakste begin der verglaazing, waardoor de vaten zo digt worden, dat zy, zelfs onverglaasd, het water kunnen binnenhouden; maar ook juist daarom zyn zy ter verkoeling, welke door de uitdamping des doordringenden waters bevorderd word, het ongeschiktst. De Jesuit cabaeus, welke eene wydloopige verklaaring over de Meteorologica van aristoteles geschreven heeft, verzekert, dat men 100 ℔ water met 35 ℔ Salpeter, door eene schielyke beweeging, niet alleen kan verkoelen, maar zelfs tot vast Ys kan doen overgaan, en beroept zich hierin op zyne proevenGa naar voetnoot(§). Bartholinus gelooft dit ookGa naar voetnoot(**); maar duhamel ontkent het, en denkt, dat de Jesuit het aangeschooten Zout voor Ys heeft aangezienGa naar voetnoot(††). Zo veel ik weet, is het in laatere tyden | |
[pagina 630]
| |
noch niemand gelukt, water alleen met Salpeter, zonder Sneeuw of Ys, tot Ys te doen overgaan. Het poeder, waar mede een zekere Hertog van Mantua, in 't midden der voorige Eeuw, zo als het bericht zegt, het water, zelfs midden in den Zomer, oogenbliklyk tot Ys kon doen overgaan, zal dan ook wel Salpeter geweest zynGa naar voetnoot(*) Zoude men ook daarom, voor deezen, dit Zout voor de oorzaak der koude van Noordoostlyke en andere Landen aangezien hebben, wyl het 't eerst ter verkoeling gebruikt is! Noch tegenwoordig hoort men deezen of geenen Boer zeggen, die Akker is koud, wyl hy Salpeteragtig isGa naar voetnoot(†). Wie echter het eerst op de gedagte gekoomen is, Sneeuw of Ys met Salpeter en andere Zouten te vermengen, om daardoor de koude dermaate te vergrooten, dat het in een vat, in zulk een mengzel, geplaatste water tot een vasten en eetbaaren Ysklomp bevriest, kan ik niet naauwkeurig bepaalen. Ik zal, echter, zo veel ik 'er van ben te weeten gekoomen, aanvoeren; mogelyk geeft het anderen gelegenheid, noch vroegere bewyzen op te spooren. Reeds in 't Jaar 1607 sprak hier van latinus tancredus, Geneesheer en Professor te NapelsGa naar voetnoot(‡). Hy verzekert, de koude wierd door Salpeter dermaate vermeerderd, dat een met water gevuld vat, in zulk een mengzel schielyk bewoogen wordende, vast Ys bevatte. In 1626 kwam de verklaaring van avicenna, door den bekenden sanct. sanctorius, te Venetien, in folio, uit. De Schryver verhaalt, dat hy, in tegenwoordigheid van veele toehoorers, den wyn daardoor tot Ys deed overgaan, dat hy geen Salpeter, maar gewoon Keukenzout, by de Sneeuw mengdeGa naar voetnoot(§). Franc. bacon, welke in 1626 stierf, zeide, | |
[pagina 631]
| |
dat het een nieuw uitgevonden middel was, de Sneeuw en Ys, door Salpeter, tot eene koude te brengen, by welke het water bevroos; ook kon dit, volgens hem, met ongezuiverd Keukenzout geschieden, waardoor hy denkelyk onzuiver Steenzout zal verstaan hebben. Hy voegt 'er by: in heete Landen, waar Sneeuw ontbreekt, kan men ook alleen met Salpeter Ys maaken; hoewel hy dit zelfs niet onderzocht heeftGa naar voetnoot(*). Robert boyle, welk in 1691 stierf, heeft hier over op meer plaatsen gesprooken, ook proeven met allerlei soorten van Zouten in 't werk gesteld, en getoond, dat men, door Zout, een klomp Ys aan een ander vast lichaam kon laaten vastvriezenGa naar voetnoot(†). Descartes zegt, dat het, wel is waar, eene reeds zeer bekende, maar echter toch zeer merkwaardige, verschyning isGa naar voetnoot(‡). Zedert deezen tyd is de Ysmaakery in alle Werken der Natuurkundigen, waar maar van warmte en koude gesprooken wordt, aangevoerd, en uit dezelven in de Konstboeken overgenoomen; dit geschiedde, zo als men toen zeide, uit spotterny, wyl niemand dagt, dat 'er ooit een weezenlyk gebruik van kon gemaakt wordenGa naar voetnoot(§). - | |
[pagina 632]
| |
Dus wierden de eerste wissels van de fugger's een spel, en het eerste buskruid een zotterny, genoemd. - In het begin der voorige Eeuw bragt men het eerst drinkbekers uit Ys, en in Ys bevroozen vrugten, op de tafels; maar eerst tegen het einde dier zelfde Eeuw schynen de Franschen begonnen te hebben, allerlei soorten van smaaklyke vogten op deeze wyze te laaten bevriezen, en ze, ter verversching, op de tafels der Ryken te brengen. Ik ken geen ouder bericht van deeze uitvinding, dan dat, welk in de Argenis van barklay voorkoomt; wel is waar, in een Roman, maar echter een verhaal, 't welk de mogelykheid der zaak zo duidelyk bewyst, dat men zeker gelooven mag, dat ze toen ten tyde reeds in gebruik was, te meer, wyl van dezelve naderhand noch dikwyls gewag gemaakt wordt. - Arsidas vind, in 't midden van den Zomer, op de tafel van juba, versche appelen, welke voor de helft in zuiver Ys bevroozen waren; men bragt hem bekers, met wyn gevuld, welke uit Ys gemaakt waren; en hy hoorde, dat het eene nieuwe uitvinding was, alle deeze zaaken in den Zomer dus te bereiden. Men had groeven, waarin de Sneeuw, op stroo, geduurende het gantsche jaar, bewaard wierd. Men had koperen bekervormen, waarvan twee op elkaêr geplaatst een ledige tusschenruimte had, welke met water gevuld wierd. Men plaatste deeze dan in een met Sneeuw, en grof gestooten onzuiver Zout, gevulden emmer; het water ging dan in den tyd van 3 uuren tot vast Ys over, even als of de beker door een Tinnegieter in een vorm gegooten ware. Op gelyke wyze liet men appelen, zo als zy van den boom geplukt waren, in Ys bevriezen. De eerste uitgave van de Argenis is te Parys, in 1621, gedrukt, dus in het zelfde jaar, in welk de Schryver, 39 jaaren oud zynde, stierfGa naar voetnoot(*). Dit boek is niets minder dan zeldzaam; de plaats echter, welke ik bedoele, is zo schoon, dat ik niet nalaaten kan dezelve af te schryven, om myne Leezers het nazoeken te bespaarenGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 633]
| |
Na dat de Brandewyn, eerst als Geneesmiddel gebruikt, de drank der Ryken, en naderhand het vogt voor 't Gemeen, geworden was, poogden de Italiaanen, boven alle andere Natiën, denzelven weder, als 't ware, te veradelen, hem zagter, smaakelyker, en, door eene menigvuldige vermenging, op een hoogen prys te brengen, den Ryken wederom aangenaam te maaken. Om hunne nieuwe Waaren des te zekerer te onderscheiden, noemden zy dezelve Liquors, en verkogten ze, onder deezen naam, den Vreemdelingen. Onder deezen waren de Franschen de eersten, die zich daaraan gewenden, en wel voornaamelyk zedert het Huwelyk van Hendrik de IIde (toen hy noch Hertog van Orleans was) met Catharina de Medicis, in 't Jaar 1533. Geheele Schaaren van Italiaanen volgden haar, booden den Franschen de Delicatessen | |
[pagina 634]
| |
van hun Vaderland aan, en leerden hun dezelve bereiden en gebruiken. Zy waren ook de eersten, welke te Parys de fyne Liqueurs maakten, en verkogten; en, om ook geld te verdienen van hun, welke deeze verhittende vogten niet verdraagen konden, vonden hunne nakomelingen in dit vak, omtrent 't Jaar 1630 of 1633, dat soort van vogt uit, waar van het Hoofdbestaandeel het Limoen- of Citroensap is, en door hun Limonade genoemd wierd. Dit vogt behaagde voornaamelyk daarom, wyl het, ter verkoeling en verversching, in den heeten Zomer een aangenaame drank was, en ook door de Geneesheeren tegen Rotziekten aangeprezen wierd. De eerste eigenschap, waarom het ook 't meest gezogt wierd, poogden de Limonadiërs, door 't gebruik van Ys, noch te vermeerderen; en toen kwam een van hun, ook een Italiaan, procope couteaux, geboortig van Florence, omtrent 't Jaar 1660, op den gelukkigen inval, om alle vogten van deeze natuur geheel in Ys te veranderen. Het goed vertier bragt navolgers voor den dag, voornaamelyk le fevre en foi; en deeze drie behielden eenige jaaren den alleenhandel in deeze nieuwmodische Waar. Omtrent het Jaar 1676 moeten deeze door Ys verkoelde of bevroozen vogten reeds de voornaamste Waar van de Limonadiërs geweest zyn; want men vond toen, in hunnen Bevestigingsbrief, ter verkoop, onder meer andere Waaren, genoemd: Eaux de gelée, & glaces de fruits & de fleurs, d'anis & de canelle, franchipanne, d'aigre de cetre, de sorbec, &c.Ga naar voetnoot(*). Parys telde toen reeds 250 Meesters in deeze konst. In 1690, als de la quintiny schreef, waren de bevroozen Liqueurs reeds algemeenGa naar voetnoot(†). Intusschen dagt men, langen tyd, dat deeze vogten alleen in de heetste Zomermaanden konden gebruikt worden. Eerst in 't Jaar 1750 begon | |
[pagina 635]
| |
dubuisson, Opvolger van den beroemden procope, au café de la rue des fossés de S. Germain des Prés, Schryver van de Art du DestillateurGa naar voetnoot(*), dagelyks, het gantsche jaar, allerlei soorten van bevroozen zaaken voor de liefhebbers in gereedheid te houden. In den beginne was 'er, buiten de Hondsdagen, weinig vraag naar; maar eenige Geneesheeren ordonneerden ze in zekere ziekten. - Hebben de Geneesheeren de Liqueur-verkoopers en Koks door hun oordeel, of deeze de Geneesheeren door hunne konst, het meeste voordeel aangebragt? - Voorwaar een schoon Thema voor eene Inwydings-redevoering! - Zo veel is zeker, dat zelf dubuisson zegt: na twee geneezingen van ziekten, waarin bevroozen zaaken goeden dienst gedaan hadden, heeft het verstandiger gedeelte van het Publiek zich, in alle tyden van 't jaar, van dezelve bediend. Om nu dit gedeelte van het Publiek by hun verstand te behouden, hebben de Liquoristen geduurig op nieuwe uitvindingen gedagt. Onder de nieuwsten behoort de bevroozen Boter. Zy wierd voor 't eerst in 1774 op het Parysche Coffyhuis, Caveau, bekend. De Hertog van Chartres ging hier dikwyls, om een glas van iets bevroozens te gebruiken. De Kastelein verraschte hem eens met zyn Wapen, welk uit dit nieuw eetbaar Ys gemaakt wasGa naar voetnoot(†); en oogenbliklyk wierd dit mode. Mogelyk zal de Heer dubuisson tegenwoordig wel zeggen, dat zyne Parysenaars al hun verstand verlooren hebben. Want waar zyn nu de Hertogen van Chartres! |
|