Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige oudheidkundige berichten over de boter.(Uit het Hoogduitsch.)
De Melk, het natuurlykste en algemeenste voedzel der menschen, is een mengzel uit drie verschillende bestaandeelen: Huy, Boter en Kaas; de kaasige deelen zyn slymig en geleiagtig, de Boter is het vette, olieagtige en brandbaare, deel; beide zyn in het vogt bekend onder den naam van Huy, niet eigenlyk volkoomen opgelost, maar veel meer, even als in eene Emulsie of Amandelmelk, verdeeld en verspreid; waarom ook deeze bestaandeelen, zonder eenige kunstige voorbereiding, alleen door stil te staan van één scheiden. Als dan begeeven zich de olieagtige deelen naar de oppervlakte, en maaken daar dat geen uit, welk onder den naam van Room of Zaan bekend is. Naa de spoedig daarop volgende stremming, scheiden zich de kaasige deelen van de huy. Deeze stremming word ook in verschillende opzichten door kun- | |
[pagina 573]
| |
stige byvoegzels bewerkt, waardoor dan de Producten, of liever Educten, menigerlei verandering ondergaan. Het kaasige deel word uitgeperst, met zout, ook wel met speceryen, gemengd, in vormen gedaan, gedroogd, en onder den naam van Kaas gebruikt. De afgeschepte room word, door eene genoegzaame beweeging in de zogenaamde Boter-kerne, van de huy en kaasige deelen afgescheiden, en tot gewoone Boter gemaakt. Deeze, hoe algemeen ook haar gebruik tegenwoordig in het grootste gedeelte van Europa is, is den Ouden geheel niet, of zeer gebrekkig, bekend geweestGa naar voetnoot(*). Het is wel waar, dat de oude Vertaalers der Hebreeuwsche BoekenGa naar voetnoot(†) daarin eenige melding van dezelve gemeend hebben te vindenGa naar voetnoot(‡); tegenwoordig echter zyn de beste Uitleggers het daarover eens, dat het woord האסח (Chamea) Melk of Zaane, of zuure, dikke melk, ten minsten geen Boter, betekentGa naar voetnoot(§). Duidelyk is hier iets vloeibaars onder te verstaan; want de Chamea zoude tot het wasschen der voeten dienen, gedronken worden en dronken maaken, zo als dan ook wezenlyk zuur geworden Paardemelk dronken maakt. Van stroomen van Melk kan men zich wel eene verbeelding maaken; maar van stroomen van Boter gaat dit niet wel aan. De misslag is door de zeventig Overzetters begaan, welke het Hebreeuwsche woord door βούτυρον vertaald hebben. Deeze, welke 200 Jaaren na hippocrates, en wel in AEgypten, leefden, konden wel, zo als michaëlis aanmerkt, Boter kennen, of 'er van gehoord hebben; hoewel het zeer waar- | |
[pagina 574]
| |
schynlyk is, dat zy Room of Zaane, en niet onze gewoone Boter, gemeend hebben. Wie volgens de gewoone vertaalingen hier over oordeelen wilde, die zoude in de Spreuken Salomons zelfs de bereiding der Boter door slagen meenen te vinden; de woorden echter betekenen: pressio, frictio mulgentis educit lac; dus hier van Melk, niet van Boter, gesprooken word. Het oudste hoewel zekerlyk noch zeer duister en twyffelagtig naricht, over de Boter, vind men in het verhaal van herodotus over de ScythenGa naar voetnoot(*). Deeze, zegt hy, gieten de Paardemelk in houten vaten, laaten ze van hunne blinde knegten sterk beweegen, en neemen 'er dan dat geen af, 't welk boven op dryft, 't geen zy voor smaaklyker en kostbaarer houden, dan dat zich op den bodem van het vat vastzet. Hier spreekt hy duidelyk van eene afscheiding der beste deelen van de melk, door eene sterke beweeging; en het schynt, dat men hier Boter verstaan moet, daar ook tevens de byna gelyktydige hippocrates dezelfde zaak nog duidlyker verhaalt. De Scythen, zegt deeze, gieten de Paardemelk in houten vaten, en beweegen ze sterk; alsdan schuimt zy, scheid zich af, en het vet, als het ligtste deel, zet zich op de oppervlakte, en word Boter genoemd. Het onderste is zwaarer en dikker, welk, doorgekneed en behoorlyk bewerkt, gedroogd, en Hippace genoemd wordt. De huy blyft in het middenGa naar voetnoot(†). Waarschynlyk hebben de Scythen de scheiding der kaasige deelen van de huy door verwarming der melk, of een of ander byvoegzel, bevorderd. Het is hier dan ook voor 't eerst, dat de naam van Boter voorkoomt, welke hippocrates noch aan eenige andere plaatsen noemt, en ten uitwendigen gebruike aanbeveeltGa naar voetnoot(‡). Ook heeft hy daarvoor noch eene andere | |
[pagina 575]
| |
benaaming, welke by de Grieken eerder als de voorige schynt in gebruik geweest, maar daarna verouderd, te zyn; te weeten πικέριον, welk hippocrates eenige maalen gebruikt heeftGa naar voetnoot(*). Dat dit woord Boter betekent, en ten tyde van galenus reeds in onbruik geweest is, ziet men daaruit, dat deeze, in zyne verklaaring der verouderde uitdrukkingen van hippocrates, het door βούτυρον overgezet heeftGa naar voetnoot(†). Reeds vóór hem had erotianus het in zyn Hippocratisch Woordenboek op dezelfde manier verklaard, en daarby noch uit een oud Schryver aangemerkt, dat de Phrygiers de Boter πικέριον noemden, van welken dus de Grieken dit woord schynen overgenomen te hebbenGa naar voetnoot(‡). Het koomt voor 't overige zeldzaam voor; men vind het noch by hesychius, noch by suidas, noch by polluxGa naar voetnoot(§). Terstond na hippocrates leefde de Dichter anaxandrides. Deeze, met de Dochter van den Thracischen Koning cotys getrouwd zynde, heeft de Bruiloft van iphicrates, en het in Thracien gegeeven gastmaal, beschreeven; dáár, zegt hy, hebben de Thraciers Boter gegeetenGa naar voetnoot(**), welk de Grieken toen zekerlyk noch voor een wonderbaar eeten aangezien hebben. Dalechamp heeft zeer te onregt βουκολους in plaats van βουτυρον willen leezenGa naar voetnoot(††). By dit alles was het toch niet te verwagten, dat aristoteles de Boter geheel niet genoemd, ja aan dezelve naauwlyks zoude gedagt hebben, daar men toch by hem veele naauwkeurige berichten over de Melk en Kaas aantreft, welke eene zorgvuldige waarneeming schynen aante duiden. In den beginne spreekt hy van twee bestaandeelen der Melk, het waterachtige en het kaasige, en eerst naderhand, wanneer men het 't minst verwagten zoude, merkt hy aan, dat 'er ook noch in de melk een Vet is, | |
[pagina 576]
| |
welk onder zekere omstandigheden even als Olie wordtGa naar voetnoot(*). By strabo koomen drie plaatsen voor, welke hier toe betrekking hebben. Hy zegt, dat de Lusitaniers zich, in plaats van Olie, van Boter bedienden; 't zelfde meldt hy ook van de AEthiopiersGa naar voetnoot(†), en op eene andere plaats verhaalt hy, dat de gewonde Olyphanten, door het drinken van Boter, de pylen uit hun lichaam dreeven, en zich genazenGa naar voetnoot(‡). Ik staa toe, dat ik my verwondere, dat de oude AEthiopiers Boter gekend hebben, hoewel jobus ludolfus het bevestigtGa naar voetnoot(§). Ook moet men wel opmerken, dat aristoteles de Olyphanten, om zich te geneezen, geen Boter, maar Olie, drinken laatGa naar voetnoot(**); welk gevoelen ook plinius voordraagtGa naar voetnoot(††). 't Zelfde verhaalt aelianus: de Olyphant gebruikte hier toe de bloemen van den Olyfboom, of de Olie zelfGa naar voetnoot(‡‡). Arrianus, welke 100 Jaaren na strabo geleefd, en van de ziekten en geneesmiddelen der Olyphanten alles in dezelfde orde als strabo verhaald heeft, heeft deeze byzonderheid alleen weggelaatenGa naar voetnoot(§§). Zoude de plaats van strabo wel echt zyn? AElianus zegt toch, aan eene andere plaats, dat de Indiaanen de wonden der Olyphanten met Boter besmeerdenGa naar voetnoot(***). Plutarchus verhaalt, dat eene Spartaansche Vrouw by berenice, de Gemaalin van dyotarus, gekoomen was; dat de eene na zalf, de andere na boter, gerooken had, en dat zy daarom elkanders reuk niet hadden kunnen verdraagenGa naar voetnoot(†††). Moogelyk heeft men zich dan toen met Boter geparfumeerd. Van meer belang is het, 't geen dioscorides en galenus hier van aangetekend hebben. De eerste zegt: goede Boter word uit de vetste, zo als Schaapen- en Geiten-melk, daar door bereid, dat men ze in een vat zo lange beweegt, tot zich het vette gedeelte afgeschei- | |
[pagina 577]
| |
den heeft. Deeze Boter schryft hy dezelfde Geneeskundige werking toe, welke men noch dagelyks van onze tegenwoordige Boter, voornaamelyk by het uitwendig gebruik, ondervind. Ook is hy de eerste Schryver, welke meld, dat men met versche Boter, in plaats van Olie, groenten stooven, en ze in plaats van ander vet tot gebak gebruiken kan. Men bereidde toen ook uit de Boter een zeker soort van Roet (Rusz), welke uitwendig voor ontstooken oogen, en meer andere ongemakken van die natuur, aangewend wierd. Men goot de Boter in een lamp, en na derzelver verbranding deed men 'er weder nieuwe by, tot men de verlangde hoeveelheid Roet, of Rusz, in een daar boven geplaatst werktuig verzameld hadGa naar voetnoot(*). Galenus, welke de geneezende kragten der Boter noch naauwkeuriger beschreven en bevestigd heeft, merkt uitdruklyk aan, dat Koe-melk de vetste Boter geeft; de Schaapen- en Geiten-melk minder vet zy, en het minst de Ezelinnen-melk. Hy geeft tevens zyne verwondering te kennen, dat dioscorides gezegd heeft: Schaapen- en Geiten-melk geeven Boter; hy verzekert, zelve ze uit Koemelk te hebben zien bereiden, en gelooft, dat ze van deeze melk haaren naam ontleend heeftGa naar voetnoot(†). Men kan, zegt hy, de Boter zeer wel tot zalven gebruiken, en het leder 'er even zo goed als met Olie mede insmeeren. Zelfs bedient men zich in koude landen, waar men geen Olie heeft, van Boter, by het Bad; en dat ze een wezenlyk vet is, ziet men duidelyk daar uit, dat, wanneer men ze op gloejende koolen giet, 'er een vlam ontstaatGa naar voetnoot(‡). Uit dit alles ziet men, hoe weinig de Boter by de Grieken en Romeinen ten tyde van galenusGa naar voetnoot(§), op 't einde van de 2de Eeuw, bekend en in gebruik moet geweest zyn. De Latynsche Schryvers, welke van de oude Duitschers eenige berigten gegeeven hebben, melden allen, dat deeze voornaamlyk van melk geleefd hebben; alleen dáár in zyn zy het niet eens, dat zommigen hun het gebruik van de Kaas toeschryven, terwyl anderen verzekeren, dat zy ze niet eens hebben weeten te be- | |
[pagina 578]
| |
reidenGa naar voetnoot(*). Plinius, daarentegen, zegt, dat zy wel geen Kaas, maar Boter, gemaakt, en ze als de aangenaamste spys gebruikt hadden; ja zelfs schryft hy hun de uitvinding 'er van toe. Want het is zeer waarschynlyk, dat hy, onder den naam van Barbaaren, Duitsche Volkeren verstaan heeft; ook is zyne beschryving der Boter zo duidelyk, dat ik my niet begrypen kan, hoe men ze in twyffel heeft kunnen trekkenGa naar voetnoot(†). Zeer wel merkt hy aan, dat, om, in de koude, Boter te maaken, het noodig is, dat de melk een weinig warm gemaakt worde. Het Botervat schynt ook met het tegenwoordig in gebruik zynde zeer veel overeenkomst gehad te hebben; ten minsten het was bedekt, en in het deksel waren eenige gatenGa naar voetnoot(‡). Maar het geen hy van Oxygala zegt, is eenigzints bezwaarlyk te verstaan. Ik meene zeer zeker, dat by plinius geheele regels en woorden verplaatst zyn, niettegenstaande ik in de handschriften geene verschillendheid aangemerkt vinde, welke deeze gissing verdedigen kan. Als ik alreeds zelve de proef genomen had, door verplaatzing der woorden eenen duidelyken zin 'er van voor den dag te brengen, vond ik eerst, dat ik byna even zo geraaden had, als reeds dithmar, vóór my, deeze plaats geschikt had. Hy brengt ze naamelyk in zyne aanmerkingen op tacitus byna zo by als ik ze leezen wilde, en wel zo stout, dat hy het niet eens laat merken, dat men ze tot hier toe anders geleezen heeft. Waren wy Critici, zo konde deeze gelykheid van gissing een gunstig vooroordeel voor hem doen gebooren worden; maar dithmar was ook Hoogleeraar in de OEconomische WeetenschappenGa naar voetnoot(§). | |
[pagina 579]
| |
Oxygala was blykbaar eene soort van Kaas, welkers bereiding columella het best beschreven heeftGa naar voetnoot(*). Hiertoe liet men gewoonlyk de versche melk zuur worden, en goot de huy 'er dan zagtjens af. Van deeze bereiding spreekt plinius aanstonds hierna, maar eerst erinnert hy noch, onder even denzelfden naam, aan eene soort van Kaas, welke uit de in de Botermelk teruggebleeven en door zuur en kooking afgescheiden kaasige deelen gemaakt, en ook naderhand op allerlei manier vermengd wierd. Zy moet gewoonlyk zuuragtig geweest zyn, wyl zy, volgens galenusGa naar voetnoot(†), de tanden aangreep of stomp maakte, hoewel deeze naderhand noch van eene andere soort van Kaas, onder den naam van Caseus oxygalactium, melding maaktGa naar voetnoot(‡), welke zeer zagt geweest is. In de GeoponicaGa naar voetnoot(§) word geleerd, hoe men deeze Kaas het langst versch behouden kan. Neemt men myne leezing aan, zo zyn die van plinius aangegeeven Geneeskundige werkingen niet van de Boter, maar van de zuuragtige Kaas, te verstaan, en zeer zeker zullen de Geneesheeren ze liever aan de Kaas, dan aan de Boter, toekennenGa naar voetnoot(**). Of voor 't overige tacitus onder Lac concretum, welke hy als de gewoonlyke spys der Duitschers noemt, Kaas of Boter gemeend heeft, wil ik niet onderzoeken, wyl de bewyzen ter beslissing ontbreeken, en verder niets 'er aan verlooren isGa naar voetnoot(††). Tot hier toe heb ik alles, wat ik in de Schriften der Ouden over de Boter gevonden heb, in eene Chronologische orde verhaald, en zal 'er nu noch eenige aanmerkingen byvoegen. Dat de Boter geene Grieksche en noch minder eene Romeinsche uitvinding geweest is, maar dat de eerste ze door de Scythen, Thraciers en Phrygiers, de andere door de Duitsche Volkeren, hebben leeren kennen, is uit het aangevoerde zeker. Hierom hebben eenigen niet onwaarschynlyk gegist, dat ook wel de naam | |
[pagina 580]
| |
βούτυρος of βούτυρον niet oorspronglyk Grieksch zy, maar met de Boter zelfs van de vreemdelingen zoude aangenoomen geweest zyn. Conring b.v. gelooft, dat dit woord van de Scythen afkomstig is. Evenwel hebben het de Grieken zelven, en de Latynen, voor Grieksch, te weeten voor eene zamenstelling van βοῦς en τυρὸς, gehouden, zo als men uit de aangevoerde woorden van galenus en plinius zien kan. Deezen was de Kaas veel langer bekend, en het is daarom niet onwaarschynlyk, dat zy in 't eerst de Boter voor eene soort van Kaas hebben aangezien; daarenboven schynt τυρὸς in den beginne elk soort van stremsel (Coagulum) betekend te hebben. Maar noch onverwagter is de eerste helft van het woord deswegen, wyl den Grieken in den beginne alleen de Boter uit Paarden-melk, daarna die uit Schaapen- en Geitenmelk, en ten laatsten eerst die uit Koe-melk, bekend geworden is. Hierom denkt schook, dat de eerste syllabe alleen eene vergrooting of een uitsteekend soort van Kaas betekentGa naar voetnoot(*). Dit echter zoude vooronderstellen, dat de Grieken de Boter aan de Kaas hadden voorgetrokken, daar zy deeze toch ten allen tyde voor veel onbruikbaarer en geringer gehouden hebben. Dat tegenwoordig in de meeste taalen het zelfde woord gebruikt word, beslist niets; voornaamelyk daar de Zweeden het geheel ander woord Smör gebruiken, en welke ook wel de oudste, en noch in de negende Eeuw gewoonlyke, Duitsche benaaming geweest is. Want lipsius heeft, in een oud Woordenboek van dien tyd, het woord Kuosmer, Butyrum, gevonden, waar van de eerste lettergreep zeker het woord Koe is, KoesmeerGa naar voetnoot(†). Echter wil ik gaarne deeze woord oorspronglyke (Etymologische) onderzoekingen, welke altoos onzeker blyven, laaten vaaren, en alleen noch aanmerken, dat, volgens hesychius, de Boter op het Eiland Cyprus, waar ik ze geheel niet verwagt had, ἔλφος zoude genoemd geweest zyn, en welk woord ook wel uitlandsch kan | |
[pagina 581]
| |
zyn.Ga naar voetnoot(*). Ook na dat de Grieken en Latynen de Boter hadden leeren kennen, hebben zy dezelve toch alleen maar in plaats van Zalf, in de Baden, en voornaamlyk ten Geneeskundigen gebruike, aangewend. Behalven de reeds bygebragte bewyzen verdient ook noch eene plaats van columellaGa naar voetnoot(†) opgemerkt te worden, wyl deeze, en niet plinius, zo als vossius meent, de eerste Latynsche Schryver is, welke het woord Butyrum genoemd heeft. Plinius beval ze, met honig tot een zalf gemaakt, by het tanden krygen der kinderen, en by mondzweerenGa naar voetnoot(‡). Over 't algemeen schynen de Romeinen voornaamelyk de kinderen met Boter gesmeerd te hebbenGa naar voetnoot(§). De Bourgondiers smeerden zich de hairen 'er medeGa naar voetnoot(**). Noch merkwaardiger is eene plaats by clemens van Alexandrien, waar hy uitdruklyk meld, dat eenigen Boter, in plaats van Olie, in de lampen branddenGa naar voetnoot(††). In tegendeel is het zeer waarschynlyk, dat noch Grieken noch Romeinen dezelve in de Keuken, ter bereiding der Spyzen, noch als nagerecht op de tafel, zo als tegenwoordig algemeen de gewoonte is, gebruikt hebben. Men vind ze nergens, by galenus en anderen, welke toch by andere gelegenheden van dezelve gesprooken hebben, onder de Spyzen genoemd. Apicius heeft geen de minste melding van dezelve gemaakt, even min de Leeraars in de Land-huishoukunde, welke toch van Melk, Kaas en Olie, zeer uitvoerige berichten gegeeven hebben. Dit is dan zekerlyk, zo als anderen reeds aangemerkt hebben, van daar te verklaaren, wyl men zich toen geheel aan het gebruik van | |
[pagina 582]
| |
goede Olie gewend had; zo als noch tegenwoordig de Boter in Italien, Spanjen, Portugal, en in het Zuiden van Frankryk, weinig in gebruik is, waar men ze in tegendeel noch, volgens de oude manier, in de Apotheeken ten Geneeskundigen gebruike koopen kanGa naar voetnoot(*). Ook is het waar, dat men ze in de warme Landen niet wel goed bewaaren kan. Eindelyk zal ik 'er noch eene, door my zelv', zo verre ik weet, het eerst gemaakte, aanmerking byvoegen. Het koomt my naamelyk voor, uit alle de bygebragte berichten, te moeten besluiten, dat men, ten tyde der aangehaalde Schryveren, de Boter noch niet zo zuiver en van zulk eene vastheid heeft weeten te bereiden, als die, welke wy thans gebruiken; veel meer geloove ik zeker, dat zy toen in eene olieachtige gedaante, ja byna vloeibaar, geweest is. Overal is van de Boter, als van iets vloeibaars, gesprooken; wy snyden, kneeden en smeeren ze, maar de Ouden gooten ze uit, even als men Olie uitgiet. Galenus zegt: men zal, als men Boter-rus maaken wil, telkens wederom nieuwe Olie in de lamp 'er bygieten. Als de Ouden vaste of styve Boter in hunne lampen zodanig gebruikt hadden, als onze Berglieden thans het smeer of ongel tot hunne lampen in de diepe kuilen gebruiken, zouden zy zekerlyk niet het woord gieten verkoozen hebben. Men zegt: de Olyphant drinkt Boter; en de Grieksche Overzetters der Hebreeuwsche boeken moeten zeer vloeibaare Boter gekend hebben, daar zy zich zelfs stroomen van Boter hebben kunnen voorstellen. Hecataeus, by athenaeus, noemt de Boter, waar mede de Poeoniers zich besmeerden, Olie van MelkGa naar voetnoot(†). Casaubonus erinnert nochGa naar voetnoot(‡), dat deeze | |
[pagina 583]
| |
uitdrukking daar van daan is af te leiden, wyl men zich van Boter, in plaats van Olie, bedient, en daarom ook van haar, even als van Olie, gesprooken heeft, zo als men in den beginne de Zuiker voor Honig hield, om dat zy zoet als Honig was, en men zich 'er in derzelver plaats van bedienen konde. Zo heeft hippocrates Varkens-reuzel Varkens-olie genoemdGa naar voetnoot(*). Zeer gaarne zoude ik deeze verklaaring goedkeuren, zo niet overal, zonder uitzondering, zulke uitdrukkingen voorkwamen, die men alleen ten opzichte van iets vloeibaars gebruiken konde. 't Kan zyn, dat, in warme Landen, de Boter meestendeels vloeibaar geweest is; ik geloof toch, dat, in 't algemeen, de Ouden noch niet geweeten hebben, ze, door sterk kneeden, wasschen en zouten, zo zuiver en vast te maaken, als men ze thans overal heeft. Daarom heeft men ze ook niet goed kunnen bewaaren en verzenden; ook is daardoor derzelver gebruik zeer bepaald geworden. Ten laatsten merke ik noch aan, dat zelfs in Noorweegen, in de Heidensche tyden, de Boter zeldzaam schynt geweest te zyn, wyl van een geschenk van Boter gesprooken word, welk zo groot was als een manspersoon draagen konde, en dit wierd toen voor een zeer aanzienlyk geschenk gehoudenGa naar voetnoot(†). |
|