niets ontbrak 'er aan, dan het, ter verbetering van het coloriet, met een dun vernis over te stryken. - De kwaadaartige brunello wist, door een hem welgelukte list, in den pot, dit vernis bevattende, eenige druppels te laaten vallen van eene toebereiding, welker uitwerking geen ander kon weezen, dan dat al de schoonheid en luister van het Schilderstuk te eenemaal verlooren ging. - Guidotto streek by kaarslicht dit vernis over zyn Schilderstuk, en hing vervolgens, hoogst voldaan over zyn werk, en in de volste hoop van den gewoonen gelukkigen uitslag, zyn Stuk in de Zaal, tot den dag van morgen.
Lorenzo hadt zich ook tot dien dag, maar met een beevend hart, gereed gemaakt. Met zeer veel arbeids hadt hy een Stuk voltooid, 't geen hy nederig hoopte dat niet zeer verre beneden guidotto's vroegere Kunststukken zou gewaardeerd worden.
De belangryke dag der Kunstbeoordeeling kwam. De Kunstregters vergaderden, en traden in de groote Zaal, waar de gordynen terstond werden opgehaald, om met vollen dag de Meesterstukken te beschouwen. Allen gingen zy, vol verwagting van iets heerlyks te zullen zien, na het Schilderstuk van guidotto. - Maar ziet, in stede van dat schoone, treffende en meesterlyke, 't geen zy op dat paneel verwagtten, zagen zy eene elendige doodsche vlakte, vol verwarring en leevenlooze kleuren. ‘Zeker,’ riepen zy uit, ‘dit kan guidotto's werk niet zyn!’ De ongelukkige Jongeling tradt zelve te voorschyn; en, de deerlyke verandering, welke zyn Kunststuk ondergaan hadt, ziende, borst hy in een vlaag van smerte en spyt uit; roepende dat hy bedroogen en bedorven was. - De laage en niet diep genoeg te veragtene brunello, in een hoek als weggedooken, schiep een boosaartig vermaak over zyn gespeelden trek, en in de spytvervoering zyns Kunstgenoots. - Lorenzo voelde zich weinig minder dan guidotto zelve aangedaan. - ‘Een trek! bedrog! (riep hy uit.) In de daad, myne Heeren, dit is guidotto's werk niet. Ik zag dit eigen Stuk toen het half vostooid was, en toen reeds was het allerheerlykst. Ziet de omtrekken, en oordeelt hoe het geheel moet geweest zyn vóór dat een schendzieke hand zich daar aan zo kunstonteerend vergreep!’
Alle de aanschouwers voelden zich getroffen wegens den edelmoedigen yver van welken lorenzo gloeide, en deelden wel diep in het ongeluk guidotto overgekomen: doch het was onmogelyk den Eerprys toe te wyzen aan diens Schilderstuk, in den staat waarin zy het beschouwden, zo zeer ontluisterd, zo deerlyk gehaavend. De Kunstregters bezagen alle de andere ter beoordeeling voorgehangene Stukken, en dat van lorenzo, tot dien tyd toe by hun een onbekend Kunstenaar, kreeg eene groote meerderheid van stemmen tot den Eerprys.