Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSchets der geschiedenis van de zuiker, in de vroegste tyden, en in de middel-eeuwen.
| |
[pagina 537]
| |
Nearchus, zyn Vlootvoogd, (A.C. 325.) vondt het Zuikerriet in de Oost-Indien, zo als blykt uit zyn verhaal deswegen, bygebragt door strabo. Het is, nogthans, niet klaar, uit het geen hy zegt, dat men eenige kunstbewerking gebruikte om het sap van het Zuikerriet tot de dikte van onze Zuiker te brengen. Theophrastus, die niet lang daar naa leefde, (A.C. 303.) schynt eenige kennis van de Zuiker gehad te hebben; althans van het Riet, waar uit men dezelve vervaardigt. De onderscheidene soorten van Honig optellende, gewaagt hy van eene soort, die in Riet gevonden werd, waar door hy moet gedoeld hebben op eene Rietsoort, welke Zuiker in zich bevat. Eratosthenes (A.C. 223.) wordt door strabo aangetoogen, als gewaagende van de wortels van groote Rieten, in Indie voorkomende, zoet van smaak, en als ze raauw waren en gekookt. De naaste Schryver, in tyd, die van Zuiker gewaagt, is varro, (A.C. 68.) daar hy, in een Fragment, aangehaald door isidorus, blykbaar op deeze zelfstandigheid oogt. Hy beschryft ze als vloeibaar, gedrukt uit Rieten van eene groote soort, en zoeter dan Honig. Dioscorides (A.C. 35.), van de onderscheide soorten van Honig gewaagende, zegt, dat 'er eene soort is, in eenen vasten staat Saccharon geheeten, welke gevonden wordt in Rieten in Indie en Arabia Felix. Deeze, voegt hy 'er nevens, heeft het voorkomen van Zout, en is breekbaar als 't zelve, wanneer dezelve gekauwd wordt. Deeze is heilzaam voor de ingewanden en de maag, als men ze in water ontbonden gebruikt; ook nuttig in Blaasen Nierkwaalen. In de oogen gespat, worden daar door die stoffen weggeweerd, die het gezigt verduisteren. - Dit vermelde van dioscorides is het vroegste bescheid, 't geen ik ergens heb aangetroffen, van de geneezende kragt der Zuiker. Galenus (A.D. 143.) blykt de Zuiker wel gekend te hebben; hy beschryft dezelve bykans eveneens gelyk dioscorides gedaan hadt, als eene soort van Honig, Sacchar geheeten, die uit Indie en Arabia Felix kwam, in Riet beslooten. Hy beschryst dezelve als minder zoet dan Honig; maar van dezelfde hoedanigheden. Egter met dit onderscheid, dat de Zuiker niet, gelyk de Honig, nadeelig is voor de Maag, of dorstverwekkend. Indien het derde Boek van galenus, over de Genees- | |
[pagina 538]
| |
middelen welke men zich gemaklyk kan aanschaffen, egt is, hebben wy grond om te denken, dat de Zulker geen schaars voorkomend Artykel moet geweest zyn: naardemaal dezelve daar herhaalde keeren wordt voorgeschreeven. Lucanus doelt op de Zuiker, in zyn derde Boek, waar hy gewag maakt van de zoete sappen uit Rieten geperst, die gedronken werden door het Volk in Indie. Seneca, de Wysgeer, spreekt desgelyks van een olieagtig zoet sap in Rieten, hoogstwaarschynlyk Zuiker bedoelende. Plinius was beter met dit voortbrengzel bekend, 't geen hy beschryft onder den naam van Saccaron, en 'er by vermeldt, dat dezelve gebragt wierd uit Arabie en Indie; doch de beste uit het laatstgemelde Land. Hy spreekt vervolgens van de Saccaron als eene soort van Honig, uit Riet verkreegen, van eene witte kleur, naar Gom gelykende, breekbaar voor de tanden, en voorkomende in stukjes van grootte als een Hazelnoot. De Saccaron was alleen als een Geneesmiddel in gebruik. Salmasius schryft, in zyne Plinianae Exercitationes, dat plinius, op het gezag van juba den Geschiedschryver, verhaalt, dat 'er op de Gelukkige Eilanden eenige Rieten groeijen, welke de hoogte van boomen bereiken, en eene stoffe uitgeeven, zoet en aangenaam voor het verhemelzel. Deeze Plant besluit hy dat het Zuikerriet is; dan, myns oordeels, behelst de Plaats by plinius (Hist. Nat. Lib. VI. Cap. XXII.) niet zo veel. Tot dus verre troffen wy geen berigt aan van eenige kunstbereiding der Zuiker, door kooken of anderzins; doch 'er is eene plaats by statius, (Sylv. I. VI. 15.) die, indien de Leezing egt is, schynt te zinspeelen op het kooken van de Zuiker. Steph., in zyn Thesaurus, brengt dezelve onmiddelyk daar toe. Arrianus gewaagt, in zyn Periplus van de Roode Zee, van de Honig uit Riet, genaamd Sacchar, (Σαχαρ) als een der Handelgoederen tusschen Ariace en Barygaza, twee plaatzen van het overgelegene Indie, en eenige van de Havens van de Roode Zee. AElianus spreekt, in zyne Natuurlyke Historie, van eene soort van Honig, geperst uit Rieten, die groeijen by de Prasii, een Volk digt by de Rivier de Ganges woonende. Tertullianus meldt ook van Zuiker, in zyn Boek | |
[pagina 539]
| |
de Judicio Dei, als eene soort van Honig, uit Riet voortgebragt. Alexander aphrodisaeus blykt kennis gehad te hebben aan de Zuiker, ten zynen tyde aangemerkt als een voortbrengzel van Indie. Hy vermeldt, dat het geen de Indiaanen Zuiker noemen eene zamenstolling van Honig was, in Rieten, gelykende op Zoutkorrels, van eene witte kleur, bezittende een afdryvend en zuiverend vermogen, even als de Honig; dat dezelve, gekookt zynde, op dezelfde wyze als Honig, minder buikzuiverend wierd, zonder iets van de voedende kragt te verliezen. Paulus aegineta vermeldt van Zuiker, als groeijende, ten zynen tyde, in Europa, en als aangebragt uit Arabia Felix; de laatstgemelde houdt hy voor minder zoet dan de Europische, en niet nadeelig voor de Maag, noch dorstverwekkende, welke hoedanigheden hy aan de Europische toeschryft. Achmet, een Schryver, die, volgens zommigen, omtrent het Jaar 830 leefde, spreekt van de Zuiker, als iets, ten zynen tyde, algemeen. Avicenna, de Arabische Geneesheer, gewaagt van Zuiker, als zynde een voortbrengzel van Rieten; doch het blykt, dat hy oogt op de Zuiker, Tabaxir of Tabbarzet geheeten; dewyl hy dien naam bezigt. Het blykt niet, dat een der opgemelde Schryveren iets wist van de wyze om Zuiker te bereiden, door het sap van het Riet tot een vast lichaam te kooken. Men is ook van gevoelen, dat de Zuiker, welke zy hadden, niet voortkwam uit het Zuikerriet tegenwoordig in gebruik, en 't geen zulk eene menigte van Zuiker uitlevert, maar van een ander Zuikerriet, grooter van gewas, en door avicenna Tabarzet geheetenGa naar voetnoot(*); dit is de Arundo Arbor van casp. bauhinus, de Saccar Mambu van laatere Schryvers, en de Arundo Bambos van linnaeus. Deeze | |
[pagina 540]
| |
Plant geeft een zoete melkagtige sap, en dikwyls een harde geeristalliseerde stoffe; volmaakt op Zuiker gelykende, zo in smaak als in gedaante. De Geschiedschryvers der Kruisvaarten maaken, van allen die onder myne opmerking gevallen zyn, het naaste aan de voorgemelden gewag van Zuiker. De Schryver van de Historia Hierosolymitana (A.D. 1100) vermeldt, dat de Kruisvaarders, in Syrie, zeker soort van Rieten vonden, Cannameles geheeten, waar van men vertelde, dat eene soort van wilde Honig gemaakt werd; doch hy vermeldt niet, dat hy van die gemaakte Honig zag. Albertus agnensis schryft, omtrent dien zelfden tyd, dat de Kruisvaarders Honigzoete Rieten, in groote menigte, vonden, in de Velden omstreeks Tripoli, in Syrie, welke Rieten men den naam gaf van Zucra. Deeze Lieden, de Kruisvaarders naamlyk, zoogen daar aan, en vonden groot genoegen in den zoeten smaak. Zy konden 'er bezwaarlyk uitscheiden. Deeze Plant (zo berigt ons gemelde Schryver) wordt met veel arbeids door den Landman alle jaaren geteeld. Hy voegt 'er by, dat de Boeren, op den tyd van den Oogst, deeze rype Rieten in vyzels kneuzen, en het uitloopend sap in vaten doen, dat het zamenstolt in de gedaante van Sneeuw of wit Zout. Dit, geschrapt zynde, mengen zy met brood, of ontbinden het in water, en eeten het: zy houden het voor gezonder en smaaklyker dan de Honig der Byen. Het Volk, 't welk Albaria Marra en Archas belegerde, en grooten honger leedt, vondt 'er veel verkwikkings in. Laatstgemelde Schryver, die ons deeze berigten mededeelde, meldt, in de beschryving der Regeeringe van balduinus, van elf Kameelen, met Zuiker belaaden, door de Kruisvaarders genomen: waar uit valt op te maaken, dat 'er een groote voorraad van Zuiker aldaar moet voorhanden geweest zyn. Jacobus de vitriaco gewaagt van een Riet vol Honigs, in Syrie groeijende, waar door hy een zoet sap verstaat, 't welk, door een schroef geperst, en over 't vuur gedroogd, Zuiker wordt. - Dit is het eerste berigt, my voorgekomen, waar in gesprooken wordt van vuur, of hitte, gebezigd tot het maaken van Zuiker. Omtrent dit zelfde tydperk, (A.D. 1124.) spreekt willermus tyrensis van Zuiker, als vervaardigd in | |
[pagina 541]
| |
de nabuurschap van Tyrus, en van daar na de afgelegenste deelen der Wereld gezonden. Marinus sanutus schryft, (A.D. 1300.) dat, in de Landen aan den Sultan onderworpen, de Zuiker in groote hoeveelheid werd voortgebragt; dat men die desgelyks vervaardigde op Cyprus, Rhodes, Amorea, Marta, Sicilie, en andere plaatzen, den Christenen toebehoorende. Hugo faloandus, een Schryver die bloeide omtrent den tyd van Keizer frederik barbarossa, gewaagt van Zuiker, ten zynen dage, in groote menigte, voortgebragt op Sicilie. - Het blykt, dat men dezelve in tweeërlei staat. gebruikte: de een, waarin men het sap gebragt hadt tot de dikte van Honig; de ander, waarin men zo veel meer kookte, dat het een vast lichaam als onze Zuiker kreeg. De hier bygebragte plaatzen zyn alle die my voorgekomen zyn in eene Leezing, tot naspeuring van dit Onderwerp ingerigt. Zy zyn slegts weinige, en veele van luttel beduidenis; doch zy kunnen de moeite aan anderen spaaren, die genegenheid hebben om de Geschiedenis van dit zonderling voortbrengzel nader te onderzoeken. |
|