| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Vertoog tegen de ydele nieuwsgierigheid na de zaaken van onzen naasten.
(Naar het Engelsch.)
Benaarstigt u stille te zyn, en uwe eigene dingen te doen.
paulus.
Het Opschrift deezes Vertoogs en de Spreuk van den Apostel strekken beide om den Leezer onmiddelyk, zonder eenige verdere voorbereiding, voor den geest te brengen, waar op wy 's Leezers aandagt willen vestigen. Wy hebben, naamlyk, voor, om, door klem van bondige bewyzen, op den aart der zaake en den Godsdienst gegrond, tegen te gaan, die indringende en nooit verzaade Nieuwsgierigheid na den Staat, de Omstandigheden en het Character, van onzen Naasten.
Niet ongelukkig zullen wy slaagen in het bestryden der Ydele Nieuwsgierigheid, een zeer groot kwaad onder de Zonne, wanneer wy toonen, dat deeze alles opsnuffelende Geestgesteltenis, uit drieërlei hoofde, elken bedagtzaamen wraakbaar moet voorkomen. Te weeten, deeze Nieuwsgierigheid verbreekt de goede Orde, en stoort de Rust der Zamenleevinge. - Zy verwekt en koestert verscheide wraakbaare Driften. - En brengt de Menschen af van eene behoorlyke inagtneeming hunner eigene Pligten.
De Ydele Nieuwsgierigheid verbreekt de goede Orde, en stoort de Rust der Zamenleevinge. In deeze wereld zyn wy, Menschen, door verscheide banden aan elkander gehegt. Wy zyn door pligt gehouden, en worden door belang bewoogen, om elkander onderlinge hulpe te bieden, en diensten van vriendschapsbetoon de een den ander te bewyzen. Maar deeze onderlinge dienstbetoonin- | |
| |
gen worden ten voordeeligste beweezen, wanneer wy ons onthouden van ons, ongevergd en buiten noodzaake, met de zaaken onzes Naasten te bemoeijen. Elk Mensch heeft zyn eigen taak, zyn eigen belang te behartigen, en zaaken te doen, tot welker naspeuring zyn Medemensch geene roeping altoos heeft. Het Menschlyk Leeven glydt op de natuurlykste en geregeldste wyze voort, wanneer elk zich binnen zyn eigen kring houdt, wanneer hy, zo lange als zyn gedrag geregeld en pligtmaatig is, de vryheid geniet, om, zonder stoorenis zynes Naasten, zyn leevenspad te loopen. - Dan men heeft, door alle eeuwen heen, eene soort van Menschen gevonden, die, gedreeven door eene ongelukkige rustloosheid van geest, meer misschien dan door een gezet oogmerk om kwaad te doen, of aangezet door eenige beweegredenen van Eerzugt of Belang, zich gaarne inlaaten tot en mengen in dingen, waar mede zy niets te schaffen hebben, en onderzoek te doen op de byzondere zaaken van hunnen Evenmensch, en teffens ook, uit de onvolkomene en dikwyls zeer gebrekkige berigten, welke zy kunnen opdoen, besluiten opmaaken, hun Character en Omstandigheden betreffende.
Schoon lieden van gemelden stempel, door Apostel paulus, zeer charactermaatig, beschreeven, als Snappers, Bezigen in anderer doen, en van welken hy ons vermaant te wyken; schoon, zeg ik, lieden van gemelden stempel door niets anders werden aangezet dan door Ydele Nieuwsgierigheid, moeten zy nogthans voor gevaarlyke rustverstoorders der zamenleevinge gehouden worden. Terwyl zy waanen een schadeloos slag van Weezens te zyn, zaaijen zy allerwege de zaaden van verdeeldheid en twist. De kringen, waarin anderen zich beweegen, mag ik my dus uitdrukken, overdwarssende, veroorzaaken zy verwarring, en maaken de geraaktheid gaande. Want elk rekent zich, en met reden, beledigd, als een ander zich in zyne zaaken indringt, en, zonder des eenig regt of aanspraak te hebben, het zich onderwindt, om zyn gedrag en zyne omstandigheden op te speuren en te beoordeelen Op deeze wyze, zo onvoegelyk als onnoodzaaklyk, gestoord, eischt hy voor zich het regt, (zo dit regt mag heeten,) om, op zyne beurt, hem te ontrusten, die eerst het roekloos waagde zyne rust te stooren. Dit heeft menig een Vriendschapsband aan flarden gerukt; dit den vrede van veele Huisgezinnen
| |
| |
gestoord; dit veel en langduurend bitters door de Maatschappy verspreid.
Terwyl deeze geest van zich in alles mengende Ydele Nieuwsgierigheid den vrede en goede orde der Maatschappye deezerwyze verstoort, kweekt dezelve, by de Persoonen, daar mede behebt, eene menigte van kwaade Driften. De algemeenste Bron is Ledigheid, die, op zich zelve een ondeugd zynde, nimmer faalt veele andere ondeugden te teelen. 's Menschen geest is van dien aart, dat dezelve nimmer langen tyd kan weezen zonder eenig voedzel om de werkzaamheid zyner gedagten bezig te houden. De vadzige Ledigganger, die overlast der zamenleevinge, die geenerlei soort van dit voedzel in zichzelven heeft, zoekt zyne gedagten voedzel te verschaffen, met de naspeuringen van het gedrag zyns Naasten. De naspeurder, door nieuwsgierigheid gedreeven, is altoos praatziek. Wat zy ontdekken, of zich verbeelden ontdekt te hebben, wegens anderen, verspreiden zy, doorgaans, zo ras zy met eenige mogelykheid kunnen. Eene vertelling, door de kwaadaartigheid verzonnen, en door de ligtgeloovigen voortgepraat; een gerugt, onder de menigte ontstaan, en van den eenen aan den anderen overgehandreikt, heeft, by elken stap des voortgangs, byvoegzels in menigte gekreegen, en is als een van een berg afrollende sneeuwklomp aangegroeid; deeze wordt, in 't einde, de grond van vertrouwende verzekering, en teffens de bron van ligtvaardig en liefdeloos veroordeelen.
Niet zelden is het een geest van jalousy en mededinging, die aan de naspeuringen van dit slag van lieden een scherpen spoorslag geeft. Zy wenschen, met vuurigen harte, het een of ander te ontdekken, 't welk 's Naastens Character, Omstandigheden en Agting, met de hunne op eene gelyke hoogte brengt; of op zodanig eene, welke hun streelt en kittelt met het denkbeeld van hunne meerderheid en uitsteekenheid. Een heimlyke kwaadaartigheid ligt in den grond hunner naspeuringen. Deeze kwaadaartigheid moge zich vermommen door een gemaakt vertoon van braafheid en onpartydigheid. Deeze kwaadaartigheid moge zelfs zich bedekken met het voorkomen van eene vriendlyke deelneeming in de belangen van anderen, en met de gemaakte verontschuldigingen wegens hunne zwakheden. De verborgene bitterheid laat zich ras en gereed ontdekken.
Terwyl, derhalven, dusdanige Lieden den Vrede der
| |
| |
Zamenleevinge stooren, vergiftigen zy, ten zelfden tyde, hunne eigene harten met boosaartige Gemoedsbeweegingen. Hunne geaartheid is geheel het tegenbeeld van dien beminnelyken Geest der Liefde, op welken de Christlyke Godsdienst, en niet het grootste regt, zo hoogen prys stelt. - Liefde bedekt eene menigte van zonden; maar deeze naspeurende en bemoeizieke geestgesteltenis zoekt ze te ontdekken, en overal, zo veel mogelyk, bekend te maaken. - Liefde denkt geen kwaad; maar deeze geestgesteltenis helt over om altoos het ergste te vermoeden. - Liefde verblydt zich niet in de ongeregtigheid; maar deeze geaartheid zegepraalt wegens de ontdekking van dwaalingen en zwakheden. - Liefde klaart elk voorwerp, op welk dezelve schynt, op, gelyk de Zon; een vit- en berispzugtige geest zet elk Character in den donkerst mogelyken nagt.
Wyders mogen wy opmerken, dat alle onvoeglyke Nieuwsgierigheid, omtrent de zaaken van anderen, grootlyks strekt om de Hervorming van eigene zedelyke wanstaltigheden te verhinderen: deeze immers trekt 's Menschen gedagten af van 't geen het hoofdvoorwerp zyner aandagt behoort te weezen; de verbetering van hun eigen hart en leevensgedrag. - Zy, die zich dus gestadig onledig vinden omtrent de zaak huns Naasten, hebben weinig tyds, en nog minder genegenheids, om het oog op hunne eigene gebreken te wenden, en op eigen pligtsbetragting, naar eisch, te denken. Door hunne veelvuldige en onvermoeid voortgezette naspeuringen vinden zy, of althans waanen zy te vinden, in het gedrag van anderen, eene vergoelyking, zo geene volstrekte verschooning, hunner eigene gebreken. Veeltyds is de zo geliefde als gewenschte uitslag hunner naspeuringen op de gedraagingen van anderen, zo onvermoeid te werk gesteld, wel voldaan over zich zelven neder te zitten. Zy zyn, (dien troost drinken zy met volle teugen in,) zo goed als anderen. Het vonnis van veroordeeling, 't welk zy over de gebreken huns Naasten vellen, leggen zy uit als een gevoel van deugd, 't welk zy in hun boezem omdraagen. In de daad, zy zyn rechte afstammelingen van de Geveinsden, door jesus zo zinryk beschreeven, die den Splinter in 't oog huns Broeders klaar ontdekken; maar den Balk, die in hun eigen oog is, niet zien.
Het tegenbeeld van het dus verre ontvouwde haatlyke Character is, dat elk zich met zyn eigen doen bemoeije.
| |
| |
Voor Lieden, die in de zamenleeving een gewigtige Post, of onderscheiden Rang, bekleeden, heeft deeze Les geene duisterheid ter wereld. Bezitten zy eenige braafheid, dan kunnen zy niet afzyn van te erkennen, dat god en de Wereld een eisch op hun hebben, om van hun eene vlytige inagtneeming te vorderen van de volvoering der taake hun opgelegd; en dat hun tyd te verbeuzelen in nietsbeduidende naspeuringen van anderer doen, met welk zy niets te maaken hebben, hoogst berispenswaardig is, en zondig. - Dan veele menschen worden 'er gevonden, die dit in een geheel ander licht beschouwen. Zy zyn lieden van geringen doene, gereed om zichzelven aan te merken als van weinig aangelegenheids in de Wereld. Geenen wydstrekkenden invloed hebbende, en, zo zy waanen, geene roeping om zich in eenigen kring te onderscheiden door werkzaam vlytbetoon, verbeelden zy zich, dat zy geheel schuldloos een ledig bedryfloos leeven mogen leiden, en hunner Nieuwsgierigheid voedzel verschaffen, door, naar welgevallen, het Character en Gedrag der zodanigen, die zich rondsom hun bevinden, na te speuren, en daaromtrent alle mogelyke ontdekkingen te doen. Van dusdanige Lieden vloeit de Maatschappy ongelukkig maar al te zeer over. - Niemand, in de daad, mag zichzelven aanmerken als van weinig beduidenis in het oog van god. In alle zeer verschillende Leevensstanden heeft elk zyn taak, en moet de daartoe ontvangene bekwaamheden te werk stellen; door dit, naar eisch, te doen, dient hy god, bevordert hy de zaak der Deugd, en betoont zich een waardig Wereldburger. Ledig en bedryfloos heen te leeven, en den tyd, tot de gewigtigste einden ons geschonken, te verbeuzelen, kan niemands bestemming zyn in de Maatschappy.
Zelfs die Sexe, welke zich, onder ons, van die openbaare bedryfvolle bezigheden, welke den Mannen ten deele vallen, vindt uitgeslooten, en waar onder zo veele zich aan Ydele Nieuwsgierigheid op eene verregaande wyze schuldig maaken, - zelfs die Sexe wordt, zal ze aan haare bestemming beantwoorden, tot geheel andere zaaken geroepen. In de stille schaduw des Huislyken leevens hebben de Vrouwen veele Pligten te betragten, veele Deugden uit te oefenen. Hoe zeer hangt van haar af de behartiging van een geregeld, welbestuurd, en overlegd, Huishouden? Hoe groot een deel van de Opvoeding der Kinderen komt voor haare rekening? Hoe
| |
| |
magtig veel kunnen zy, door haare bezorging, doen tot troost der verlegenen, tot verkwikking der behoeftigen? - Zy zelfs, die zich min met Huiszorgen bezet vinden, kunnen haaren tyd en bekwaamheden op eene voor haar aangenaame, en der Maatschappye zo niet nuttige, althans voor dezelve onschadelyke, wyze besteeden. Terwyl zy, dit pad verlaatende, veelligt het reeds te groot aantal vermeerderen, die oor en oog voor het inzamelen van voorraad ter voldoeninge eener Ydele Nieuwsgierigheid openzetten, en niet zelden, als 't ware, Schoolen oprigten van Laster en Kwaadspreekendheid; Broeinesten van zo veel ongeneugten en jammeren!
Met één woord, in welk een Leevensstand wy ons geplaatst vinden, altoos overeenkomstig met ons Character te handelen, behoort onze bestendige regelmaat te weezen. Wie dit doet is boven veragting verheven, in hoe laag een leevenskring hy zyne dagen doorbrenge. Hy, die buiten zyn Character te werke gaat, verdient, hoe hoog anders onder de Menschen verheven, aller braaven veragting. Wat raakt de Menschen, over 't algemeen, wat anderen doen? Zy behooren bedagt te weezen wat zy zelve moeten verrigten; wat van hun billyk in hunnen kring verwagt wordt. Elke buitenstap op het pad des leevens, waar toe Ydele Nieuwsgierigheid ons vervoert, is een misstap; en den tyd, dien wy ter voldoeninge van dezelve besteeden, ontsteelen wy aan hoogere verpligtingen.
In den wydstrekkenden kring der menschlyke bezigheden, is ruimte en plaats voor elk, om bezig, om op eene nutte wyze voor zichzelven en anderen bezig, te zyn, zonder zich op eene onvoeglyke wyze ten kringe van anderen in te dringen. Zy, die zich aan 't roer van Staats-, Stads- of in een kleinder bewind geplaatst vinden, hebben werks in overvloed, zullen zy zich van die post wel kwyten; en anderen om aan billyke schikkingen zich, ten algemeenen beste, te onderwerpen. - De Geleerden en Kundigen moeten de minkundigen onderwyzen, en deezen zich leergraag aanstellen. - De Ouden kunnen en behooren de Jongen met goeden raad te dienen, en deezer pligt is dien raad op te volgen. In geringen doene leevende, roept de stem der Naarstigheid tot vlytbetoon, en die van den Godsdienst tot weltevredenheid. - De Ryken worden door Rede en Godsdienst aangemaand tot nederigheid, tot liefdaadigheid, menschlie- | |
| |
venheid en hulpvaardigheid. - Vordert onze Leevensstand dat wy ons veel in 't openbaar vertoonen, wy kunnen van die hoogte het beste voorbeeld geeven. - Brengt onze staat een meer afgezonderde Leevenswyze mede, ook daarin kunnen wy, op veele wyzen, en ons zelven, en anderen, nuttig weezen. In de daad, geen Mensch (dan de grillige Kluizenaar of opgesloote Kloosterling) vindt zich zo verre van het tooneel des werkzaamen leevens verwyderd, of hy vindt, in den kleinen kring, welken hy beschryft, gelegenheid, veel gelegenheid, om goed te doen; om vriendschap aan te kweeken, vrede te bevorderen, en ontelbaar veele van die kleine pligten te volbrengen, die binnen elks bereik vallen, en dagelyks wederkeeren. - In alle onderscheidene betrekkingen, welke in dit leeven voorkomen, als Man en Vrouw, als Meester en Dienstboode, als Ouders en Kinderen, en welke betrekkingen zich meer in het Maatschappylyk leeven voordoen, staan ons ontelbaare Pligten te volbrengen, worden wy tot het betoon van ontelbaare Deugden geroepen, die het Tydperk onzes leevens aanvullen, zonder dat wy de
toevlugt behoeven te neemen tot de Ydele Nieuwsgierigheid, welke, behalven het veelvuldig daarin opgeslooten en aangeweezen kwaad, ons aftrekt van 't geen eigenlyk ons werk is. |
|