| |
Het aanbelang van de vroeg ydige verkryging dier verstandige en zedelyke hoedanigheden, welke de beste hulp- en reomiddelen verschaffen in de veelvuldige leevenslotverwisselingen.
Eene Vertelling.
(Uit Mrs. mitchel's Tales of Instruction and Amusement, for the Use of Young Persons.)
De Heer jeffries was een ryk Koopman, die zeer pragtig leefde: hy hieldt veele Dienstbooden, en Rydtuigen. Zyn Huis te Londen was groot, en alles in 't zelve in den eersten smank. Zyn Buitenverblyf beantwoordde aan zyne Wooning in de Stad.
Hy had twee Zoonen, lodewyk en archibald. Zo ras deezen daar toe voeglyke jaaren bereikt hadden, werden zy ter Opvoedinge besteld by een waardig Geestlyken, niet verre van Londen op 't Land woonende. Naardemaal deeze Kindeten gewoon geweest waren in eene volslaagene ledigheid te leeven niets voor zichzelven te doen, steeds omringd van oppassende en hulpbiedende Dienstbooden, was lichaam en geest even zwak. Hunne begeerten, hoe grillig en ongerymd, had men altoos ingewilligd; en, te deezer oorzaake, waren zy, schoon veel bezittende, met niets vergenoegd. Hunne begeerten groeiden aan door de gemaklykheid, met welke zy voldoening kreegen; en dit maakte hun grynig en onvoldaan. Hoe veel zy hadden, het smaakte hun niet; en 't geen zy verlangden behaagde hun niet als zy het verkreegen hadden.
Zodanig waren de Kweekelingen van den Eerw. briant. Hunne trotsheid evenaarde hunne bedryfloosheid. Zy schelden
| |
| |
alle oogenblikken om de minste beuzeling, welke zy noodig hadden, en gaven hunne bevelen op den gebiedendsten toon. Zy klaagden over de vermoeienis, welke zy moesten ondergaan; nu altoos verpligt zynde om te wandelen, in stede van op een woord spreekens een rydtuig gereed te hebben.
De Eerw. briant, een Man van Verstand en Geleerdheid, en veel Menschenkennis, hield zich verzekerd, dat zyne Kweekelingen, met zodanig eene gesteltenisse, nooit gelukkig konden weezen, niettegenstaande het gunstig leevenslot, 't welk hun beschooren scheen.
Het bezit der hulpmiddelen om gelukkig te zyn is niet genoegzaam; wy moeten ook weeten hoe dezelve aan te wenden: en hoe veelen zyn des geheel onkundig! Hoe zelden wordt overvloed genooten door de zodanigen, die in verkwisting hunne dagen doorbrengen! Hoe schaars wordt de aangenaamheid der ruste gesmaakt door hun, die vooraf geene bezigheid uitoefenden! Overtollige wenschen te onder te houden, te leeren wat weezenlyk goed is hooger te schatten dan het schynbaare, is de weg tot waar geluk. Nooit behooren wy te schroomen voor arbeid en moeite, indien onze Deugd 'er sterkte door kryge, of het welweezen onzer Medemenschen 'er door bevorderd worde. Elke laage en zelfzoekende neiging te onder te brengen, daarentegen de zuivere beginzels van Goeddaadigheid en Menschliefde aan te kweeken, kan alleen een Mensch verheffen boven die Gelykheid, aller natuurlyk Effdeel.
Het was de moeilyke en werklyke onderneeming van den Eerw. briant, om uit de gemoederen zyner Kweekelingen die schadelyke grondbeginzels uit te wisschen, welke zy zo langen tyd ingewilligd en in de grootste ruimte botgevierd hadden; hun edeler inzigten in te boezemen, dan om enkel ten koste van anderen te leeven, en den tyd in geeuwende lustlooze ledigheid door te brengen. Allengskens gewende hy hun aan den arbeid; dikwyls waren zy hem behulpzaam in het bearbeiden van den tuin, by het huis behoorende. Vuurig om na te volgen 't geen zy zagen, kreegen zy met den tyd betere hoedanigheden, en hunne Zielen, zo wel als hunne Lichaamen, kreegen meerdere sterkte. Zy stonden 's morgens vroeg op: schoon hun dit in den beginne moeilyk viel, werd het welbaast een wellust. Eene aangenaame wandeling, of eene vertelling van den Eerw. briant, was by hun een meer dan voldoenend loon voor elke betooning van vlyt en wakkerheid. Hun ontbyt werd 's morgens veraangenaamd door eene herhaaling van 't geen op den voorgaanden dag gebeurd was; en, wanneer zy iets pryzenswaardigs gedaan hadden strekten de bartlykste betuigingen van goedkeuring ten loon hunner verrigtingen. - Hunne ge- | |
| |
aartheid, desgelyks, te vooren korzel en stuursch, werd zagt en verpligtend.
Toen lodewyk en archibald, naa een jaar verblyfs, eens voor eene wyl na huis keerden, was de hervorming, by hun te wege gebragt, zo groot, dat de Heer jeffries in hun zyne Zoonen herkende. Zy waren gezond, werkzaam, goed geaart, verpligtend. Te onvredenheid maakte hun niet langer lastig, en zy verveelden een ieder niet door de altoos wederkomende dienstvorderingen. Het genoegen, 't welk de Vader deswegen smaakte, was onbeschryflyk groot; en gaf hy hier van, door eene ruime betaaling, blyk aan den veel verdiend hebbenden Leermeester.
Naa het eindigen des Verloftyds, keerden zy weder na de plaats hunner Onderwyzinge en Uitspanninge. Behalven in de Weetenschappen aan hunnen rang voegende, onderwees de Eerw. briant hun in de kennis des Landbouws, in al deszelfs nuttige takken. Zy stonden verwonderd op 't gezigt hoe veelvuldige en uitgestrekte arbeid 'er vereischt wordt om den Mensch voedzel te bezorgen; en naar gelange zy meer zagen hoe zeer zy van anderen afhingen, hoe zy voor allen gespraakzaamer en met allen omganglyker werden. Dikwyls gingen zy op 't land, om den grond met de ploeg te zien omwerpen, den Zaaijer te zien zaaijen, en hoe de egge al dien landärbeid voltooide. - Zy zagen met ongeduld den tyd te gemoete, dat het zaad door den grond heenboorde, en namen de eerste groene spruitjes waar. - In den vrolyken Oogsttyd, booden zy de arme Naleezers de behulpzaame hand, en verzogten den Eerw. briant, dat hy hun eenige handvollen van de beste schooven wilde toewerpen. Door zodanig een gedrag, maakten zy zich by elk bemind; en 'er was naauwlyks een Huisman in 't Dorp, of hy had reden om de naamen van lodewyk en archibald in zegening te noemen. Verre van de leevensbezigheden deezer hoogstnoodige Leden der Maatschappye te veragten, gevoelden zy het grootste vermaak in zichzelven ook nuttig te maaken. Niet langer haakten zy na een pragtige vergulde Koets, of een talryke sleep van noodlooze Afhangelingen.
De vorderingen, welke zy in de Weetenschappen maakten, evenaarden de beterschap hunner Zielsgesteltenisse; en, welke voordeelen zy van hunnen rang mogten trekken, waren deeze veel minder dan die hunne weezenlyke verdiensten hun byzetten.
Eindelyk, naa hunne Letteroefeningen te Oxford voltrokken te hebben, keerden zy weder tot hun Vader als Zoonen die elk Vader zou wenschen. De rykdom, de luister, die hun omringde, gaven hun veelvuldige gelegenheden om nuttig te weezen voor hunne Medemenschen; en lieten zy nimmer de gelegenheden daar toe onopgemerkt voorbyglippen.
Maar, helaas! hoe onzeker is al het ondermaansche! De
| |
| |
Heer jeffries, wiens geluk in dit leeven onafgebrooken geweest was, ondervond nu een harde lotwisseling. Het schielyk uitbarsten eens Oorlogs bragt hem eerst in zwaarigheden; en een Huis, waar mede hy veele zaaken loopende had, dompelde hem dieper in ongelegenheid. Het berigt, dat verscheide Schepen, voor zyne rekening belaaden, genomen waren, bragt hem den laatsten slag toe. Naa het betaalen van alle zyne schulden, bevond hy weinig meer dan 4000 Ponden Sterling te bezitten. Dit was, voor een Heer, gewoon zulk eene som jaarlyks in zyn huishouden te verteeren, even 't zelfde als op den rand der uiterste armoede gebragt te zyn.
In de eerste vlaage van zielsverdriet en teleurstelling, gaf hy zich aan troostlooze wanhoop over, tot dat de hartlyke en toegenegene bemoedigingen zyner Zoonen hem tot reden en nadenken bragten. Zy bedienden zich van alle zorgzagtende beweegredenen ter vertroosting, en voegden 'er by, dat, daar noch misdryf noch onvoorzigtigheid de oorzaak geweest was van zyn ongeluk, hy in geenerlei opzigt zich iets te verwyten had; maar tragten moest, zich, op de best mogelyke wyze, aan 's Hemels schikkingen te onderwerpen. ‘Wy,’ voegden zy 'er nevens, ‘zyn jong, gezond en sterk; door onzen arbeid zullen wy u gemaklyk en ruim doen leeven: lang genoeg hebt gy ons onderhouden. Wy hebben thans gelegenheid om u onze dankbaarheid te betoonen: en zo aangenaam zullen ons die dienstbetooningen weezen, dat wy de droeve omstandigheden, welke dezelve noodig maaken, geheel zullen vergeeten.’
De diepgetroffen Vader gaf zynen Zoonen geen antwoord; maar drukte hun hartlyk aan zyn boezem. Volgens den raad zyner Vrienden, overeenstemmende met de wenschen van zyn eigen hart, besloot hy Engeland te verlaaten; dewyl hy niet kon verdraagen, dat de plaats, die zyne voorige grootheid gezien had, getuige zou weezen van zyne tegenwoordige vernedering. - Ongelukkig had hy het zich eigen gemaakt, om den Rykdom aan te zien als het éénig middel tot geluk; de overvloed, welke dezelve verschafte, de agting, die dezelve inboezemde, kwamen hem nu dierbaarder, dan ooit, te vooren; en schoon hy, terwyl hy rykdom bezat, steeds bezorgd geweest was om nog meer te krygen, en steeds bevond dat opeenstapeling van schatten aan zynen wensch niet voldeed, noch iets aan zyne daadlyke bezittingen toevoegde, kon hy nu zyn rykdom met geene kloekmoedigheid van geest verzaaken, of het verlies daarvan gelykmoedig draagen. Hy moest eene voor hem allerbezwaarlykste les leeren, dat Vlytbetoon en Weltevredenheid betere waarborgen waren van geluk, dan Rykdom en Praal. De kleine som, welke hem van zyne voorheen onmeetlyke rykdommen overschoot, stelde hy zich voor, te besteeden in den aankoop van eenig Land in Jamaica; wer- | |
| |
waards hy, met zyne twee Zoonen, onmiddelyk heenentoog.
Lodewyk en archibald, wier Opvoeding hun met redmiddelen voorzien had, van welke geen leevenslotwissel hun kon berooven, en hun in staat stelde om wel te vrede in elken stand te leeven, stemden volmaakt overeen in hartlyke deelneeming in 't lot huns Vaders, en poogden 't zelve, door onaflaatende oppassing, te verligten: maar armoede vertoonde zich aan hun oog niet in eene schroomlyke gedaante; zy waren gewillig en gereed om zich door vlytbetoon onderhoud te verschaffen, en bezaten sterkte van geest genoeg om hunne wenschen te bepaalen naar de maate van het vermogen om 'er aan te voldoen.
By hunne aankomst in de West-Indiën, hielden zy zich eenige dagen op ten huize van een Vriend van den Heer jeffries, en keerden daar op na het aangekogt verblyf. Dit was klein, en niet aangelegd om aan weelde, maar om aan behoeften, te voldoen; het was welgelegen, en vertoonde aan het oog het fraaist vertoon, 't welk men met mogelykheid kon aanschouwen.
Onmogelyk zyn te beschryven, welke aandoeningen de schoone en schilderagtige gezigten van Jamaica in lodewyk en archibald verwekten; want hun Vader was al te zeer door hartzeer overkropt, om gevoelig te weezen voor dusdanige vermaaken. Zy beklommen eene nabygelegene hoogte, om op hun gemak het verrukkend tooneel te beschouwen. Van deeze hoogte, zagen zy de rivieren, met een grootschen loop zich kronkelende door de ryke en vrugtbaare vlakte, op eenige plaatzen omzoomd met altoos groenend houtgewas. Daar ryke Savannahs, zich openende voor wyder afgelegene tooneelen, zeldzaam door den voet eens Europeërs betreeden. Alles wat het oog kon bekooren, alles wat de begeerte kon verzadigen, en wellust voldoen, was hier vereenigd! Maar ach! schriklyk waren de middelen om deeze laatste einden te bereiken. Hier vertoonden zich slaavende elendelingen, die een elendig bestaan omdroegen, en den tyd en kragten spilden om de kunstbehoeften van anderen te voldoen; en, terwyl de overvloed hun van rondsomme aanlachte, waren zy verpligt de scherpte des hongers te verzagten met een stuk gedroogden Visch hun algemeen en sober voedzel!
In de menschelyke, edelmoedige en welgeplaatste, harten van lodewyk en archibald kon zulk een misbruik van magt geene andere aandoeningen opwekken, dan die van versmaading des verdrukkers, en van medelyden met de verdrukten. Zy beslooten, dat, indien de Voorzienigheid zo verre hun vlytbetoon zegende, dat zy tot een hoogeren stand kwamen, hunne afhangelingen het brood des arbeids zouden veraangenaamen met de saus der Vryheid.
| |
| |
Welhaast waren zy bezig met het bebouwen van de kleine plek gronds, door hunnen Vader gekogt; en deeze bezigheid, wel verre van dezelve eene vernedering te agten, was voor hun een bron van 't hoogste genoegen. Zy gaven de sterkste blyken van Kinderlyke toegenegenheid; terwyl zy een gedeelte betaalden van de schuld aan hunnen voorheen zo ruim en ryklyk hun verzorgenden Vader.
In een Land zo vrugtbaar als Jamaica zyn de Leevensnoodwendigheden voor een geringen prys te bekomen; doch lodewyk en zyn Broeder zogten ook voor hunnen Vader te verkrygen die Leevensäangenaamheden en Verkwikkingen, waar op hy, door lange gewoonte, nog gesteld bleef.
Hunne kleine Plantadie was vrugtbaarder dan zy in 't vuurigst hunner wenschen hadden durven hoopen: hun Vaderlievend vlytbetoon verkreeg een dubbelen zegen. In 't volgend jaar vermeerderden zy de uitgestrektheid van den grond, en trokken 'er weder de grootste voordeelen van. - Thans vonden zy het noodig, het getal hunner Werklieden te verdubbelen; doch het zweet der Slavernye bevlekte hun arbeid niet. De edelaartige Jongelingen ontsloegen hun van dien band; huurden ze; hun zo verre meester van zichzelven laatende, dat zy konden vertrekken als hun stand hun niet behaagde.
Toeneemende Rykdom baarde by lodewyk en archibald geen Gierigheid, noch teelde Hoogmoed; integendeel, zy bleeven even gemaatigd in hunne begeerten, even vriendlyk en gemeenzaam in hunnen ommegang. Hunne Werklieden, aan zulk eene vriendlyke behandeling ongewoon, waren zo zeer door toegenegenheid als uit pligt aan hun verbonden.
In 't verloop van twintig jaaren, hadden zy, door hun vlytbetoon, opregtheid, en 's Hemels zegen, een vry grooten schat overgewonnen, en keerden toen, met hunnen Vader, na Engeland weder. Daar leefden zy, niet om de overgewonnen schat te verkwisten; maar om hun rykdom te genieten; om het eenig waar genoegen te smaaken, 't welk schatten kunnen geeven, daar zy de noodlydenden onderstand, en troost aan de bedrukten, schonken.
De Heer jeffries leefde niet lang, naa zyne wederkomst in Engeland; en, op zyn doodbedde zyne Zoonen en Vrienden tot zich geroepen hebbende, deed hy deeze betuiging: ‘Twintig jaaren lang heeft de vlyt myner Zoonen my ondersteund; zy hebben, 't geen zy immer van my ontvingen, meer dan betaald. Zy betoonden zich gelaaten in tegenspoed, vriendlyk in 't midden der beproeving; geduld namen zy met alle myne zwakheden, en strekten tot steunzels van myn waggelenden ouderdom. De Hemel heeft met een gunstig oog op hun nedergezien, en hunne voorbeeldlyke Deugd ruim beloond. Mogten, ten eenigen tyde, hunne Zoonen verdienen, en van hun zulk een lof ontvangen
| |
| |
als ik met stervende lippen hun gaarne geeve! In het midden myns overvloeds, zelfs toen het geluk my op 't vriendlykst toelachte, smaakte ik nimmer de helft van het weezenlyk genoegen, 't welk de waardy myner Kinderen aan myn hart schenkt. - ô! Verdienstvolle Voorwerpen van myne sterkste toegenegenheid! ontvangt mynen zegen; ontvangt al de dankbaarheid, welke een Vader kan betoonen!’ .... Hier hield hy op; de dood look zyne oogen, en hy ging ter eeuwige ruste in.
Zo ras lodewyk en archibald den laatsten pligt aan hunnen Vader volbragt hadden, begaven zy zich, in allen haast, na den Eerw. briant, dien zy voor hunnen tweeden Vader hielden, om hem dien dank te betuigen, welke in hun boezem woonde. Aan hem waren zy verschuldigd de vorming hunner harten; hy had hun eerst op het pad der Deugd gebragt, en die nuttige bezigheden geleeräard, die, daar zy ten leevensönderhoud van den Mensch dienen, niemand zich moet schaamen te verrigten.
De veranderlykheid der wankel staande menschlyke zaaken behoort ons te overtuigen, dat hy, die te midden van den rykdom gebooren is, geene zekerheid altoos heeft van derzelver voortduurende bezitting. Een onvoorziene storm kan de schoonste vooruitzigten doen verdwynen; een onverwagt ongeluk de streelendste hoop verydelen. Hoe hulploos, hoe veragtlyk, is de staat van dien Man, die zich beroofd vindt van geneugten, welker verlies hy niet kan verdraagen, en die geen kennis bezit om zich te herstellen! Onkundig van alles wat nuttig is, van alles wat 's Menschen waaren roem uitmaakt, zinkt hy, onbeschreid, in den donkeren grafkuil neder!
Maar, integendeel, wat kan het ongeluk den geenen ontneemen, die, gelyk lodewyk en archibald, in staat zyn om zichzelven, te midden van allen druk, op te beuren; die zich niet laaten overheerschen door die valsche schaamte, welke versmaad 't geen nuttig is, om dat men het gemeen noemt? Armoede kan slegts weinig wegneemen van de zodanigen, die maatig zyn en naarstig. Zeldzaam laat de Hemel na, den arbeid der Deugd te beloonen; en de zegeningen van denzelven zyn meer byzonder beloofd aan de zodanigen, die, te midden van alle beproevingen, het pad van braafheid en eere blyven bewandelen. |
|