Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 481]
| |
merkbaar, kan doen inneemen, en die het leven langzaam, gelyk eene uitteerende ziekte, verkorten. Zy zyn niet, zo als veelen gelooven, eerst in de voorige Eeuw in Frankryk of Italien uitgevonden, maar reeds de Grieken en Romeinen hebben ze gekend, en 'er zich van bediend; niettegenstaande ik wel wil toegeeven, dat zy waarschynlyk in geen Land, en op geen tyd, geschikter gemaakt, en dikwyler gebruikt zyn, dan in die Landen sedert eene Eeuw geschied is. Als het waar is dat men ze tegenswoordig daar ter plaatze zodanig weet te bereiden, dat zy den dood op een te vooren bepaalden tyd kunnen bewerken, of dat de ongelukkige, welke men het Gif heeft doen gebruiken, binnen een zekeren te vooren bestemden tyd sterft, zo erkenne ik, dat de oude Gifmengers zeer verre van de nieuwere overtroffen worden. Bezwaarlyk echter zal men kunnen gelooven dat dit moogelyk zy, als men de menigvuldige zeer veranderlyke omstandigheden overdenkt, welke op de werking der Geneesmiddelen en Vergiften invloed hebben; en hoe dikwyls heeft niet een Gezelschap ter gelyker tyd het zelfde Gif in eene gelyke hoeveelheid gebruikt, waar door zommigen vroeger, anderen laater, gestorven zyn, eenigen het leven behouden hebben. Zo stierf Paus alexander de VIde, in 1503, en caesar borgia behield zyn leven en gezondheid, als beiden, door verwisseling der vlessen, het doodlyk vogt gedronken hadden, 't welk door hen voor de andere Gasten alleen was toebereid. Ten minsten geloove ik, dat tophaniaGa naar voetnoot(*), van wie men verhaalt, dat zy de Vrouwen de verzekering gaf, dezelve van haare onaangenaame Mannen op bepaalde weeken en dagen te zullen verlossen, van derzelver constitutie, diëet, enz., de naauwkeurigste berigten moet gehad hebben. TheophrastusGa naar voetnoot(†) spreekt van een Gif, welk men zodanig konde bereiden, dat het, na dat men het verkoos, in 2 of 3 maanden, of na 1 of 2 jaaren, zyne werking toonde, en waarby hy te gelyk aanmerkt, dat de dood, hier door veroorzaakt, des te elendiger was, naar maate het Vergif langzaamer werkte. Dit Gif wierd bereid uit het Aconitum; eene Plant, welke daarom | |
[pagina 482]
| |
op levensstrasse verboden was aan te kweeken. Hy verhaalt ook, dat thrasyas uit het sap van andere Planten een Vergif wist te bereiden, 't welk, in de geringe hoeveelheid van ¼ lood, onvermydlyk, een zagten, onpynlyken, dood veroorzaakte, en een langen tyd, zonder te bederven of van zyne kragt te verliezen, bewaard konde worden. Deeze thrasyas, wiens Leerling alexias de kunst noch verder gebragt had, was geboortig van Mantinea, een Stad in ArcadienGa naar voetnoot(*), en wierd van theophrastus, om zyne bekwaamheid, voornaamlyk uit hoofde zyner Kruidkundige kennis, zeer geroemd. In Romen waren deeze Vergiften omtrent 200 jaaren vóór de Christelyke tydrekening zeer in gebruik. Want als ten dien tyde zeer veele voornaame persoonen aan dezelfde ziekte in één jaar stierven, en men na de oorzaak hiervan onderzoek deed, verhaalde een Meisje, dat Vrouwen uit de aanzienlykste Familien Vergiften bereidden en uitdeelden; meer dan 150 wierden van de misdaad overtuigd, en gestraftGa naar voetnoot(†). Daar nu reeds zo veelen deeze gevaarlyke kunst geleerd hadden, konde men ze niet wel geheel uitroeijen, en in de Romeinsche Geschiedenis vind men verscheide voorbeelden, dat zy naderhand bestendig in gebruik gebleeven is. Sejanus liet een dusdanig Gif door een besneedenen aan drusus toedienen, welke daar aan allengskens, als aan eene uitteerende ziekte, stierfGa naar voetnoot(‡). Als agrippina claudius uit den weg wilde ruimen, maar het echter niet waagen dorst hem eensklaps van het leven te berooven, en evenwel ook niet veel tyd ter beschikking wegens de Throonsopvolging laaten wilde, koos zy een Gif, welk hem zyn verstand beneemen, en langzaam zoude doen sterven. Dit liet zy door eene bekwaame Gifmengster, locusta, bereiden, aan wie zy, uit hoofde haarer kunst ter dood veroordeeld, het leven gered hadde, om haar eens als een werktuig van staat, en om haare wraak te blusschen, te kunnen gebruiken. Dit Gif wierd den Keizer in een gerecht van Paddestoelen ingegeeven; maar daar het door zyne ongeregelde levenswyze niet naar wensch werkte, wierd hy door een sterker Gif verders van kant ge- | |
[pagina 483]
| |
maaktGa naar voetnoot(*). Dezelfde locusta bereidde het Gif, waarmede nero, de Zoon van agrippina, germanicus, welke zynen Vader claudius in de Regeering had moeten opvolgen, uit den weg ruimde. Daar nu dit Gif by hem alleen maar een Buikloop verwekte, en te langzaam naar den zin van nero werkte, dwong hy locusta, op verbeurte des levens, een sterker in zyne tegenwoordigheid te bereiden. Men nam hier de proef mede aan een Bok, en wyl deeze eerst na verloop van 5 uuren 'er aan stierf, versterkte zy het door uitdamping, tot dat een Varken, welk men 'er een weinig van had doen inneemen, 'er oogenbliklyk aan stierf, en hier mede wierd germanicus, zo dra hy het maar geproefd had, van 't leven beroofdGa naar voetnoot(†). Toen schonk de Keizer aan locusta vergeeving en zeer groote Goederen, en bezorgde haar eenige Leerlingen, welke zy 'er in onderwyzen moest, om dezelve met haaren dood niet geheel te doen verlooren gaan. Te Carthago moet men ook deeze kunst zeer wel verstaan hebben. Als de door de Carthagers gevangen Romeinsche Veldheer attilius regulus naar Romen gezonden wierd, om den voorslag te doen, dat de Romeinen de Krygsgevangenen tegen hem mogten uitwisselen, ging hy deeze ruiling tegen, wyl hy wist, dat men hem reeds een Gif had doen gebruiken, waar door de Staat hem binnen kort verliezen moest, en keerde dus, op zyn woord van eer, tot de vyanden terug, welke hem, op de gruwzaamste wyze, om 't leven bragtenGa naar voetnoot(‡). Alle deeze Vergiften wierden uit Planten, voornaamlyk uit het Aconitum, Cicuta en Papaver, of uit dierlyke deelen, bereid. Onder de laatsten is geen zoort van Gif merkwaardiger, dan dat, welk uit de Zeehaas (Lepus Marinus) bereid word, en waar mede titus, volgens het Verhaal van philostratus, door domitianus zoude omgebragt zyn. Zonder hier te willen bepaalen, welke Simplicia de Ouden tot hunne Giften gebruikten, zal ik | |
[pagina 484]
| |
alleen maar aanmerken, dat de Zeehaas, van welkers vreeslyke werking dioscorides, galenus, nicander, aëtius, aelianus, plinius, en anderen, ons een omstandig bericht gegeeven hebben, het zelfde Dier is, welk tegenswoordig, in het Stelzel van linnaeus, onder den naam van Aplysia depilans voorkoomt, zo als reeds rondelet vermoed, en bohadschGa naar voetnoot(*) duidelyk beweezen heeft. Dit dierlyk Gif schynt intusschen zeldzaam gebruikt te zyn, wyl het zich door zyne eigenaartige kentekenen gemaklyk ontdekt. Aristoteles schynt het niet gekend te hebben, ten minsten men vind 'er by hem geene melding van gemaakt. De veel sterkere en meer algemeene Mineralische Vergiften waren den Ouden onbekend; want hun Arsenicum (Rotten-kruid) was dat, welk wy tegenswoordig Auripigment noemen, dus op verre na niet de gevaarlykste Metaal-kalk, die het hoofd-ingredient van die langzaam werkende Vergiften uitmaakt, welke in nieuwere tyden in Frankryk en Italien tot zulk eene rampzalige volmaaktheid gebragt zynGa naar voetnoot(†). In Italien is niemand wegens deeze kunst beruchter geworden dan eene zekere tophana, of toffania, welke zich eerst te Palermo, en naderhand te Napels, ophield. Zy verkogt droppen, onder den naam van Aqua Tophania, Aqua della Toffana, Toffanina, Acquetta di Napali, of Acquetta; deeze schonk zy ook wel eens als een aalmoes aan zodanige Vrouwen, welke zich gaarne van andere Mannen wilden bedienen; vier of zes droppen waren genoeg om iemand het leven te beneemen, en men beweerde, dat men de werking deezer droppen tot op een zeker tydstip konde bepaalen. Toen de Regeering, hier van bericht bekomen hebbende, op haar liet passen, vlugtte zy in eene Geestelyke Vryplaats, en, toen keissler in 1730 te Napels was, leefde zy noch, wyl men haar, zo als hy zegt, uit hoofde deezer bescherming, niet van het leven berooven konde, of, liever, niet wilde. Veele Vreemdelingen bezogten haar, uit nieuwsgierigheid. Zy | |
[pagina 485]
| |
was echter niet de eenige te Napels, welke de kunst verstond dit Gif te bereiden. Keissler zegt, dat het 'er niet alleen noch heimelyk bereid wierd, maar dat men zelfs vóór eenige jaaren een geheel Vaatjen vol naar .... verzonden hadGa naar voetnoot(*). Pitaval verzekert, dat de Onderkoning, Generaal thaun, haar, niettegenstaande deeze Geestelyke beschutting, had laaten gevangen neemen, en eindelyk publiek straffen, waarvan ook door den Heer le bret melding gemaakt wordt. In 't Jaar 1659, onder de Regeering van Paus alexander de VIIde, bemerkte men te Romen, dat veele jonge Vrouwen Weduwen wierden, en dat de Mannen schielyk stierven, als zy hunne Vrouwen onaangenaam begonnen te worden; te gelyk hoorde men van de Geestelyken, dat veele persoonen in de biegt beleeden hadden, aan Vergiftigingen schuldig te zyn. Als de Regeering alle moeite aanwendde de Gifmengsters te ontdekken, kreeg men agterdocht op een Gezelschap jonge Vrouwen, waarvan de Voorzitster een oud Wyf scheen te zyn, welke zich met Waarzeggen ophield, en dikwyls zeer naauwkeurig den dood van verscheidene persoonen vooruit bepaalde aan hun, welke reden hadden denzelven te wenschen. Om haar van de misdaad te kunnen overtuigen, zond men eene listige Vrouw, het aanzien eener persoone van rang hebbende, tot haar, welke, na haar vertrouwen gewonnen te hebben, eenige droppen voor haaren Tyrannischen Echtgenoot verzogt. De zaak viel uit zo als men gehoopt hadde. Men nam het geheele Gezelschap gevangen; zy bekenden allen zeer spoedig; alleen de Waarzegster, hieronyma spara, moest alvoorens op de pynbank gebragt worden. Waar zyn nu, riep zy uit, die Romeinsche Ridders, Vorsten, Baronnen, die my zo dikwyls, en by zo veele gelegenheden, hunne bescherming hebben toegezegd! Waar zyn nu die aanzienlyke Vrouwen, welke my van haare gunst verzekerden! Waar myne Kinderen, die door myn toedoen in zulke schitterende omstandigheden gesteld zyn! - Om vrees tegen deeze misdaad in te boezemen, wierden, met een schrikwekkenden toestel, in 't midden eener ontelbaare menigte aanschouwers, ter dood gebragt, gratiosa, mede-helpster van | |
[pagina 486]
| |
spara; de Vrouw van een Slaager; een Verwers-vrouw; noch eene andere Vrouw, en de hardnekkige spara zelve, welke tot aan het laatste oogenblik noch op hulp hoopte. Eenige maanden hierna wierden noch meer Vrouwen opgehangen, een menigte gegeesseld, en verscheidene uit het land gebannen. Niettegenstaande deeze strengheid, zag men echter noch van tyd tot tyd de werking deezer gruwelyke misdaad. De Heer le bretGa naar voetnoot(*), aan wien wy deeze berichten verschuldigd zyn, verhaalt, dat spara eene Siciliaansche Vrouw was, en haare kunst te Palermo van tophania geleerd hadde. Als dat waar is, zo moet de laatste niet alleen zeer oud, maar ook zeer jong in haare kunst berucht geworden zyn. Keissler noemt haar een klein oud Wyf. In Frankryk heeft de kunst, om Vergiften te bereiden, nooit meer geruchts gemaakt, dan omtrent het Jaar 1670. Maria margaretha d'aubray, Dochter van den Burger-Lieutenant dreux d'aubray, trad, in 1651, in 't huwelyk met den Marquis de brinvillier, welke 30000 Liv. aan jaarlyksche inkomsten bezat, en wien zy noch een bruidschat van 200,000 Liv. ter hand stelde. Hy was Maitre de Camp by het Regiment Normandie, en had, in den Oorlog, godin, bygenaamd Saint-Croix, de onechte Zoon uit een aanzienlyk huis, als Capitein van de Cavallery by het Regiment Trassi leeren kennen. Deeze, welke toen als Chevalier d'Industrie leefde, bezogt den Marquis zeer dikwyls, en wierd binnen kort de voornaamste Galant van de vrolyke Marquisin, welke haaren Man, na hem zyne groote Goederen te hebben helpen verteeren, verliet, om zo veel te vryer met saintcroix te kunnen leeven. Deeze onbetaamelyke levenswyze wierd weldra door haaren Vader gestoord, welke saint-croix door een Lettre de Cachet uit een Rytuig van haare zyde liet neemen, en in de Bastille plaatzen. Hier leerde hy eenen Italiaan, exili, kennen, welke de Gifmengings-kunst volmaakt verstond, en ze ook hem leerde. Als zy beiden, na verloop van een jaar, losgelaaten wierden, hield saint-croix deezen exili zo lang by zich, tot hy de kunst volkomen meester was, in welke hy naderhand de Marquisin ook onderwees, om 'er by de eerste gele- | |
[pagina 487]
| |
genheid, ter verbetering haarer toestand, gebruik van te kunnen maaken. Naauwlyks had de Marquisin de beginselen der kunst geleerd, of zy nam het gewaad eener Non aan, bezogt de armen, bediende de zieken in het Hotel-Dieu, en gaf hun Geneesmiddelen, om dus geheel ongemerkt, en zonder eenig kwaad vermoeden, de kragt haarer Gisten aan deeze elendige, en van alle hulp verlaaten, Lyders te kunnen beproeven. Chaussée, de bediende van saint-croix, wierd door haar omgekogt, om haaren Vader en Broeder, by wien zy hem in dienst wist te brengen, door Gif van kant te maaken. De Vader stierf niet, dan na dat hy tot 10 herhaalde keeren van het Gif gebruikt had; de Zoon stierf schielyker; maar de jonge Juffrouw d'aubray konde zy het Gif niet bybrengen, wyl deeze, eenigen argwaan van vergiftiging by het schielyk sterven van haaren Vader en Broeder opgevat hebbende, zich te zeer in acht nam. Zy zoude evenwel toch eindelyk weggeruimd geweest zyn, zo de Voorzienigheid niet voor haar gewaakt had. Saint-croix was gewoon, wanneer hy een of ander Gif kookte, zyn gezocht met een glaasen maske te bedekken. Als 't zelve hem eens by toeval afviel, stierf hy oogenbliklyk, en men vond hem dood in zyne Werkplaats. De Regeering liet de nagelaaten zaaken van deezen man, dien men niet kende, en die geene Familie had, onderzoeken en opschryven; men vond een kistje, met een schriftelyk verzoek van saint-croix 'er aan vast, om het, na zyn dood, ongeopend, of der Marquisinne de brinvillier ter hand te stellen, of, in gevalle deeze niet meer in leven was, het te verbranden. Dit was genoeg om het direct te laaten openen; men vond 'er in, een grooten voorraad allerley soorten van Giften, met briefjes, waarin derzelver werkingen beschreven, en ook door proeven op Dieren bevestigd wierden. Zo dra de Marquisin van den dood haars Minnaars en Leermeesters bericht kreeg, verzogt zy het kistje, als aan haar gelegateerd zynde, en deed verscheiden poogingen ter omkooping van de Gerechtsdienaars, om het haar te bezorgen. Dit mislukt zynde, verliet zy Frankryk. La chaussée bleef te Parys, maakte zelfs noch aanspraak op de nalaatenschap van saint-croix, wierd in hegtenis genomen, bekende meer misdaaden dan men vermoedde dat hy begaan hadde, en wierd daarna, in 1673, levendig geradbraakt. Men zond de Marquisin een listigen Gerechtsdienaar ach- | |
[pagina 488]
| |
terna, met naame desgrais, welke haar te Luik in een Klooster aantrof. Om haar uit deeze Vryplaats te lokken, verkleedde desgrais zich als een Abt, maakte kennis met haar, speelde de rol van een verliefde, verleidde haar tot een plaisierreisje, nam haar gevangen, en vond onder haare goederen in het Klooster eene van haar eigenhandig opgestelde biegt, welke een volkomen register van alle haare misdaaden bevatte. Zy bekende daarin, brand gestigt, en verscheiden menschen van 't leven beroofd te hebben; ook merkte zy daarin aan, reeds in het 7de jaar haars ouderdoms haare virginiteit verlooren te hebben. Niettegenstaande alle listen en laagen, welke zy ter herkryging haarer vryheid in 't werk stelde, wierd zy naar Parys gebragt, waar zy in den beginne alles ontkende, en in de gevangenis, tot tydverdryf, geduurig piquet speelen wilde. Zy wierd echter overtuigd, bekende haare misdaaden, bekeerde zich, ten minsten volgens getuigenis van haaren Biegtvader, en ging met veele gelatenheid den 16 July 1676 den dood te gemoet. Op 't schavot, verwonderde zy zich over den toevloed van aanschouwers, en riep, spottend: Voila un beau spectacle à voir! Zy wierd onthoofd, en daarna verbrand; waarlyk eene te zagte straf! maar men verschoonde haar om haare Nabestaanden, en liet haar zelfs noch de hoop op genade, waarom zy noch, by het schavot komende, uitriep: C'est donc tout de bonGa naar voetnoot(*)!
(Het Vervolg en Slot hier na.) |
|