kende stoelgangen. De pols was langzaam en klein, de huid zagt en vogtig, de tong bleek, vogtig, en niet gezwollen, de adem een weinig stinkend. De Geneesmeester gaf eerst wat Rhabarber, daarnaa verzagtende middelen met Magnesia. De lyder wierd beter, gebruikte Kina, kreeg eetlust, en wierd sterker. Eenige dagen daarnaa kreeg de lyder wederom Koorts, pyn, voornamenlyk in den mond en de maag, het tandvleesch stonk verschrikkelyk, 'er was egter geene Kwylvloeijing; de kragten zonken schielyk. Nu wierd een Arts uit eene nabygelegen Stad daarby verzogt: deeze, naa onderzogt te hebben, of de lyder Veneriek zy, of 'er Kwikmiddelen waren gebruikt, enz., en van den lyder en den Chirurgyn verzekerd wordende, dat 'er niets van die natuur was of geschied was, verklaarde het geval voor Scheurbuik, en ordineerde de daartoe dienende dieet en middelen. Weinige dagen daarnaa wederkoomende, vond hy den lyder zeer verergerd, 'er waren verscheiden zweeren gekoomen, het tandvleesch was in eene volkoomene verrotting, de stank ondraagelyk, byna geene bloeding, en geheel geen kwyling; de kragten waren ongelooflyk vervallen, en de stoelgangen weder menigvuldiger. Nu verklaarde de lyder, dat hy, in het vermoeden zynde nog iets van eene voorgegaane Venerieke ongesteldheid te voelen, van een Vriend eene scherpe Kwikbereiding, waarvan hy weinige druppelen met veel water moest inneemen, en die deeze van eenen, voor weinige guldens gepriviligeerden, Kwakzalver had, ontvangen had, en derzelver gebruik vóór deeze zyne laatste wederinstorting weer had opgevat. Hy stierf den anderen dag, en de oplossing en het bederf der vogten waren buitengemeen. Het opgelost bedurven stinkend bloed vloeide, naa den dood, uit den mond, den neus, en het fondament.
J.V.