ge bergtoppen, en vol verscheidenheids door Natuur en Kunst, waar uit eene vereeniging dier beide gebooren werd, welke men schaars ontmoet, en die teffens het oog bekoort des Landbouwers, en van hem die een waaren smaak heeft voor de schoonheden der ongehaavende Natuur. - Van de hoogte nederdaalende, vertoont zich het geheel in volle grootheid. De schoone Rivier de Inn loopt 'er in de lengte door, en de oevers zyn vol van kleine Dorpen, terwyl een aantal kleinder stroomen zich in verscheide bogten wenden, en zich schynen te haasten om de schatting aan de hoofdrivier af te leggen.
Hier voelde ik myn hart overstelpt door aandoeningen van verrukking, welke alle de werkstukken der Kunst nooit kunnen te wege brengen. Hier drong de Natuur met alle kragt onwederstandlyk op myne zinnen in, en, dezelve gevangen neemende, drong zy van my af eene erkentenis van haare Oppermogenheid. Hier weeken trotsheid, eerzugt, trek tot grootheid en magt, en al de met klatergoud overdekte bekoorlykheden, waar door hebbelykheid en gewoonte den geest verslaaven, om plaats te maaken voor de gevoelens van overeenstemming, zuiverheid, eenvoudigheid en waarheid. Hier scheen de Voorzienigheid, op de overtuigendste wyze, deeze taal te voeren: ‘Kom, dwaaze Mensch! verlaat het woelig wild tooneel, de eindlooze woeling, de vergulde dwaasheden, de valsche en bedriegende vermaaken, door kunst gebooren, om u van de waare af te trekken - kom - woon hier - en beoefen de Natuur in haaren schoot.’ - Hier, ach! hier, riep ik uit, in eene verrukking, welke my, voor eene wyl, van alle andere overweegingen aftrok, hier wil ik altoos blyven. De bekooring was al te fyn gesponnen om de harde trekken van het daadlyk bestaan der dingen te weeren; en alle deeze begoogelingen verdweenen voor een heirleger van droeve waarheden - ontredderde zaaken - veraszynde Familie, en welker verafzya van dag tot dag vergrootte - de gevaaren en moeilykheden van eene lange en onbeproefde reis - en de Oost-Indiën, met al het onzekere daar te ontmoeten, op den agtergrond.
Ik liet myn hoofd vol kommers hangen; een gebed uitstortende voor myne Familie, en sterkte voor myzelven, en dat wy eens by elkander mogten komen in eene plaats, zo verrukkend als die, welke wy doortrokken: ik verviel in eene laaggeestigheid, geëvenredigd aan de hoogte der verrukking, waar toe ik my opgevoerd gevonden had.
Te midden van dit alles werd ik uit die mymering opgewekt door myn Voerman, die my een hooge en zeer steile rots aanwees, en verzogt dat ik die in opmerking zou nee-