De Portugeesche Belizarius.
Don john, Koning van Portugal, die de Kroon verwierf door het winnen van den grooten Veldslag van Aljubarrota, op den 15 van Augustus 1345 gestreeden, was zo zeer verzekerd van de toegenegenheid zyner Onderdaanen, dat hy menigmaal wandelingen deedt zonder van iemand vergezeld te weezen.
Op een dier morgenwandelingen, zag hy een kreupelen en blinden Grysaart, tegenover een beek gezeten, wagtende tot dat 'er iemand voorbykwam, om hem te geleiden over den plank, ter vervordering van zynen weg. Dewyl 'er niemand by de hand was, dan de Koning, om hem deezen dienst te betoonen, tradt deeze te hemwaards, nam hem op de schouders, en bragt hem, over de beek, op den weg. De arme Man, verwonderd over de gemaklyke wyze op welke hem deeze dienst beweezen was, betuigde: ‘Ik wenschte dat Don john een geheel Leger hadt van zulke sterke Soldaaten, om den trots der Castiliaanen te vernederen, die my zo kreupel maakten.’
Op 's Konings verzoek gaf hy een verslag van de onderscheide Gevegten, in welke hy zich ingewikkeld gevonden hadt. Uit dit verhaal ontdekte zyne Majesteit, dat deeze Man niemand anders was dan fonseca, de dappete Soldaat, die aan zyne zyde gestreeden hadt in den Slag van Aljubarrota, welke de Kroon hem op 't hoofd zette. Diepgetroffen van dien Man in zulk een noodlydenden staat te zien, verzogt hy hem den volgenden morgen aan 't Koninglyk Paleis te komen, om te mogen weeten hoe het bykwame dat men zulk een Held verwaarloosd hadt te bezorgen. - ‘Na wien zal ik vraagen?’ sprak de Ongelukkige. - ‘Na uw dapperen Strydgenoot in den Slag van Aljubarrota,’ antwoordde de Koning, en ging heenen.
Een Persoon, die, op een kleinen afstand, dit gezien en gehoord hadt, vervoegde zich by fonseca, onmiddelyk naa