ach - hoe onbestendig is dat schoon, hoe kort van duur die glans! straks ziet men dit beeld der schoonheid aan 't kwynend bed gekluisterd, en al dat geen, wat even te vooren ons oog bekoorde, onze hartstogten als in vuur en vlam zettende, is nu door een veeg bederf misvormd - verbleekt - ontsierd; weder een toonbeeld der onbestendigheid. Ja hoe dikwyls stelt ons het onbestendige in onze verwagting te leur - hoe meenigmaalen smeeden wy de voortreffelykste plannen, zoo het ons toescheen wys en wel doordagt; plannen, waar van het schranderste brein zich de beste gevolgen beloofde, en die ligt uitvoerbaar scheenen in het menschelyk oog, - dan ziet! - ééne enkele ommekeer van zaaken doet alles, hoe wel beraamd, in rook en ydelheid verdwynen; maar troost u, gy smeeders van ontwerpen, denkt, alles is onbestendig - ja, het geen eertyds was is nu niet. Landen en Woestenyen, Eeuwen het door de woestheid overheerd, of door de golvende baaren der Zee bedekt, vertoonen thans de schoonste, de welbebouwdste, Steden en Republieken; waar konst en vlyt ten troon verheven zyn, en waar men eertyds trotsche en grootsche Steden had, is thans nauwlyks derzelver plaats, veel min haare pracht, te vinden; met één woord, alles wat is biedt hulde aan de onbestendigheid van dit ondermaansche; zelf de eenvoudige landbewooner, in zyne nedrige stulp, zal u zulks, met traanen in de oogen, getuigen; het bly vooruitzigt van zyn rypend koorn, dat hy in zyne gedagten reeds tot schooven bond, word door eene woedende onweersbui vernield, en het weinige, dat overgebleeven is, gaart hy, met een bedrukt gemoed, in, daar hy dagt eenen ryken oogst in zyne schuuren in te zamelen: - en, weid ons bespiegelend oog over de groote Wateren der bruisschende Zeegolven, daar, ja daar, vinden wy ook het toneel der
onbestendigheid. Met welk een Moed bevaart de Zeeman dit vloeibaare Element, en heeft hy een wind naar zyn verlangen, hoe tart hy Zee en Golven! alles in de blyde hoop van eens in de Haven zyner begeerte aan te landen, dan - helaas! een storm verheft zich, - de kundige stuurman, en de vlugge schepelingen, hoe ook by der hand zynde, ter instandhouding van het dryvend Water-kasteel, niets kan baaten; het Schip, geteisterd door de baaren, geraakt op 't strand, - stoot, en niets blyft onbeproefd, maar alles word in de Wateren der Zee bedolven; wie weet, welke veel beloovende denkbeelden zich deeze schepelingen gevormd hadden, om te volvoeren naa het einde hunner Reize, dan - zy zyn niet meer! ja hoe meenigmaalen waant de sterveling zich ryk te zyn, en als boven het ongeluk verheven! doch, rampen verheffen zich, nooit gedagte plaagen worden zyn lot, brengen hem in eenen korten tyd in armoede en ellende, en, hoe eertyds gezien en geagt, hy moet thans de