| |
Aanmerkingen over de vyandschap onder de dieren. - Onderzoek, waarom de dieren op anderen, doch zeldzaam op hun eigen soort, aanvallen. - Voordeelen, welken uit deze schynbare vernielende instelling der natuur ontstaan.
Getrokken uit W. Smellie, Philosophy of Natural History.
(Medegedeeld door den Heer reinier arrenberg, te Rotterdam.)
(Vervolg en Slot van bl. 349.)
De vyandlykheid der Dieren, de Mensch niet uitgezonderd, wekt derzelver schranderheid op. Zy ontdekken en vertoonen die, naar gelang van het getal der vyanden, welken zy te bestryden of te ontvlugten hebben. De zwakken, en bygevolg de bloohartigsten, zyn genoodzaakt alle hunne vermogens te gebruiken tot het uitvin- | |
| |
den en in 't werk stellen van allerlei middelen om te ontvlugten. Hun natuursgestel maakt hen wel vlug; doch zy worden het nog meer door ondervinding en opmerking. Verscheurende Dieren, daartegen, worden dikwils te leur gesteld door de listen en gaauwigheid van hun prooi. De grasetende Dieren, minder moeite hebbende om voedsel te bekomen, zyn evenredig dommer; maar zouden nog veel dommer zyn, indien zy geen vyanden te vreezen hadden. De Mensch, indien zyne aandagt en bekwaamheden niet wierden opgewekt door de vyandlykheden van zyn eigen soort, door de aanvallen van wilde Dieren, en zelf door die van Insecten, zou een onverschillig, zorgeloos, vuil en onwetend, Dier zyn. Die onder het menschlyk geslacht, welken zich met geen of weinig vernufts voedsel weten te verschaffen, zyn, naar het verhaal der Reizigers, volmaakt onvernuftig, en beestachtig dom. Vreesachtige Dieren maken nimmer gebruik van de kunst der zelfsverdediging, of weten zich voor nakende gevaren te behoeden, uitgezonderd door deze drie oorzaken, door eene zuivere ingeving, die in hunne natuur is ingeplant, door navolging en door ondervinding. Vreesachtige Dieren leeren, door ondervinding, de kunst om hunne vyanden te ontsnappen; vlugten is hun natuurlyk eigen, maar de manier, hoe het te doen, leeren zy door navolging en ondervinding.
In sommige gevallen, schynen de vyandlykheden der Dieren niet te ontstaan uit eenen haat van de eene soort tegen de andere, maar uit een gebrek van voedsel. De vermaarde Kaptein cook berigt ons, dat in het Stateneiland de Roofvogels met andere Vogels byeen zyn, zonder dezelven te beledigen, en zonder dat de andere eenigen schyn van vrees laten blyken. In dat Eiland vinden de Roofvogels mooglyk overvloed van voedsel aan de Robben, Zeeleeuwen en Visschen.
Het daarstellen van een overvloed van levende schepsels schynt het algemeen oogmerk der Natuur te wezen. Hierom heeft zy overal, daar zulks niet door de menschlyke pogingen belet of tegengegaan word, de geheele oppervlakte van den Aardbodem als bedekt met boomen en kruiden van allerlei soort, welken tien duizenden van levende schepsels voedsel verschaffen. Dan, uit hoofde van de uitgebreidheid der levende wezens, zou 'er welhaast gebrek plaats hebben, indien de Dieren niet op elkanderen aasden. Als de Dieren alleen van gewassen
| |
| |
moesten leven, zouden 'er geheele soorten en millioenen gedeelten van dezelven, welken nu leven en geluk genieten, geen bestaan kunnen hebben: want de voortbrengsels der Aarde zouden niet in staat zyn hen te voeden; doch door de Dieren op elkander te doen asen, word het stelsel van leven en geluk tot den hoogst mooglyken trap uitgebreid. Uit dit gezigtpunt beschouwd, is de Natuur, in plaats van wreed en onderdrukkend, by uitstek edelmoedig en weldadig.
Het verminderen van het getal der schadelyke Dieren, en het aankweken van nuttige Planten, is altyd het eenparig doelwit van het menschlyk verstand geweest. Maar eenige weinige Dieren zyn van een onmisbaar gebruik en nut voor den Mensch, en deze kweekt hy met zorg aan, of jaagt 'er op als een prooi. De Os, het Schaap, de Geit, en andere Dieren, welken hy onder zyn byzondere bescherming heeft, gebruikt hy daaglyks tot voedsel. Dan dit is geene wreedheid, hy heeft een recht om dezelven te eten; want, schoon hy, even gelyk de Natuur, somtyds Huisdieren van een vreesachtigen en zagten aart ombrengt, geeft hy daartegen, door zyne aankweking en bescherming, het leven en geluk aan millioenen anderen, welken buiten dat niet zouden kunnen bestaan. Het getal van byzondere Dieren, onder deze soorten, zoude, schoon misschien derzelver geslachten in wezen mogten blyven, uit hoofde der weekheid van hun gestel, de vergelykende zwakheid van derzelver verdedigingskragten, en de algemeene en hooggaande gulzigheid, met welke de verscheurende viervoetige Dieren en Roofvogels op hen aanvallen, in de daad zeer gering zyn, indien zy niet door den Mensch gekoesterd en verdedigd werden.
'Er is eene wonderbare balans in het stelsel der dierlyke vernieling. Indien de algemeene overvloed van de levende voortbrengsels der Natuur geen anderen teugel had dan de verschillende tydstippen van het einde hunner levensloop, en het ééne soort niet door het ander vernield werd, zouden zy allen welhaast, door een algemeenen hongersnood, omkomen, en de Aarde, in plaats van overal Dieren voort te brengen, eerlang, ten minsten als zy door geene nieuwe schepping weder bevolkt werd, niet anders vertoonen dan een stom, werkeloos en dood, toneel. Indien zelf een enkel soort werd toegelaten, zonder eenigen hinder, te vermenigvuldigen, zoude het voedsel voor de andere soorten welhaast uitgeput zyn, en het tydstip
| |
| |
daar wezen, het welk een einde aan derzelver bestaan zoude maken. Indien de gras- en kruidetende Dieren door de vleeschvretende Dieren niet verminderd wierden, zouden zy tot eene schadelyke hoeveelheid vermeerderen. Verscheurende Dieren zyn de sluitboomen door de Natuur gesteld tegen den gevaarlyken overvloed van andere soorten. De verslindende soorten mogen te recht vergeleken worden by een snoeimes, waar mede de weelderige Planten worden afgeknot, op dat de anderen te beter groeijen zouden. Tegen alle de zwermen van Insecten, die de oppervlakte der Aarde bedekken, is een heirleger van Vogels van een vluggen, vurigen en verscheurenden, aart tegenover gesteld. Hazen, Konynen, Rotten en Muizen, worden vernield door viervoetige Dieren en Vogels. Het grootere vee, als de Os, het Hert, het Schaap, en anderen, heeft ook zyne vyanden, en de Mensch gaat, door het overtreffende van zyne verstandelyke vermogens, de vermenigvuldiging der verscheurende Dieren te keer, en houd dus de balans in het Ryk der dierlyke wereld. Die soorten, welken zoo ongemeen vrugtbaar zyn, hebben het grootste getal vyanden. De Rups, de Boomluis, en alle andere Insecten in 't algemeen, een van de allervrugtbaarste soorten onder die Dieren, worden steeds aangevallen en verscheurd door ontelbare vyandlyke benden. Ondertusschen word 'er geen van alle soorten geheel vernietigd; de balans van winst en verlies word altoos effen gehouden. De Aarde, de Zeeën en de Dampkring, kan men aanmerken als een onmeetlyk veld van verschillende gewassen. In zulk een oogpunt gezien zynde, vind men het wyslyk bebouwd en ryklyk voorzien van ontelbare levende wezens, tot welker voeding het is aangelegd. Ieder Dier en elke Plant levert voedsel aan byzondere soorten. Dus gaat 'er niets van waarde verloren, en ieder soort heeft ryklyk zyn nooddruft. Dat de algemeene balans, onder de levende wezens, steeds in evenwigt gehouden word, leert ons de daaglyksche ondervinding. Het zal egter, zoo ik meen, den
Lezer niet onaangenaam zijn, eenige voorbeelden te geven van het geen de Natuur in 't werk stelt om dat oogmerk te bereiken.
Na eene overstrooming van den Nyl, word het lager gedeelte van Egypte gekweld door Slangen, Kikvorschen, Muizen, en ander gedierte; doch juist op dat
| |
| |
tydstip komt 'er een ontelbare menigte Oijevaars, die deze Dieren verslinden, welken anders, door derzelver aantal, ten hoogsten gevaarlyk voor de Inwooners zouden zyn. Belon, een zeer kundig en geloofwaardig Fransch Natuurkenner, heeft opgemerkt, dat het Land, in verscheiden plaatsen, niet zoude kunnen bewoond worden, indien de Oijevaars het verbazend getal van Muizen in Palestina en andere gedeelten van het Oosten, aan Egypte grenzende, niet vernielden. De Egyptische Gier, zegt hasselquist, is van een byzonder nut voor dat Land: hy eet in de Steden al de mest en afval op, en ten platten lande verslind hy de lyken der Kamelen, Paarden en Ezels, welken, indien ze niet spoedig verslonden wierden, in die warme lugtstreek, door derzelver verrotting, ziekten en dood onder de Inwooners veroorzaken zouden. Rottende lichamen zyn in alle landen onaangenaam voor den reuk, en schadelyk voor de gezondheid, dan de Natuur neemt door velerlei middelen dit onheil weg; zoo dra sterft 'er geen Dier, of het lyk word in korten tyd verslonden, door Beeren, Wolven, Vossen, Honden en Ravens. Op zulke plaatsen, daar deze Dieren niet durven komen, als in de nabygelegenheid van Steden en Dorpen, word een dood Paard in weinig dagen verslonden door duizenden van Wormen. In de onbebouwde landen van Amerika houden zich zeer veel Slangen op van verschillende soorten; dan na dat men ontdekt heeft, dat de Zwynen zeer gretig zyn op Slangen, maakt men van dezelven gebruik bij het aanleggen van nieuwe plantagien. Rupsen zyn vernielende voor de bladeren en vrugten der Planten, en derzelver getal en soorten zyn onnoemlyk; doch hare verwoestingen worden door hare vyanden beteugeld. Zonder een overvloed van Rupsen, zou het klein Gevogelte geen bestaan hebben, en door het verslinden van de Rupsen behoeden deze de vrugten der Aarde voor eene volstrekte vernieling. De Heer bradley
heeft, in zyn Werk over den Landbouw en Hovenierskonst, een Brief geplaatst, waar in de Schryver het gemeen gevoelen tegenspreekt, dat de Vogels, en byzonder de Mossen, zoo veel kwaads aan onze tuinen en velden toebrengen; dat zy het doen is ondertusschen zeker, maar het nut, dat deze Vogels aanbrengen, is nog veel grooter, en die Schryver beweert, dat zy veeleer voordeelig dan schadelyk zyn: hy toont, dat één paar Mossen, gedu- | |
| |
rende den tyd dat zy hare jongen voeden, weeklyks 3360 Rupsen verslinden. Deze berekening grond hy op eene daadlyke Waarneming. Hy ontdekte, dat één paar Mossen, in den tyd van een uur, 40 Rupsen in haar nest bragten. Hy onderstelde, derhalven, dat die Mossen, twaalf uren daags in het nest komende, 480 Rupsen daar in bragten, en dit maakt in de zeven dagen een getal van 3360 Rupsen uit, welken zy weeklyks uit de tuinen haalden. De nuttigheid van deze Vogels is hier alleen niet in gelegen; want op gelyke wys voeden zy ook hare jongen met Botervliegen en andere vliegende Insecten, welken, indien zy langs dezen weg niet vernield wierden, de ouders zouden worden van eenige honderde Rupsen. Die Botervliegen en Rupsen, welken hairig zyn, worden door sommige Vogels niet gegeten, maar dat hairige soort is daartegen het voedsel dier Wormen, daar de kleinere Vliegen uit voortkomen, die wederom ten voedsel verstrekken voor die Vogels, welken de Rupsen en Botervliegen niet willen eten.
De Schelpvisschen zyn ongemeen vrugtbaar, en door de Natuur zoo sterk gemaakt, dat men zich zoude verbeelden, dat derzelver getal welhaast een trap van hoeveelheid zoude bereiken, die schadelyk voor de andere soorten zoude zyn; dan deze gevaarlyke vermeerdering word gestremd door ontelbare vyanden; doch derzelver allergrootste vyand is de Trochus, een soort van Zeeslak. Dit Dier heeft een sterken, gespierden, hollen, snuit, aan het voorste gedeelte van welken het een kraakbeen heeft, dat met tanden, als een zaag, voorzien is. Tegen dit werktuig, het welk als een boor werkt, is geen schelp bestand, hoe hard en dik dezelve ook wezen mag. Deze Trochi plaatsen zich op den Oester of Mossel, doorboren de schel met den snuit, en verscheuren hunnen prooi op hun gemak. Het aangevallen Dier mag zyne schelpen openen of sluiten, maar niets kan 'er aan helpen, en welke pogingen het Dier ook in 't werk stelt, het is alles te vergeefs; de Trochus blyft onbeweeglyk op hem vastzitten, tot dat hy de levensdeelen van zyn prooi heeft uitgezogen. In deze wreede bezigheid brengt de Trochus dikwils dagen en zelf weken door, eer hy het aangevallen Dier geheel heeft uitgezogen. De uitwerking van den Trochus kan men menigmaal zien in de schelpen van Oesters en Mossels, gelyk ook in die van andere
| |
| |
Schelpvisschen; want men vind derzelver schelpen dikwils met een groot aantal ronde gaten doorboord.
Men zou zich verbeelden, dat de verbazende groote gestalte en sterkte van den Walvisch hem zouden beveiligen tegen de aanvallen van alle andere Dieren; doch, behalven de jaarlyksche verwoesting, die de Mensch onder het Walvisschen-geslacht aanregt, word hy dikwils aangevallen en gedood door den Zwaardvisch. De snuit van dit, in vergelyking van den Walvisch, klein Dier is gewapend met een lang hard been, of zaag, van een el lang, ter wederzyden met stekels, by wyze van tanden, bezet, die plat, sterk en snydende, zyn. Met dit instrument gewapend, valt de Zwaardvisch stoutmoedig op den Walvisch aan. Ik heb dikwils, zegt Vader labat, het vermaak gehad van deze gevegten te zien. De Walvisch heeft geene andere verdediging dan met zyn staart, waar mede hy zyn bestryder tracht te slaan; maar de Zwaardvisch, gaauwer en lugtiger zynder dan de Walvisch, ontwykt gemaklyk zyne slagen door in de lugt te springen, en vernieuwt telkens den aanval met zyn zaag: zoo dra hy den Walvisch getroffen heeft, word de Zee als geverfd door het bloed, dat uit de wonde stroomt. De woede van den Walvisch blykt dan uit het geweld, met welk hy alsdan in het water slaat, waar van elke slag het geluid van een kanonschoot overtreft.
Zeer veel kleine Vogels, gelyk de Mees enhet Winterkoningje, ziet men, des Winters, in onze tuinen, pikken op de jonge spruiten en takken der boomen. Aan deze kleine Dieren heeft de Natuur den taak opgelegd, om de schadelyke voortplanting der Wormen, die op de vrugten asen, te verhinderen. De Natuur doet, voor zoo ver wy hare werkingen kunnen nagaan, niets te vergeefs, of zonder een belangryk oogmerk. Geen Dier bestaat 'er, dat niet nuttig is, het zy door voedsel te verschaffen aan andere soorten, of door derzelver schadelyke vermenigvuldiging te voorkomen.
Over het geheel schynt ieder levend schepsel, het welk dezen Aardbol bewoont, door de Natuur bestemd, niet alleen tot zyn eigen byzonder bestaan en geluk, maar ook gelyklyk voor het bestaan en welzyn van andere levende wezens. Een kring van leven en vernieling gaat bestendig rond. Dit is de huishouding der Natuur. Verschillende soorten van Dieren leven by de wederzydsche vernieling van anderen. Even gelyk onder
| |
| |
Menschen de sterkere den zwakken dikwils onderdrukt; doch, aan den anderen kant, de wyze den onwetenden onderwyst. Dit zyn de banden der Maatschappy, en is de oorsprong van allerlei kundigheden. |
|