Welgepaste scherpheid.
De Romeinsche Consuls volumnius en appius, van onderscheide inzigten in het voeren des Krygs, beriepen eene Vergadering des Krygsvolks. Volumnius, zo wel als appius, voerde, in der Benden tegenwoordigheid, elk de reden aan voor zyn gehouden gedrag. De laatstgemelde, niet kunnende dulden dat de eerstgenoemde meer voor zyne zaak wist by te brengen dan hy, voerde hem, op eenen bitzen toon, te gemoete, ‘dat hy hem wel dankbaar mogt weezen voor de Welspreekenheid, welke hy, die weleer in de Volksvergaderingen den stommen speelde, van hem geleerd hadt!’ - Een schamper zeggen, schoon op de waarheid gegrond; dan volumnius, hier door geenzins van streek gebragt, gaf hem daar op ten beschaamenden en onwederleglyken antwoord: - ‘Gaarne zag ik dat gy zo veel Krygsbeleids van my als ik Welspreekenheids van u geleerd hadt: naardemaal het hier om geen Redenaar, maar om een Veldheer, te doen is!’