Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver den Invloed van het Landbouwend Leeven op de Regeeringsvorm en den Godsdienst.De Romeinen moedigden desgelyks den Landbouw aan, en maakten daar van, zo zeer als eenig der bovengemelde Volken, een Volksvoorwerp. Nogthans hadt dit Volk eene groote menigte, van Plegtigheden in zynen Godsdienst, en de Geestlykheid maakte by hun geen onderscheiden Volkslichaam uit. Livius noemt Rome een Staat of Stad vol GodsdienstplegtighedenGa naar voetnoot(*). Sallustius drukt zich bykans eveneens uitGa naar voetnoot(†). De Romeinsche Schryvers over den Landbouw pryzen allerwegen de stipte waarneeming aan van een groot aantal GodsdienstpleegingenGa naar voetnoot(‡): en het verband tusschen deeze en den Landbouw wordt sterk aangeduid door maximus tyriusGa naar voetnoot(§). Desgelyks toonen ovidius, festus, macrobius en andere Schryvers, dat de Romeinsche plegtige Godsdienstpleeging zeer uitgebreid was. Het is, overzulks, waarschynlyk, dat de gemelde waarneeming van | |
[pagina 350]
| |
montesquieu verstaan moet worden als veeleer betrekking hebbende op den invloed van deeze Leevenswyze op den aart, dan op het getal, der Godsdienstplegtigheden en Waarneemingen. De Oude Feesten bragten, zo veel ik naa kan gaan, alle geen noodzaaklyke ophouding van werken, of het staaken van den arbeid, mede: dit was althans het geval by de Romeinen. Cato duidt het soort van werk aan, geschikt om op die Feestdagen verrigt te wordenGa naar voetnoot(*); geen deezer waren, 't welk wel in 't oog gehouden moet worden, werken van dringende noodzaaklykheid, of die onmiddelyke volvoering vorderden. In de daad, deeze Feesten vielen zo veelvuldig in, dat zulk een bevel de grootste ongelegenheden zou veroorzaakt hebben by een vlytig Volk; en hoogstwaarschynlyk is de elendige staat des Landbouws, in het hedendaagsch Italie, voor geen gering gedeelte toe te schryven aan het tydverlies en de ledigheid, door de Feestdagen der Roomsche Kerke te wege gebragt. - Nogthans vermelden ons cicero en macrobius, dat de Romeinsche Ferioe eene staaking van arbeid, zo wel als van Burgerlyke verrigtingen, inslootenGa naar voetnoot(†); maar misschien hadt zulks alleen betrekking tot de Stad, anderzins is het niet te begrypen, dat cato, ter boven aangetoogene plaats, eene verbreeking der Wetten zou voorgeschreeven hebben. Varro erkent, dat werken van noodzaaklykheid, of uitgestrekte algemeene nuttigheid, geene besmetting in den bedryver veroorzaakten; en misschien konden de bedryven des Akkerbouws als werken van dien aart aangezien worden. Dit denkbeeld schynt meer gronds te krygen door eene Wet, in vervolg van tyd, door constan- | |
[pagina 351]
| |
tyn den grooten, gemaakt, welke het Volk beval op Sabbath te rustenGa naar voetnoot(*). Men begrypt dat deeze Wet de Steden alleen betrof, en niet het Platte Land. Hy wist, merkt montesquieu aan, dat de arbeid in de Steden nuttig, maar op 't Veld noodzaaklyk, wasGa naar voetnoot(†). Het blykt niet duidelyk, dat eenige der Joodsche Feestdagen, den Sabbathdag uitgezonderd, gepaard gingen met een verbod van werk te verrigten, en het is waarschynlyk, dat deeze dagen by de Jooden, even als by de Romeinen, veeleer tooneelen van vreugd en vermaak, dan van bedryfloosheid en ledigheid, opleverdenGa naar voetnoot(‡). Tempels desgelyks, of Woonplaatzen voor de Godheid, dunken my natuurlyk voor deezen staat des Menschdoms. Zo vermeldt ons herodotus, dat de Egyptenaars, die van de hoogstheugbaate oudheid af den Landbouw ter hand hadden, de eerste waren, die Altaaren en Tempels voor de Goden bouwdenGa naar voetnoot(§). Het Volk in Indie hadt desgelyks Tempels; de Chineesen hebben ze tegenwoordig; en Gebouwen van deeze soort waren vry veelvuldig en grootsch in PeruGa naar voetnoot(**). De vroegste bescheiden, welke wy van de Romeinen bezitten, gewaagen van de Tempelbouwingen; en de ruïnen nog voorhanden in alle de deelen van Italie zyn standhoudende blyken, hoe geliefd een denkbeeld dit denkbeeld was by dat VolkGa naar voetnoot(††). - De oorzaaken van | |
[pagina 352]
| |
deeze Volksneiging in deezen Staat loopen genoegzaam in 't oog. - De Landbouw vordert, dat de Menschen vaste en duurzaam bewoonde verblyfplaatzen hebben; en hier uit sproot zeer natuurlyk het denkbeeld om een Huis voor de Godheid te bouwen. Dit natuurlyk denkbeeld kwam niet boven, dan by de zodanigen die het Land bebouwdenGa naar voetnoot(*). Zy, die geen huizen te hunner eigene woonstede hadden, waren nooit op 't bouwen van Tempelen bedagt. De Menschen zyn, in deezen Leevensstand, meer aan den Godsdienst gehegt, en yveriger voor deszelfs voortplanting, dan in eenige andere. De plegtigheden den Godsdienst vergezellende; het bouwen van Tempels, en de Rykdommen in dezelve zamengebragt, veroorzaakten eene verknogtheid aan den Godsdienst, tot welken zy behoorden, en verwekten het denkbeeld van plaatslyk op- en toevoorzigt, 't welk doorgaans zeer veel vermogend is in zaaken van dien aart. De Romeinen, die volmaakt het gebruik van alle Staatkundige Werktuigen verstonden, trokken veel voordeels van dit plaatslyk op- en toevoorzigt, onder anderen om het Volk aan hun Godsdienst te verbinden; en de uitwerking hier van was zodanig, dat naauwlyks eenige Volken in de Geschiedenissen vermeld worden, die grooter Eerbiedenis betoonden aan de voorwerpen van plaatslyken EerdienstGa naar voetnoot(†). Romulus zelve weigerde het aanvaarden der Koninglyke Waardigheid, vóór dat hy de bevestiging daar toe van de Goden verkreegen hadt; en geen der volgende | |
[pagina 353]
| |
Overheidspersoonen tradt immer in de bediening, zonder de goedkeuring der Voortekenen. Het in onbruik laaten daar van, en de versmaading der Goden daar mede gepaard gaande, wordt by hunne eigene Geschiedboekers gehouden voor een der groote oorzaaken van hunne Staatsongelukken en ValGa naar voetnoot(*). Die zelfde verstandige Wet- | |
[pagina 354]
| |
geever betoonde, in alle andere gevallen, de grootste hoogagting voor den Godsdienst, die, volgens het Stelzel door hem omhelsd, veel redelyker was, zo in Leerstellingen als in Fabelleer, dan de Grieksche Mythology, waar uit dezelve ontleend was, en by gevolge veel meer geschikt om een duurzaame en standhoudende inagtneeming te verwerven. De Jooden mede, de EgyptenaarsGa naar voetnoot(*), de IndiaanenGa naar voetnoot(†), de ChineesenGa naar voetnoot(‡) en PeruviaanenGa naar voetnoot(§), alle Landbouwende Volken, waren zeer gehegt aan hunnen Godsdienst. |
|