| |
Aanmerkingen over de vyandschap onder de dieren. - onderzoek, waarom de dieren op anderen, doch zeldzaam op hun eigen soort, aanvallen. - Voordeelen, welken uit deze schynbare vernielende instelling der natuur ontstaan.
Getrokken uit W. Smelliex, Philosophy of Natural History.
(Medegedeeld door den Heer reinier arrenberg, te Rotterdam.)
(Vervolg van bl. 307.)
Wy hebben voorheen gezien, dat Menschen, sommige viervoetige Dieren, eenige Vogels, en alle de Visschen, verscheurende Dieren zyn; doch dit stelsel van slagting daalt nog veel lager. Veelvuldige soorten van Insecten halen hun voedsel uit lyken, uit de lichamen van levende Dieren, of uit het dooden en verslinden van zwakkere soorten. Hoe groot een aantal Vliegen word 'er niet daaglyks verslonden door Spinnekoppen, het verscheurendste en talrykste soort van Insecten? daartegen worden de Spinnekoppen wederom gretig verslonden door Vliegen, die men onderscheid met den naam van Ichneumons. Het getal van dit laatste soort is onbegrypelyk,
| |
| |
en indien zy niet zulk eene vervaarlyke verwoesting onder de Rupsen en andere Insecten aanrigtten, zouden zy alle de vrugten van den Aardbodem vernielen. De Wespen zyn zeer verlekkerd op dierlyk voedsel: zy zyn altyd in de vleeschhuizen, om de Vleeschvliegen en andere soorten van Insecten, die 'er zich gemeenlyk bevinden, om derzelver eijeren op het vleesch te leggen, te verslinden. De Slagers maken gebruik van den oorlogzugtigen aart dezer Dieren; zy houden hen voor schildwagten, moedigen dezelven aan door hen op lever te laten asen, waar aan de Wespen de voorkeur geven boven spierachtig vleesch, waarschynlyk om dat zy de levers gemaklyker met hunne tanden kunnen klieven.
De Drakenhoer, het Juffertje of Tor, zoo wel bekend door de schoonheid van derzelver kleur en evenredigheid van haar maaksel, heeft door deze uiterlyke hoedanigheden den naam van Juffertjesvlieg verkregen. Niettemin is derzelver gestel en manier van leven wreeder en oorlogzugtiger dan die der Amazonen. Gelyk de Roofvogels, zwerven zy door de lugt, alleen met oogmerk om alle gevleugelde Insecten te verslinden; en dienvolgens begeven zy zich boven moerassige gronden, waterpoelen en de stranden der rivieren, alwaar de meeste Insecten gevonden worden. Derzelver gulzigheid is zoo groot en vernielende, dat zy niet alleen kleine Vliegen, maar zelfs groote Vleeschvliegen, Motten, Schoenlappers, en andere soorten, verslinden.
Men heeft dikwils gezegd, dat geen Dier vrywillig op zyn eigen soort aanvalt, en deze aanmerking heeft men waarschynlyk gemaakt tot eene verdediging, of ten minsten tot eene matiging, van het algemeen stelsel van vernieling, door de Natuur daargesteld. Dan met welk een inzigt ook deze aanmerking mag gemaakt worden, is zy ongelukkig niet anders dan een gevolg van onkunde; want sommige viervoetige Dieren, alle de Visschen, en zeer veele Insecten, maken dit onderscheid niet; de zwakkeren worden altoos de prooi der sterkeren. Reaumur stelde twintig Rupsen, op bladen van eikenboomen, in een fles; dan, schoon hy ze gestadig ryklyk van versche bladen voorzag, ontdekte hy dat het getal der dooden daaglyks toenam. By een naauwkeuriger onderzoek over de oorzaak dezer sterflykheid, bevond hy dat de sterkeren, met derzelver tanden, aanvielen, doodden, en de levensdeelen van hare medemakkeren uitbeten; niets over- | |
| |
latende dan het hoofd, de pooten en de ledige rompen; zoo dat 'er, binnen weinig dagen, van de twintig niet meer dan één in leven overbleef.
De Rupsen hebben duizenden van uitwendige vyanden, als Vogels van allerlei soort, kleine viervoetige Dieren, haar eigen soort, en een talloose menigte Insecten; dan deze veelvuldige oorzaken van hare vernieling worden nog merklyk vermeerderd door het geen men derzelver inwendige vyanden noemt. Zeer veele Vliegen leggen hare eijeren op de lighamen der Rupsen: uit deze eijeren komen kleine Wormen voort, die langzamerhand de levensdeelen verslinden van het Dier, waarin zy hun verblyf houden. Wanneer zy zoo ver gekomen zyn, dat zy popjes staan te worden, doorboren zy de huid van de Rups, spinnen hare schil, en blyven op de ledige huid zitten, tot dat zy de gedaante van Vliegen aanneemen, wanneer zy zich in de lugt begeven om dezelfde wreede handelwys aan een ander kruipend gedierte uit te oeffenen. Ydereen zal zich wel kunnen herinneren, de Koolrups gezien te hebben, op oude muuren en op de vensters der landhutten, geheel overdekt met deze poppen, die de gedaante van kleine Muggen, en een schoone geele kleur hebben. Een van de geweldigste vyanden van de Rups is een zwarte Worm met zes korstige beenen. Hy is zoo lang en dikker dan een gewone Rups; in het voorste gedeelte van zyn hoofd, heeft hy twee kromme nyptangen, met welken hy het lighaam van de Rups vat, en niet weder loslaat voor dat hy het geheel verscheurd heeft. De grootste Rups is niet genoeg tot voedsel van dezen Worm voor eenen dag, maar daaglyks dood hy 'er, en eet verscheiden op. Wanneer deze vratige Worm opgevuld is met voedsel, word hy werkeloos, en zelf genoegzaam levenloos; doch, in dezen verzadigden staat, word hy door jonge Wormen van zyn eigen soort aangevallen en verslonden. Van alle boomen, voed de eikenboom mooglyk de meeste Rupsen, zoo wel als alle andere Insecten; maar tevens huisvest 'er op den eik eene groote en schoone Tor, die 'er waarschynlyk zich op begeeft om het groot getal Rupsen, dat zy 'er op aantreft: zy treed van den eenen tak op den anderen, en als zy voedsel noodig heeft,
verslind zy de eerste Rups, welke zy op haren weg ontmoet.
De Boom- en Plantluizen zyn zeer schadelyk voor boomen en planten van allerlei aart: derzelver soorten
| |
| |
zyn zoo menigvuldig, en bezitten allen zulk eene wonderbaarlyke vrugtbaarheid, dat de stammen, takken en bladen van allerlei planten 'er somtyds geheel en al door bedekt zyn; doch deze zonderlinge vrugtbaarheid, en de vernieling, die deze kleine Insecten aan allerlei gewassen onvermydlyk zouden toebrengen, word gekeerd door ontelbare vyanden. Tienduizende Insecten van verschillende Rangen, Geslachten en Soorten, schynen byna tot geen ander oogmerk voortgebragt te zyn, dan om die Luizen te vernielen. Sommigen van deze Insecten zyn zoo verslindende, dat, ondanks de onbegryplyke voortteeling der Luizen, men reden heeft van zich te verwonderen, dat derzelver soort niet geheel en al vernietigd is. Op ieder blad ontdekt men verschillende soorten van Wormen: deze Wormen voeden zich niet met bladen, maar met Luizen, die zy met eene ongelooflyke gezwindheid verslinden. Sommigen van deze Wormen veranderen in Vliegen met twee vleugels, anderen in Vliegen met vier vleugels, en wederom anderen in Torren. Terwyl zy nog in den staat van Wormen zyn, kan een van deze vraatachtige Wormen, in den tyd van een kwartier uurs, meer dan twintig Luizen het leven uitzuigen. Reaumur voedde een enkelen Worm met meer dan honderd Luizen, welke hy allen, in minder dan drie uuren tyds, verscheurde.
Behalven het algemeen stelsel van slagting, veroorzaakt door de noodzaaklykheid, dat het een Dier zich met het ander voed, zyn 'er nog andere redenen van vernieling, welke uit verschillende oorsprongen af te leiden zyn. De Mensch is niet het eenigst Dier, 't welk een oorlog tegen zyn eigen geslacht onderneemt. De oorlog onder de Menschen mag, in zekere toevalligheden der Maatschappy, voor byzondere Natien of Gemeenschappen een voordeeligen uitslag hebben; dan ieder voordeel, het welk uit den oorlog voor eene Natie ontstaat, word doorgaans verkregen ten koste, of zelf op den gedeeltlyken of geheelen ondergang, van eene andere. Indien 'er een algemeene vrede volkomen kon tot stand gebragt, en de Aardbodem tot den hoogsten trap bebouwd worden, is het niet waarschynlyk, dat de vermeerdering van het menschlyk geslacht immer tot zulk een trap zoude ryzen, dat zy de hoeveelheid der levensmiddelen, die de landbouw geeft, of de aankweking der Huisdieren, die tot deszelfs onderhoud noodig zyn, zoude overschreden; doch zoo lang de Mensch door heersch- en wraakzugt,
| |
| |
en door andere geweldige driften, word aangezet, zal de oorlog, met al zyn nasleep van bloedstorting en rampen, het menschlyk geslacht vervolgen en teisteren. Laat ons egter niet te ver gaan. Wy kunnen de verborgenheden der Natuur niet ontvouwen, maar moeten ons, met een volkomen onderwerping, gedragen aan hare onweerstaanbare besluiten, en ons over hare uitwerkingen verwonderen. De man, indien 'er zulk een is, wiens sterkte van geest hem in staat stelt om dit alles standvastig gade te slaan, is alleen de ware Wysgeer.
De Mensch is, gelyk reeds is opgemerkt, het eenige Dier niet, het welk tegen zyn eigen geslacht den oorlog voert. Viervoetige Dieren, Visschen en Insecten, bevegten en dooden, buiten derzelver gewone trek tot voedsel, de een den ander. Omtrent dit onderwerp, zullen wy eenige weinige voorbeelden uit de soorten der Insecten bybrengen.
Eene maatschappy of korf van Byen bestaat, of in vrouwelyke, of in mannelyke, of in onzydige, welke tot geen van de beide Geslachten behooren. Deze drie soorten leven eenigen tyd in de volmaaktste eensgezindheid, beschermen elkander, en bieden de een den ander allen bystand. De onzydige of werkende Byen toonen de sterkste verknogtheid en genegenheid voor de mannelyken, zelf dan, wanneer zy nog in den staat van Wormen zyn. De onzydigen zyn gewapend met een doodlyken angel, met welken de mannelyken niet voorzien zyn; doch beiden worden door dezelfde moeder voortgebragt, en leven in het zelfde huisgezin. Dan, niettegenstaande deze voor zekeren tyd durende onderlinge genegenheid, volgt 'er een tyd, in welken de onzydigen de mannelyken op eene wreede wys vermoorden. Onder de wetten van beschaafde Gemeenebesten, vinden wy 'er die volstrekt barbaarsch zyn. By de Lacedemoniers was het geoorlofd zulke Kinderen te dooden, die gebrekkig of wanstaltig ter wereld kwamen, om dat zy anders een last voor de maatschappy zouden worden; en de wetten der Chineesen veroorloven dergelyke onmenschelyke bedryven. Wy weten misschien alle de redenen nog niet, waarom de onzydige Byen de mannelyken met zoo veel wreedheid behandelen. 'Er is egter een tyd, op welken de mannelyken volmaakt nutteloos worden voor hunne gemeenschap, en het is opmerklyk, dat de algemeene moord nooit begint vóór dat dit tydstip daar is.
| |
| |
Wanneer eene vreemde Bye in den korf komt, word hare roekeloosheid altoos met den dood gestraft, en egter is het niet ongewoon, dat 'er onder de Byen van denzelfden korf somtyds doodlyke gevegten voorvallen, welken het meest plaats hebben by helder en warm weêr. Dikwils gebeurt het, dat 'er twee vegters uit den korf komen, die zich sterk aan elkander vasthouden, doch op andere tyden vallen zy elkander aan in de open lugt; dan, hoe ook het gevegt begint, komen de beide stryders altyd op den grond, vóór dat het gevegt, door den dood van een der partyen, een einde neemt; maar zoo dra zy op den grond nedergekomen zyn, tracht ieder van hun, even gelyk een worstelaar, zich in den voordeeligsten stand te stellen om zyn tegenparty te dooden. Somtyds, hoewel zelden, blyft de angel in de wond zitten; doch, als dit gebeurt, is het gevegt altoos doodlyk voor de beide Byen, dewyl de overwinnaar het verlies van zyn angel niet kan overleven. Deze gevegten duren wel eens een uur lang vóór dat een van beiden dood op den grond blyft liggen.
Behalven deze byzondere gevegten, is het niet ongewoon een algemeenen stryd te zien, byzonder in het zwermende jaargety. Wanneer twee zwermen, of troepen, twisten over dezelfde wooning, ontstaat 'er een algemeen en bloedig gevegt. Deze gevegten duren menigmaal vier uuren, en eindigen nimmer dan met eene groote slagting aan wederzyden. De angel is evenwel het eenigste wapen niet, waar van zich de Byen bedienen, dewyl zy voorzien zyn met twee sterke voortanden, met welken zy elkander wreedlyk byten. In een algemeenen stryd, zyn alle de gevegten van den een tegen den ander; doch wanneer de algemeene slagting onder de mannelyken geëindigd is, schamen zich drie of vier onzydigen niet op een enkele Vlieg aan te vallen.
Ieder Wespennest levert, in het begin van October, eene zonderlinge en wreede vertooning op. In dien tyd houden de Wespen op, hare jongen voedsel te brengen, en worden als dan, van toegenegen moeders en voedsters, wreede stiefmoeders; zy zyn zelf erger, want zy dringen de jonge Wormen uit hunne zaadhuisjes, en dryven hen uit het nest. Dus aan wind en weêr blootgesteld, en van allen voedsel verstoken zynde, moeten zy noodwendig sterven. Deze vernieling is niet, gelyk die der Honigbyen, bepaald tot de mannelyke Wormen; want geen Worm,
| |
| |
hoegenaamd, of van welke sexe, ontsnapt dezen algemeenen en zonder onderscheid plaats hebbenden moord, terwyl daarenboven de Wormen niet alleen aan het weêr zyn blootgesteld, maar ook nog door de Wespen met hare tanden gedood worden. Dit bedryf schynt eene schending te wezen van de ouderlyke toegenegenheid, en is egter eene der sterkste regels in de dierlyke natuur; dan, de oogmerken der Natuur, schoon zy dikwils onze nasporingen te leur stellen, zyn egter nimmer verkeerd. Het geen ons, in de natuurdrift tot vernieling, welke jaarlyks door de Wespen bedreven word, wreed en onnatuurlyk voorkomt, is mooglyk een daad van de grootste barmhartigheid en medelyden; want de Wespen zyn niet, gelyk de Honigbyen, met de natuurdrift begaafd om levensmiddelen op te leggen voor derzelver bestaan in den winter. Indien zy derhalven niet te voren door hare ouders omgebragt wierden, moesten de jongen noodwendig, door den honger, een wreeden en langzamen dood sterven; zoo dat dit oogenschynlyk streng gedrag in de huishouding der Wespen, in plaats van eene uitzondering te wezen op de algemeene weldadigheid en wysheid van de Natuur, in de daad, eene gunstige instelling is. Daarenboven, gemerkt de vermenigvuldiging der Wespen zoo verbazend is, en zy zulk een schadelyk geslacht zyn voor de Menschen en andere Dieren, maar byzonder voor de verschillende soorten der Insecten, zoo zoude die vermenigvuldiging, als dezelve niet door zulk een algemeenen moord gestremd wierd, door hare verslindingen, binnen weinig jaren, eene geheele vernieling van andere soorten te weeg brengen; de keten der Natuur 'er door gebroken worden, en voor den Mensch en grootere Dieren allergevaarlykst wezen.
Diezelfde vernielende natuurdrift heeft ook, waarschynlyk om dezelfde redenen, by de Horsels plaats. Omtrent het einde van October, worden alle de Wormen en Nymphen uit het nest gedreven en gedood. De onzydigen en de mannelyken worden dan daaglyks slagtoffers van de koude, zoo dat op het einde van den winter eenige weinigen van de vrouwelyken tot onderhouding van het Geslacht overblyven.
Volgens ons aangenomen plan, zullen wy van dit onderwerp afscheiden met eenige aanmerkingen, strekkende om ons te doen toestemmen in een stelsel, het welk zoo vernielend is voor een gedeelte van allerlei soorten van
| |
| |
schepsels, dat de menschlykheid, indien dezelve door de ware wysgeerte niet verlicht wierd, hetzelve zou moeten afkeuren, en de Natuur beschuldigen van wreedheid en onderdrukking. Men moet bekennen, dat de Natuur zeer onverschillig schynt te wezen omtrent een gedeelte der geschapen wezens, welke alle oogenblikken by millioenen omkomen. Maar, met betrekking tot de geheele geslachten, is hare onafgebroken en gelykmatige bezorgdheid zigtbaar, en verdient alle verwondering. Het schynt, dat het leven niet gaande kan gehouden worden, dan door tusschenkomst van den dood; want door de geheele levende natuur heeft, gelyk wy gezien hebben, de roof en vernieling van byzondere gedeelten de overhand. Deze vernieling heeft niettemin hare nuttigheid; ieder Dier brengt, na deszelfs dood, leven en geluk toe aan een groot getal anderen. In veelvuldige Dieren is het vermogen van spysvertering alleen bepaald tot dierlyk voedsel, zoo dat zy, van dit voedsel verstoken zynde, niet in het leven kunnen blyven. Indien men deze aanmerking toestaat, is dezelve alleen toepaslyk op die Dieren, welken men bepaaldlyk met den naam van vleeschvretende bestempelt; dan uit het geen wy te voren reeds gezegd hebben, gelyk ook uit de daaglyksche ondervinding, is het waarschynlyk, dat geen Dier bestaat, of kan bestaan, volstrekt zonder zulk voedsel, het welk leeft of geleefd heeft. Schapen, Ossen en alle grasetende Dieren, verslinden daaglyks, egter zonder voorkeur of bewustheid, duizenden van Insecten. Dit kan de reden zyn waarom allerlei Rundvee zoo verbazend vet word in grazige weiden; want de Insecten zyn altoos menigvuldig waar het gras weelig staat. De Natuur is zoo overdadig in hare dierlyke voortbrengsels, dat geen voedsel kan gegeten of geen water kan gedronken worden, in welke geene Dieren, het zy levend of dood, gevonden worden.
Op deze redenering mag men vragen, waarom de Natuur zulk eene wreede orde gesteld heeft? waarom zy het noodzaaklyk gemaakt heeft, dat geen Dier kan leven zonder de vernieling van het ander? Niemand dan het Opperwezen alleen kan deze verborgenheid uitleggen. Misschien gaat het de palen van mooglykheid te buiten, zulk een uitgebreid stelsel van levende wezens op eene andere wys daar te stellen; en uit de algemeene weldadigheid van den grooten Schepper zou men haast
| |
| |
moeten besluiten, dat dit de wezenlyke reden was. Dan het is vrugteloos ons op te houden met onderwerpen die ondoorgrondelyk zyn. Laten wy derhalven ons vernederen, en alleenlyk ondernemen om eenige voordeelen aan te wyzen, welken uit deze geheimzinnige Instelling der Natuur zyn af te leiden.
(Men verwagte zulks, ten Slotte, hier na.) |
|