naamde plaatslyke verrotting het ook zyn moge, eene waare verrotting? zo vraage ik, waarom deeze waare verrotting, als de natuur haare werking geheel verlooren heeft, niet op denzelfden voet voortgaat, en het geheel lichaam dus als 't ware aan haar gelyk maakt; hoe na de volmaakte waare dood, nevens de plaatslyke waare verrotting, nog eene andere algemeene waare verrotting plaats hebben kan.
Zo lang het niet volkomen beweezen is, dat 'er werkelyk twee in haare gantsche natuur en substantie verschillende ontbindingen en vernielingen zyn kunnen, en deeze echter, zo wel de een als beide, waare verrotting zyn, ontkenne ik, dat in een levend lichaam eene waare verrotting plaats hebben kan.
De waare verrotting, welke na den dood des geheelen lichaams volgt, heeft eene andere gedaante als het koudvuur, beenbederf, een zweer, enz. Zy heeft haar eigen reuk, haar eigen kleur, haar eigen dunne scherpe etter; zy heeft dat eigen, dat zy in alle volkomen van 't leven beroofde lichaamen zich altyd gelyk blyft; zy heeft dat eigen, dat zy aan zekere deelen, aan het onderlyf, by mannen ook wel aan den balzak, haar het eerst vertoont; zy heeft dat eigen, dat zy op eens, te weeten, niet overal terstond merkbaar, het geheel lichaam aangrypt; dat eigen, dat hier nergens eene loslaating meer plaats vinden kan, wyl alles reeds aangetast, en zonder eenige de minste levensvonk meer is; dat eigen, dat hier alle reactie in eenig deel, hoe genaamd, uitgebluscht is, dat men zich geheel daarby geene ziekte meer onderstellen kan; en eindelyk dat eigen, dat zy, altoos zich gelyk, altoos dezelfde, alle modificatien uitsluit, dat zy geheel andere wetten onderworpen is, dan die vernielingen, welke men haar denkt gelyk te zyn.
Zo veel als dood en leven van elkaâr verschillen, zo verschillend moeten alzo ook de waare verrotting en elk bederf, 't welk men met haar gelyk stelt, van elkaâr zyn.
Dit laatste (bederf) is altoos de werking eener ziekte, waarby nog reactie van levenskracht is, welke werking van de natuur der ziekte-oorzaak, en van de bewerktuiging (organisatie) des lydenden deels, van den graad der reactie, verschillend gemodificeerd word. Zo is 'er een vogtig en een droog koudvuur. Beide wyken in weezenlyke punten van elkaâr af; beide zyn werkingen