| |
Belangryk verslag van den optocht des Britschen gezantschaps, uit de stad Tong-Tchew, in China, na het keizerlyk paleis van Yeuman-Man-Yeuman: met eene nieuwe beschryving van Pekin, de hoofdstad des ryks; en eenige zeer weetenswaardige byzonderheden van de gewoonten en zeden der Chineezen.
‘Dit aangeduide Stuk hebben wy getrokken uit a Narrative of the British Embassy to China, in the Years 1792, 1793 and 1794. by aeneas anderson, then in Service of Lord macartney. Een Werk, 't welk dit voordeel heeft boven alle voorgaande Verhaalen van China, dat de Schryver niet verdagt kan gehouden worden van het inmengen eeniger vercierde Omstandigheden, of dat hy zich toegegeeven hebbe in de maar al te gewoone Vergrootingen der
| |
| |
Reizigeren; dewyl hy niet kon nalaaten vast te stellen, dat dusdanige Berigten gereedlyk zouden wedersprooken worden door zyne Medegenooten in dit Gezantschap; bovenal daar de Uitgave van dit Reisverhaal staat gevolgd te worden door een grooter en uitvoeriger Werk, over dit zelfde Onderwerp, 't welk Sir george staunton daadlyk onder handen heeft. Onze Leezers zullen den Britschen Trots, die in eenige gedeelten van dit Reisverhaal uitkykt, wel ten goede houden: het is een zeer Charactermaatig vertoon.’
* * * *
Op Woensdag den 21 Augustus 1793, werd te Tongtchew, 's morgens ten twee uuren, het algemeen teken gegeeven dat het Reisgezelschap zich tot het vertrek moest gereed maaken. Naa een spoedig genomen Morgenöntbyt, was het geheele Gezantschap gereed om den Optocht aan te vangen. De Soldaaten waren vooruitgetoogen na overdekte Wagens, voor hun gereed gemaakt; de Knegts volgden, en werden in soortgelyke Voertuigen geplaatst: de Heeren, het Gevolg des Gezantschaps uitmaakende, waren gezeten in zeer ligte Rydtuigen, getrokken door één Paard, en reeden onmiddelyk voor Lord macartney, Sir george staunton, en Mr. plumb, de Tolk, gezeten in Palanquins, of Draagstoelen, ieder door vier Man gedraagen.
De Rydtuigen, die de Soldaaten en de Knegts voerden, waren gemeene gehuurde Karren, getrokken door vier Paarden, zeer jammerlyk zamengevoegd, en met stroomatten bedekt. De Paardentuigen, als zy dien naam mogen draagen, waren van touw gemaakt. De Karren, met een enkel Paard bespannen, waren overdekt met blaauw Nankeen, en hadden openingen van latwerk, met dekzels van dezelfde stoffe. De Voerlieden liepen 'er naast.
's Morgens ten vier uuren was deeze Reisstoet in beweeging, bestaande uit zestig Karren voor de Soldaaten en Dienstboden, en twintig voor de Heeren tot het Gevolg behoorende, behalven de Karren voor Goederen geschikt, en Coolies, of Draagers, bestemd om de Geschenken en zwaare Pakkadie op hunne schouders te draagen. Vierhonderd deezer Coolies waren, by deeze buitengewoone gelegenheid, in dienst.
Omstreeks vyf uuren hadden wy de Stad Tong-tchew
| |
| |
verlaaten, en kwamen terstond in een schoon vlak land van de verbaazendste vrugtbaarheid, 't welk, zo verre het oog kon reiken, ons toescheen een onmeetelyk uitgestrekten Tuin te weezen.
De weg, langs welken wy voorttoogen, was niet alleen breed, maar fraai, en strekte ten bewyze van de zorg en arbeid, door het Chineesche Staatsbestuur besteed, om de gemeenschap tusschen de Hoofdstad en de voornaamste gedeelten des Ryks gemaklyk te maaken. Het middelste gedeelte van deezen weg bestaat uit breede vlakke steenen; aan wederzyden is eene genoegzaame ruimte om zes Rydtuigen nevens elkander toe te laaten. De gedeelten aan de zyden zyn bedekt met puin, en worden gestadig onderhouden door eene menigte van Werklieden, ten dien einde op onderscheide deelen van den weg bestemd.
Ten zeven uuren hieldt het Reisgezelschap stil in eene groote Stad, Kiyeng-Foo geheeten. Dezelve volkryk te noemen zou eene overtollige bynaam weezen; dewyl dit bywoord even zeer past op het geheele Ryk, als op elke Stad, Dorp of Gehucht; ja langs de oevers van alle Rivieren doet zich die zelfde Volkrykheid op. - In het land waar wy doortrokken is de Bevolking verbaazend, en algemeen. Elke myl bragt ons in een Dorp, zo zeer bevolkt, dat de Inwoonders onze grootste Steden zouden vervuld hebben. Het aantal van Lustplaatzen, of Landwooningen, door het veld verspreid, aan wederzyden van den weg, strekten, terwyl zy tot de schoonheid het haare toebragten, teffens ten bewyze van welvaard. Die, welke wy digt genoeg voorby toogen om ze in het voorbygaan op te neemen, waren van hout; veeler voorgevels waren zwart geverfd, waar vergulde cieraaden zeer afstaken.
Ik twyfel niet of de dag onzer Reize van Tong-tchew na Pekin was vooraf algemeen bekend; dit toonde de verbaazende menigte Volks, dat, als 't ware, den weg bedekte; en, niettegenstaande de uiterste moeite, door de Mandarynen aangewend, om den weg ruim te houden, was de aandrang der menigte zomtyds zo groot, dat wy ons genoodzaakt vonden stil te houden, wel eens een vierde van een uur tyds, om ongelukken te voorkomen, die anderzins ontstaan zouden weezen door het trekken der Rydtuigen te midden van een steeds ontelbaar aangroeijenden aandrang.
| |
| |
By deeze hindernissen, welke wy ontmoetten door de nieuwsgierigheid des Chineeschen Volks, kan ik niet naalaaten te vermelden eene soort van kwelling, welke by ons Engelschen ontstondt, wegens den indruk, dien ons vertoon op hun scheen te maaken; want zy hadden naauwlyks een onzer in 't oog gekreegen, of zy borsten allen uit in een lachend geschater; en ik moet bekennen, dat wy, ten dien tyde, het vertoon niet maakten van een Volk, in dit Land gekomen, om, door alle middel van vertoog en voorinneeming, de Handel-Voorregten en Staatkundige onderscheidingen te verwerven, welke geen ander Volk de kunst of het vermogen heeft om te vervullen.
Te Kiyeng-Foo, omtrent negen mylen van Tong-tchew gelegen, tradt het geheele Gevolg van allerlei rang uit de Rydtuigen. Hier vondt het minst aanzienlyk gedeelte des Gezantschaps, en van den Reisstoet, Tafels te hunner verfrissing aangerigt op een open plein; maar tevens voorzien van een ruimen overvloed koude Spyze, Thee, Vrugten, enz. De Aanzienlyken werden onthaald in digt daarby liggende vertrekken, die een zeer jammerlyk voorkomen hadden.
Eer de Reisstoet den Tocht hervatte, beval de Mandaryn, met de zorge voor de Reis belast, dat zekere hoeveelheid Joau, een wrang soort van witten Wyn, zou uitgedeeld worden aan het Gevolg des Gezantschaps; dewyl 'er misschien een geruimen tyd zou verloopen, eer zy eenige verversching zouden bekomen. Hier op werden wy gelast ons reisvaardig te maaken. Ten deezen stonde greep 'er onder ons Engelschen een geschil plaats, 't geen, wat ook de weezenlyke uitwerkzels daar van mogen geweest zyn, niet geschikt was om een gunstigen indruk te geeven van de Zeden en Geaartheid des Engelschen Volks. Met één woord, door de menigte Volks, opeengehoopt om ons te zien, door het verzuim van voorafgaande schikking en verdeeling der Karren, gepaard met eene onbedagte begeerte om als Engelschen by elkander te blyven, viel het den Mandarynen zeer moeilyk, het volk op de voor hun geschikte Wagens te krygen.
Omstreeks acht uuren namen wy afscheid van de Stad Kiyeng-Foo; eene Stad, die groot en opmerkenswaardig is. De Wegen zyn breed, doch onbestraat, en de Huizen alle van hout; ten minsten in dat gedeelte, 't welk wy doortrokken, waren 'er geene, van andere bouwstoffe opgehaald. De Winkels maakten eene behaaglyke vertooning, en scheenen van allerlei Koopwaaren ruim voorzien.
| |
| |
Van het Land, 't welk de weinige mylen van deeze Stad tot Pekin beslaat, heb ik weinig te zeggen: dewyl de menigte Volks, 't welk ons omringde, of het gezigt belemmerde, of onze aandagt aftrok.
Op den middag naderden wy de Voorsteden der Hoofdstad van China; en kan ik niet afzyn zekere maate van leedweezen te gevoelen, dat 'er, te deezer gelegenheid, geene verandering gemaakt wierd in de wyze van optocht, en het jammerhartig voorkomen eens Gezantschaps, by eene gelegenheid van zo veel aanbelangs. Welke redenen 'er mogen geweest zyn om die ten toonspreiding van grootheid, waar toe alles gereed was, agter te laaten blyven, kan ik niet bepaalen; maar onze Stoet hadt niets van het voorkomen eens Gezantschaps van het voornaamste Volk van Europa, trekkende door de volkrykste Stad des geheelen Aardbodems.
De Voorsteden inrydende, trokken wy door verscheide zeer schoone Triumphboogen, fraai beschilderd, en voorzien met veele wonderlyk bedagte cieraaden. Het bevenste gedeelte van dezelve was vierkant, met een soort van afdak, groen geschilderd, en met vernis bestreeken; aan den binnenkant van dit afdak was een steunzel, zeer wel gemaakt, en vercierd met Linten en zyden Vlaggen.
De Voorsteden zyn zeer uitgestrekt. De Huizen zyn alle van hout, het grootste gedeelte van twee verdiepingen; de voorgevels zyn met veelerlei kleuren geschilderd. De Winkels zyn niet alleen gemaklyk tot de onderscheide einden waar toe zy moeten dienen, maar hebben zekere grootheid in 't voorkomen, 't welk verlevendigd wordt door de aartige wyze, op welke de Koopwaaren ten toon gesteld worden, of om de Winkelwaaren te onderscheiden of den Kooper aan te lokken.
Wy toogen, van tyd tot tyd, door ruime straaten, aan wederzyden met steenen ten dienste der voetgangeren. De geheele weg was bezet met een ry Soldaaten; en, in de daad, zonder deeze schikking, zou het voor de Rydtuigen onmogelyk geweest zyn weg te spoeden, van wegen de menigte Volks, 't geen zich om ons te zien opeen hoopte.
Ten twee uuren kwamen wy aan de Poorten van de groote Keizerlyke Stad Pekin, zeer weinig gelykende om het vertoon te maaken van een aanzienlyk Gezantschap; met één woord, want ik kan niet naalaaten hier weder op te komen, het vertoon van 's Afgezants Gezelschap, zo ten aanzien van de geringheid der Kleedinge, als de jammerhartigheid der Rydtuigen, hadt meer overeenkomst
| |
| |
met het vervoeren der Armen uit eene Parochie in Engeland, dan met de verwagte waardigheid der Vertegen, woordigeren van een groot en magtig Monarch.
Pekin, of, gelyk de Inboorelingen den naam dier Stad uitspreeken, Pitchen, de Hoofdstad des Chinceschen Ryks, is op 116 Graaden Oosterlengte, en tusschen de 40 en 41 Graaden Noorderbreedte, gelegen. De Stad wordt verdedigd door eenen muur, welke een vierkante plek insluit van omtrent twaalf mylen in den omtrek. Daar is een groote Poort in 't midden van elken hoek, en zyn 'er veele kleindere in elken hoek van den wal; zy zyn sterk overwelfd, en verdedigd door een vierkant gebouw, of tooren van zeven verdiepingen, ryzende uit het bovenste van den ingang; de zyden zyn versterkt door een Wal met geschutgaten. De vensters deezes Gebouws zyn van hout, en geschilderd met mondstukken van groot geschut, zo juist getroffen, dat het bedrog niet te ontdekken is, dan van zeer naby; negen zodanige vensters zyn 'er op elke verdieping van het front na de Voorsteden. - De gemelde Poorten zyn dubbeld; de eerste boog is zeer sterk gemetzeld van een soort van gebakken steen, en niet van marmer, gelyk eenige Schryvers vermelden; de diepte is omtrent dertig voeten; in 't midden van den ingang is een zeer sterke deur, zes duimen dik, en met yzeren bouten doorklonken; deeze boog leidt na een breed vierkant, waar de barakken zyn voor de Soldaaten, bestaande uit slegte houten huizen van twee verdiepingen: ter slinkerhand afslaande, ziet men de tweede Poort, welker boog van dezelfde afmeetingen en voorkomen is als de reeds beschreevene; doch deeze heeft geen Tooren.
By elke der voornaamste Poorten is een sterke Soldaatenwagt. Verscheide stukken geschut staan te wederzyden van den binnensten ingang. Deeze Poorten worden met het aanbreeken van den dag geopend, en 's avonds ten tien uuren geslooten, naa welk uur alle gemeenschap tusschen de Stad en de Voorsteden is afgeslooten; en worden deeze Poorten onder geen voorwendzel of by eenige gelegenheid ontslooten, buiten byzonderen last van den voornaamsten Mandaryn der Stad.
De vier kleindere Poorten worden ieder verdedigd door een klein Fort op den wal gebouwd, door Krygsvolk bezet.
De Wal is omtrent dertig voeten hoog, en boven op tien voeten breed; de grondslag is van steen, welke zich vertoont op omtrent twee voeten boven den grond; het bovenste gedeelte is gemetzeld, en neemt van beneden na boven allengskens af. Of de Wal geheel van vasten
| |
| |
steen opgehaald, dan van binnen met iets anders gevuld is, heb ik niet volzeker kunnen te weeten komen.
Buitenwyken en Batteryen, op korte afstanden van elkander, verdedigen deezen Wal; elk deezer heeft tot versterking een klein Fort, schoon geen deezer versterkingen met Manschap bezet is, buiten die geenen, welke by de Poorten post hebben; en, schoon 'er een borstweering is van drie voeten hoog, met geschutgaten voor kanon, ter lengte van den geheelen Wal, staat 'er geen enkel stuk geschut op.
Aan de Stadzyde is de muur, op eenige plaatzen, geheel loodregt, op andere heeft men een langzaam glooienden afloop van boven na beneden. Het is eene bestendige gewoonte voor de Soldaaten, alle nagten deezen muur langs te wandelen, geduurende den tyd dat de Keizer zich in Pekin bevindt, te weeten van October tot April; wanneer de Keizer doorgaans na een geliefd Buiten in Tartaryen trekt. Uit het algemeen voorkomen en de welgesteldheid deezer Vestingwerken, zou ik dezelve van een hedendaagschen bouw agten, en dat 'er niet veele jaaren kunnen verstreeken zyn, zints welke dezelve op nieuw gemaakt, of althans geheel hermaakt, zyn.
De afstand van de Zuid-poort, welke wy inkwamen, tot de Oost-poort, door welke wy ter Stad uitreeden, is, naar eene zeer gemaatigde berekening, tien mylen. De voornaamste straaten zyn ruim en gemaklyk, zynde honderd en veertig voeten breed en zeer lang, aan de zyden alleen geplaveid ten dienste der voetgangeren. Het Stadsbestuur bespaart nogthans geene moeite om het middelste gedeelte zuiver te houden, en vry van alles wat hinder kan baaren. Een groot aantal lieden is ten dien einde gestadig in werkzaamheid; zy worden bygestaan zo wel als aangedreeven door Soldaaten, bepaald voor elke wyk, tot het doen in agtneemen van de wetten omtrent de straaten vastgesteld, en de regelen opgegeeven om orde onder het Volk te houden, en de stedelyke orde van deeze groote Stad te onderhouden. - Ik merkte, in het doortrekken, op, hoe eene groote menigte Volks bezig was met de wegen te bevogtigen, om het stuiven te beletten, 't welk, by droog weêr, niet alleen lastig is voor den wegbetreeder, maar ook zeer nadeelig voor de Winkels, welker Koopwaaren meer of min nadeels zouden lyden, droeg men deeze heilzaame voorzorg niet.
Schoon de Huizen te Pekin laag en gering zyn, ten aanziene van grootte en huisvesting, is, egter, het uitwendig voorkomen vry goed, en zelfs fraai: dewyl de
| |
| |
Chineezen veel trots hebben in het opcieren van de Voorgevels hunner Winkelen en Huizen. Het bovenste gedeelte der eerstgemelde is voorzien met eene ryklykheid van Gouden Letteren; en op de daken der laatstgenoemden ziet men menigmaal galeryen, ryk in schilderwerk en cieraaden: waar op men eene menigte van Vrouwen ziet, zich vermaakende naar 's Lands wyze. De pylaaren, opgerigt voor de deuren der Winkelen, zyn verguld en geschilderd, met een vlag op den top, waar in Letters den Naam en den Handel des Bewoonders uitdrukken: tafels staan met ten toon gespreide goederen by de deur; ook zyn koorden aan deeze pylaaren gehegt, met Winkelwaaren behangen.
Myn oog viel op eene menigte van Slachterswinkels, wier wyzen van het Vleesch op te snyden zeer op de onze gelykt, en kunnen de Markten te Londen niet pochen op een ruimer voorraad van Vleesch, dan men te Pekin aantreft. Nieuwsgierigheid porde my aan om den prys van het Vleesch te verneemen. Ten Slachterswinkel intreedende, zag ik, op een uitstalzel 'er voor, een aarden fornuis, met een rooster daar boven; naa dat ik eene menigte van tekenen gebruikt hadt, om het verslag, 't geen ik verlangde, te verkrygen, begon de Slachter terstond eenige kleine stukjes Rundvleesch af te snyden, omtrent ter dikte van een Kroon, en braadde dezelve zo schielyk als ik ze kon opeeten. Ik nam omtrent twaalf van deeze stukjes, die, by gissing, met elkander tusschen de zeven en acht Oncen woogen; toen ik hem betaalde, 't welk ik deed met hem een streng van Caxee, of kleine munt, over te reiken, deedt hy 'er af, zo ik veronderstel, het beloop van het aan hem verschuldigde, 't welk was één Conderon of tien Caxee, het eenig gangbaar Geld in 't Ryk. Ik zag een aantal Volks in andere Slachterswinkels, by het doortrekken, die zich even zo op Rund- of Schaapenvleesch onthaalden.
De Huizen, waar Porceleinen vaatwerk en cieraaden verkogt worden, trekken inzonderheid de aandagt. Zy hebben een ry van breede planken boven elkander vooraan in den Winkel, op welke zy de schoonste staalen van 't geen by hun te koop gevonden wordt ten toon stellen, op eene wyze die vindingryk is, en eene wonderbaar groote uitwerking doet.
Behalven de verscheidenheid van Handelaars, die vaste Winkels in deeze groote Stad hebben, zyn 'er veele duizenden Inwoonderen, die hunne Goederen rondventen, even gelyk wy te Londen zien. Doorgaans hebben zy een Bam- | |
| |
boriet dwars over de schouders, en een mande aan elk einde van 't zelve, waar in zy Moeskruiden, Eijeren, en dergelyke mondbehoeften, te koop draagen. Ook vindt men 'er een groot getal reizende Kooplieden met zakken over de schouders, gevuld met Stoffen, zodanig gevouwen, dat men het patroon 'er van kan zien. Zy bedienen zich van een maat van zestien duimen.
Baardscheerders ziet men in groote menigte op straat, met de noodige werktuigen om het hoofd te scheeren en de ooren schoon te maaken; zy hebben, ten dien einde, by zich een draagbaaren stoel, en een watervles; en wie deeze bewerking wil ondergaan, neemt plaats op de straat. Om zich als lieden van dat beroep te doen kennen, draagen zy een grooten nyptang, welken zy met hunne vingeren openen, en met zeker geweld weder laaten digt vallen, 't welk een schetterend geluid veroorzaakt, op een verren afstand hoorbaar. - Dat dit slag van lieden in China veel werks vindt, is blykbaar; dewyl ieder Chinees een gedeelte van het hoofd moet doen scheeren, 't geen hy met geene mogelykheid zelve kan verrigten.
In verscheide straaten zag ik Lieden bezig met Goederen, openbaar, by opveiling, te verkoopen. De Verkooper stondt op een theater, omringd van de onderscheide Goederen, welke hy te verkoopen hadt. Hy boodt ze aan op eene luidrugtige en grappige wyze, en de lachtrek op het weezen der Omstanderen, de eenige taal die ik kon verstaan strekte ten blyke dat zy genoegen schiepen in zyn gesnap.
Aan elk einde van de Hoofdstraaten, want men ontmoet in Pekin geen Pleinen, is, als 't ware, een breede Poort, aartig geschilderd, met een afdak, sterk gekleurd en gevernist: hier onder staat de naam van de straat met gouden letteren. By deeze boogen eindigt de genoemde straat; anderzins zouden 'er, in eenige gedeelten van de Stad, straaten weezen die ten minsten vyf mylen lang waren; doch nu krygen ze, door dit middel, veele afdeelingen. Deeze afdeelingen maaken eene schoone vertooning. De naauwe straaten hebben aan elk einde kleine ingangen van latwerk, die alle nagten geslooten worden; doch alle groote straaten worden nagt en dag bewaakt door Soldaaten met zydgeweer, en lange zweepen in de hand, om allen onvoegelyken volksaandrang af te weeren, en de zodanigen te straffen, die zich onvoegelyk op straat aanstellen.
Niettegenstaande de groote uitgestrektheid van Pekin, ziet men weinig of geen verscheidenheid in de Huizen,
| |
| |
gelyk ik reeds opmerkte, uitgenomen in de kleuren, met welke dezelve beschilderd zyn. De Huizen zyn, in de daad, niets meer dan hutten, alleen geschikt om vertoon te maaken, zonder eenige bedoeling van vast- of duurzaamheid. Zeldzaam ziet men Huizen van meer dan ééne verdieping, uitgenomen die aan de Mandaryns behooren, en zelfs deeze zyn, als 't ware, overdekt door de muuren welke zich boven alle Huizen en Gebouwen in Pekin verheffen, uitgezonderd een hooge Pagode en het Keizerlyk Paleis.
Huurrydtuigen staan hier niet tot elks dienst gereed. De aanzienlyke lieden hebben hunne Draagstoelen; mindere overdekte Karren, getrokken door een Paard of Muilezel.
Het denkbeeld, dat de Chineesche Vrouwen buiten het oog der Vreemdelingen gehouden worden, heeft weinig, zo eenigen, grond; dewyl, onder de ontelbaare menigte, zamenvloeiende om den Optocht van het Engelsche Gezantschap te zien, een vierde gedeelte ten minsten Vrouwen waren: en dus een veel grooter gedeelte van de Sexe dan men ziet in een zamenloop nieuwsgierigen Volks in Engeland; en, indien het begrip gegrond is, dat Nieuwsgierigheid een byzonder kenmerk is van den aart der Vrouwen in Europa, durf ik zeggen, dat, uit 't geen wy bespeurden in 't oog der Chineesche Vrouwen, toen wy doortrokken, genoeg viel op te maaken, dat Nieuwsgierigheid niet min het deel is der Sexe in Asia dan in Europa.
De Vrouwen, die wy in onzen doortocht van Pekin zagen, waren over 't algemeen fraai van gelaad, en door de natuur met een behaaglyk vel beschonken; dan hier mede schynen zy niet te vrede: weshalven zy blanketzel bezigen; het roode liggen zy aan op eene geheel andere wyze dan de Vrouwen in Europa: want zy tekenen het middelste gedeelte der lippen met een streep van de hoogst roode kleur. De oogen der Chineesche Vrouwen zyn zeer klein, doch treffend schoon. Lang en dun zyn haare armen. Het eenig verschil tusschen de Vrouwen te Pekin, en die wy reeds in China gezien hadden, bestondt in de kleeding, en bovenal daar in, dat haare voeten, vry van de elders aangelegde klemmende windzelen, den natuurlyken groei hadden.
Toen wy de Oost-poort doorgetrokken waren, was de geheele trein genoodzaakt stil te houden, dewyl eenige verwarring ontstaan was by de Karren, met goederen belaaden. Ik nam deeze gelegenheid waar, om myne le- | |
| |
den, door het bepaald zitten verstyfd, eenig gemak te geeven. Onder de menigte, die ons omringde, een aantal Vrouwen ziende, waagde ik het digt by dezelve te gaan; en haar aanspreekende met het Chineesche woord Chou au (zo veel als Schoone) scheenen zy daar over zeer voldaan. Zich rondsom my schaarende, doch met alle zedigheid en beleefdheid, bekeeken zy de stof en het maakzel myner kleederen. - Toen de Karren weder aan den gang geraakten, nam ik afscheid van deeze Vrouwen met eene vriendlyke handschudding; zy reikten my dezelve bevallig toe. De Mannen, daar by tegenwoordig, scheenen zich niet te stooten aan myn gedrag; maar gaven, in tegendeel, zo veel ik kon verneemen, hun genoegen te kennen, wegens de oplettenheid, welke ik voor deeze Vrouwen betoonde. - Het blykt, derhalven, dat, in deeze Stad, de Vrouwen niet verstooken zyn van eene betaamelyke maate vryheids, en, gevolglyk, dat de jalouzy, zo algemeen aan de Chineezen toegeschreeven, by de Mannen, in de Hoofdstad des Ryks althans, geen heerschende eigenschap is.
Onder andere voorwerpen, die wy op onzen weg zagen, en niet misten onze aandagt te trekken, was eene Lykstatie. Over de kist werd een verhemelzel gedraagen met satynen gordynen, vercierd met goud en bloemen, en behangen met wapens. De kist was geplaatst op een lange baar, gedraagen door tusschen de vyftig en zestig Mannen, die dezelve torschen op hunne schouders, met lange over elkander steekende Bamboos; zy gaan acht nevens elkander, met een traagen en staatlyken stap. Onmiddelyk volgde een hoop Muzykanten, die een Lykzang speelden, niet ontbloot van behaaglyke toonen. De Vrienden en Bloedverwanten des Overledenen volgden, in 't zwart en wit gekleed.
De Oostlyke Voorsteden doorgetrokken zynde, kwamen wy in een ryk en schoon Land. Een korte postweg van omtrent tien mylen bragt ons tot een van 's Keizers Paleizen, genaamd Yeuman-man-yeuman, waar wy 's naamiddags omtrent vyf uuren aankwamen, zeer vermoeid door de groote hitte van den dag, en de hindernissen die wy op den weg ontmoet hadden; voornaamlyk ontstaande uit den ongelooflyk grooten aandrang Volks, 't welk men zeggen mag dat den geheelen weg, van Tong-tchew tot hier toe, een weg van dertig mylen, opvulde. - Korten tyd naa onze aankomst kreegen wy eenige, maar zeer gemeene, verversching: en de geheele afgematte Reisstoet ging ter rust. |
|