Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 308]
| |
Over den Invloed van het Landbouwend Leeven op de Regeeringsvorm en den Godsdienst.Met volle zekerheid durf ik niet bepaalen, tot welk eene Regeeringsvorm de Landbouwlyke Leevenswyze natuurlykst aanleiding geeft. Nogthans agte ik het vry klaar, dat, in een Land waar de Landbouw byzondere aanmoediging vindt, en, als 't ware, tot een voorwerp van den Staat wordt, het Regeeringsbestuur, indien niet vry, ten minsten gemaatigd, moet weezen, en zeer veel agts slaan op byzonderen Eigendom. Zulks blykt uit de Geschiedenis dier Volken, onder welken de Landbouw byzonder werd gadegeslaagen. Zo was het oude Bestuur der Jooden rechtmaatig, billyk en zagt, en de Eigendom des Volks door de Wetten bepaald; dat der Egyptenaaren geregeld door de striktste voorschriften; en het oude Persiaansche Staatsbestuur was zeer bepaald, en hadt meer gelykheids op eene Huislyke dan op eene Burgerlyke InstellingGa naar voetnoot(*). Het Volk in de Oost-Indien, schoon hun Staatsbestuur een zeer Despotiek voorkomen hebbe, leeft onder een vry zagt bestuur; en de Chineesen, hoewel geenzins vry, worden steeds beschut tegen willekeurige aanvallen op den Eigendom. Het Staatsbestuur van Peru, waar de Landbouw een der groote Volksvoorwerpen uitmaakte, was zagt en minzaam: de ziel werd daar niet vernederd en onderdrukt door gedwongen onderwerping aan den Wil van eenen Meerderen; maar men bragt eene vrywillige gehoorzaam- | |
[pagina 309]
| |
heid toe aan een Monarch, die geagt werd van Hemelsche herkomst te zyn: welke laatstgemelde byzonderheid den Vorst gestaag herinnerde om die weldaadige Magt, welke men oordeelde dat hy vertegenwoordigde, na te volgen. Deeze denkbeelden hadden zo veel uitwerkings, dat, in de geheele volgreeks hunner Koningen, die zy tot twaalf telden, 'er geen een Tyran geweest was; een voorbeeldloos stuk in de Geschiedenis des Menschdoms. De Romeinsche Regeeringsvorm, schoon 'er eenige aanmerkingen op te maaken vallen, was ongetwyfeld in een groote maate vry, zelfs by de eerste Instelling, en werd vervolgens nog vryer, inzonderheid op dien tyd toen het Landbouwend Leeven in de hoogste agting stondt. De oorzaaken, waarom zekere maate van Vryheid in het Staatsbestuur noodzaaklyk is in die Staaten waar de Landbouw een Nationaal voorwerp wordt, loopen gereed genoeg in 't ooge. Het Landbouwen vordert bestendig een onaflaatend vlytbetoon; dit zal nimmer algemeen plaats vinden, dan waar de zodanigen, die arbeiden, zekerheid hebben voor het genot van de vrugten huns arbeids; 't welk het geval met geene mogelykheid kan weezen onder een willekeurig en eigendunklyk Bestuur: het uitwerkzel daar van is om den geest vreesagtig, traag en slaafsch, te maaken, en te bederven. Ik weet egter niet of eenige byzondere Regeeringsvorm byzonder bestemd is voor deeze Leevenswyze. De Landbouw heeft gebloeid onder een éénhoofdig Bewind, als in eenige deelen van het Oosten, en in Zuid-America; onder een Aristocratisch Bestuur, als in Holland, Zwitzerland, en in Genua; onder eene Democratie, als by de Romeinen; en onder een gemengde Regeeringsvorm, als in Engeland. - Waar de Eigendom veilig is, en geen dwinglandsch Gezag geoefend wordt over de Persoonen, daar zal de Landbouw, indien door andere byzondere omstandigheden niet mismoedigd, naar alle waarschynlykheid, bloeijen. Wat den godsdienst, het tweede voorwerp, 't geen ons in deezen eindelyk te beschouwen staat, betreft. - Het voorwerp van den Eerdienst onder een Landbouwend Volk is doorgaans eene Godheid, die eenige betrekking tot den Landbouw heeft. In deezervoege werd janus, de oudste der Godheden, aangezien als de Uitvinder van het gebruik des Wyns, des Koorns, Meel en Offer- | |
[pagina 310]
| |
andenGa naar voetnoot(*). - Saturnus werd om dezelfde redench zeer onder hun geëerbiedigdGa naar voetnoot(†). - Faunus desgelyks en pilumnus waren Inlandsche Godheden, en werden beiden verondersteld het opzigt te hebben over eenige gedeelten des LandbouwsGa naar voetnoot(‡). Eenige andere Godheden desgelyks, die by andere Volken niet verondersteld werden eenige verbintenis met den Landbouw te hebben, werden door de Romeinen in zekeren voege aan deeze Bezigheid toegeschiktGa naar voetnoot(§). In deezer voege werden Jupiter, de Zon, de Maan, Venus, Minerva, en Bonus Eventus of het Goed Geluk, voor Landbouw-Godheden gehouden, zo wel als Tellus, Ceres, Bacchus, Robigus of Flora; aan welke TerminusGa naar voetnoot(**), Segetia en verscheide andere mogen toegevoegd worden. De Landbouw was desgelyks onder de Jooden zeer naauw met den Godsdienst verbonden. De Allerhoogste, schryft de Zoon van sirach, heeft den Landbouw bevolenGa naar voetnoot(††). En veele van de Feesten onder dat Volk, gelyk ik vervolgens zal aanwyzen, hadden eene byzondere betrekking tot die Bezigheid. Dezelfde aanmerking gaat ook door ten opzigte van de Egyptische Godheden. Osiris, de voornaamste onder dezelve, werd aangezien voor den Uitvinder des Landbouws; en isis, de tweede | |
[pagina 311]
| |
Godheid, als de Ontdekker van het gebruik des Graans en Koorns, 't geen voorheen in 't wild opgroeide, en niet ten voedzel gebruikt werdGa naar voetnoot(*). De Godsdienstige Eerbetooningen, aan bacchus in Indie toegebragt, ontstonden uit dezelfde oorzaak, gelyk ons diodorus siculusGa naar voetnoot(†) en aarianusGa naar voetnoot(‡) vermelden. Hy werd daar aangezien voor den Uitvinder der Kunsten tot den Landbouw behoorende. De Zon was onder de PeruviaanenGa naar voetnoot(§), en by de oude Persiaanen, geen gering gedee te van den Eerdienst, aan dezelve toegebragt, verschuldigd aan de vrugtbaarmaakende hoedanigheden, aan dat Hemellicht toegeschreeven. Verscheide Godsdienstige Voorschriften hebben betrekking op deeze Leevenswyze. Het vierde Gebod van der Jooden Wet sluit in, dat dit Volk zich zeer veel met den Landbouw bezig hieldt; en verscheide andere Voorschriften van moses Wet hebben daar toe eene onmiddelyke betrekkingGa naar voetnoot(**). | |
[pagina 312]
| |
De Voorschriften der Magi, onder de Persiaanen, waren van gelyken aart. De Heiligen onder hun waren verpligt hunne Heiligmaaking te voltooijen, door allen arbeid des Landbouws voort te zetten. Het is een Grondregel in de Zendavesta, dat hy, die met zorg en naarstigheid den grond bezaait, een grooter voorraad van Godsdienstige verdiensten opdoet, dan hy zou hebben kunnen verkrygen door het herhaalen van tien duizend gebedenGa naar voetnoot(*). Plegtigheden van eenen Godsdienstigen aart zyn zeer veelvuldig onder een Volk aan deeze Leevenswyze verbonden, en hebben 'er eene byzondere betrekking toe. Veele van der Jooden Plegtigheden en Instellingen sloegen bepaald op den Landbouw. Twee van de drie groote Jaarlyksche Feesten waren ingesteld uit hoofde van de Inzameling der Vrugten des AkkerbouwsGa naar voetnoot(†): en de Plegtigheid des Hefoffers, in het Boek Leviticus vermeld, hadt blykbaar dezelfde strekkingGa naar voetnoot(‡). Verscheide der Offergaven, in de Joodsche Wet gevorderd, als Koorn-airen, Meelkoeken, en ongehevelde BroodenGa naar voetnoot(§), strekten waarschynlyk om het aanbelang des Landbouws te toonen, en de bevlytiging in denzelven aan te dringen. | |
[pagina 313]
| |
De oude Persen hadden Plegtigheden van gelyke bedoeling. In de Lente van elk Jaar werd 'er een Feest gevierd, ingerigt om aan te toonen de oorspronglyke gelykheid en tegenwoordige verbintenisse des Menschdoms. De staatlyke Persiaansche Koningen, hun ydelen praal voor meer weezenlyke grootheid verwisselende, mengden zich vry onder de nederigste maar nuttigste hunner Onderdaanen. Op dien dag werden de Landlieden aan de tafel des Konings en der Satrapen, zonder eenige onderscheiding van Rang, toegelaaten. De Vorst ontving hunne verzoeken, overwoog hunne bezwaaren, en sprak met hun op de gemeenzaamste wyze. Hy was gewoon hun te gemoete te voeren: ‘Van uwer handen arbeid ontvangen wy ons onderhoud; gy ontleent uwe rust van onze waakzaamheid. Naardemaal wy dus noodzaaklyk zyn voor elkander, moeten wy te zamen als Broeders leeven in eendragt en liefdeGa naar voetnoot(*).’ De oude Egyptenaars hadden desgelyks verscheide Godsdienstplegtigheden en Feesten ter eere des Akkerbouws en van deszelfs Uitvinderen, die zeer veel gelykheids hadden op die der Jooden, en naar alle waarschynlykheid van hun ontleendGa naar voetnoot(†). - De Koningen van Indie hadden eertyds, en de Keizer van China heeft nog tegenwoordig, eene Godsdienstige Plegtigheid, om jaarlyks den grond met een kouter te ploegenGa naar voetnoot(‡); en de Inca van Peru, dien men voor eene Godheid hieldt, | |
[pagina 314]
| |
bearbeidde met eigen hand een stuk gronds, welken arbeid men onderscheidde door denzelven de Zegepraal over de Aarde te noemen. - Eene groote menigte van Plegtigheden, betreklyk tot deeze leevenswyze, trof men aan by de Romeinen; als de Cerealia, de Palitia, en verscheide andereGa naar voetnoot(*). 't Is waar, de Heer montesquieuGa naar voetnoot(†) is van oordeel, dat Godsdienstplegtigheden, onder een Volk aan den Landbouw overgegeeven, slegts weinige zyn. Maar de Jooden, de Egyptenaars en Persiaanen, hadden eene menigte van Plegtigheden in hunnen Godsdienst, en waren, egter, groote aanmoedigers des Landbouws. Men moet toestaan dat de Geestlykheid by hun een onderscheiden lichaam uitmaakte; maar de rest des Volks was met de Priesterschap teffens verbonden tot het waarneemen van een groot aantal Plegtigheden; althans wy weeten dat dit het geval by de Jooden was.
(Het Vervolg en Slot by de naaste gelegenheid.) |
|