te grypen, word verbroken. - Alle zaken die waar zyn, en op eene andere, eene gemeenschappelyker, wyze behoorden behandeld te worden. - Doch ontslaat dit alles den mensch van de verpligting om den openbaren Godsdienst waar te nemen? In 't geheel niet: maar, behalven dit alles, onderzoekt men eens of zulke Lieden thuis ook Godsdienst oefenen, men zal, zo niet van allen, ten minsten van de meesten, bevinden, dat ze daar den tyd met heel wat anders, dan met den Godsdienst, of Godsdienstige zaken, doorbrengen. Het is dierhalven eene onbetwistbare waarheid, dat in de Maatschappy van Christenen eene menigte voorname pligten schandelyk verzuimd worden, en onder deze wel bovenal het waarnemen van den openbaren Godsdienst. - Dan elk, die 'er zich aan schuldig maakt, bedenke vry, dat hy 'er verantwoording voor verschuldigd is, en dat de dag ter verantwoording zeer schielyk zal aanlichten. - Zal men den Godsdienst laten varen, en weigeren waar te nemen, alleen om dat in de openbare uitoefening zaken voorkomen die eenigermate stooten, of ten minsten afwyken van onze wyze van denken? - Hoe ligt zal men dan een voorwendzel weten te vinden, om zich van alle onderlinge pligten te ontslaan! - Hoe dra zal men dan een voorwendzel weten voort te brengen, tot verschooning van veelvuldige wanbedryven, waartoe onze zondige neigingen en verdorve bewegingen ons aandryven! - Men zal zich weldra van alle banden van verpligting weten te ontslaan, en, zich den ruimen teugel botvierende, leven naar de bedorve neigingen des harten, en niet ontzien de baldadigste ongeregtigheden te plegen.
Schoon een Heiden voor de Deugd pleit, en de Rede derzelver noodzakelykheid aantoont - hoe veel kragtiger zyn de drangredenen niet, welke een Christen daar voor kan aanvoeren!
Hoe veele tegenstrydigheden schynen zich niet op te doen in de zigtbare Wereld, die, als men ze buiten derzelver verband beschouwt, ons veelligt in twyfeling zouden doen vervallen, of ze wel door eene alvermogende hand, en alwyze oorzaak, bestierd worden: - dan, by een nauwkeurig onderzoek, zal men overal orde en nergens wanorde ontdekken; en in de orde, die God in het geschapene houd, zulk eene oneindige diepte van wysheid vinden, dat men in verbaasdheid zal moeten uitroepen: - ‘Hoe groot zyn uwe werken, o God! gy hebt ze alle met wysheid gemaakt! De aarde is vol van uwe heerlykheid, ook verkondigen de Hemelen uwe eer en het uitspansel uwer handen werk!’