Regtvaardigheid eens Turkschen regters.
Eene waare Gebeurtenis.
(Uit het Engelsch.)
Een Engelsch Heer, die, eenige jaaren geleden, in Gezantschap was by de Porte, deelde de volgende Gebeurtenis mede:
Voor de Regtbank van een jongen Cadi, te Smirna, werd eene zaak in Regten behandeld, welke kortlyk hier op neder kwam. Een Arm Inwoonder maakte eisch op een Huis 't welk een Ryk Man hem ontweldigd hadt. De eerstgemelde bragt de Bewysstukken voor zynen rechtmaatigen eisch op den Eigendom by; maar de laatstgenoemde hadt zich voorzien van eene menigte Getuigen, om die Bewyzen te verzwakken; en, om de blykbaarheid van zyn Regt geldig te bewyzen, gaf hy den Cadi, ten geschenke, een Zak met honderd stukken Gouds, elk ter waarde van een Ducaat. De Cadi nam den Zak met Geld aan.
Wanneer het op de zaak aankwam, verhaalde de Arme Man de geheele toedragt der zaake, en bragt Papieren ten bewyze te voorschyn; maar het ontbrak hem aan de weezenlykste en alleen voldingende proeve, Getuigen.
De Ryke Man, van Getuigen als omringd, stelde daarin de kragt van zyn bewys en drong aan op het mangel van deeze in zyne Party; en wilde daarom, dat de Cadi een Vonnis ten zynen voordeele zou vellen.
Naa dat hy deswegen de sterkste aanzoeken gedaan hadt, baalde de Regter, met de grootste bedaardheid, den Zak, met Gouden stukken gevuld, van onder zyn Sopha en voerde den Ryken Man, die hem daar mede hadt zoeken om te koopen, op een volernstigen toon, te gemoete: ‘Gy hebt in het Regtsgeding groslyk misgetast; want, indien de Arme Man geen Getuigen ten zynen voordeele kon bybrengen, kan ik 'er ten minsten vyf honderd aanvoeren!’ - Hierop smeet hy, met alle tekenen van verontwaardiging, den Zak Gelds van zich af, en wees het Huis den Armen Klaager toe.