Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWonderbaare redding, op zee.In 't Najaar van 1779 vertrok, onder anderen, met de eerste bezending Schepen van Batavia naar Nederland, het Comp. Schip de Mentor, waarop zich, als passagier, bevond de Heer paulus jacobus valckenaer, Oud-Gouverneur van Ternaten, met zyne twee Dochters. Dit Schip, omtrent 't einde van dat Jaar, aan de Kust van Afrika, by het rif van Anguilhas, niet verre van de Caab de Goede Hoop, genaderd zynde, trof het treurig noodlot, aldaar met man en muis te vergaan; uitgezonderd twee Matroosen, die, op eene wonderdaadige wyze, gered wierden: de naam van den eenen was ... holm, een Deen, geboortig van Coppenhagen; - van den anderen meen ik my alleen maar te kunnen herinneren, dat hy een Amsterdammer was: - zy hadden zich op een stuk houts, of zoort van Vlot, gered, en waren dus aan de ongenade der golven overgelaaten: vyt dagen, naar myn best onthouden dobberden zy, in dien akeligen toestand, op de woeste baaren; ieder oogenblik eenen gewissen dood te gemoete ziende. Dan, hoe veele middelen heeft de wyze en goede Voorzie- | |
[pagina 188]
| |
nigheid niet, om, uit de grootste nooden en gevaaren, onverwacht te kunnen redden, ook dan zelf, wanneer alle hoop op verlossing geweeken schynt! - dit ook ondervonden deeze twee Schipbreukelingen allerzigtbaarst, op de volgende wyze. Een Fransch Scheepje, Salmon genaamd, komende van Isle de France, of Mauritius, en gaande naar Caab de Goede Hoop, ontdekt, op die hoogte komende, iets op Zee, niet ver van 't Schip; men stuurt 'er op aan, en redde voorts die twee ongelukkigen; men bewees hun, met voorzigtigheid, ook omtrent het voedzel, alle menschenliefde, en bracht ze behouden aan de Caab, daar zy, op last van den Gouverneur, Mr. j. van plettenberg, eene naauwkeurige verklaaring gaven van de gansche toedragt deezer ongelukkige gebeurtenis; - die verklaaring heb ik, op Batavia, geleezen, doch verzuimd dezelve af te schryven; alleenlyk kan ik my herinneren, hoe daarin nog voorkwam, dat deeze twee Matroosen, by het verbryselen van 't Schip, den Oud-Gouverneur valckenaer, en zyne twee Dochters, nog eenige oogenblikken, op haare buitzakken of bedden, in Zee hadden zien dryven, waar na zy, door de golven, verzwolgen wierden, en naar den afgrond zonken; - nog verhaalden die Matroosen, dat zy met eenige Calappus, (in de West-IndienGa naar voetnoot(*) Cocosnooten) die zy van 't Schip hadden medegenomen, hun leven onderhouden hadden. Aanbiddelyke redding! - was 't Schip Salmon by nacht daar gepasseerd, - had het juist die cours niet gehouden, dan was hun lot gelyk geworden met dat der andere ongelukkige Schepelingen. - Welk eene groote verpligting tot dankbaarheid rustte dan ook op hen niet, jegens den God van hun leven, die, in den weg zyner goede Voorzienigheid, dit ongezien middel, ter hunner redding, daarstelde! hierom vervulde het my, naderhand, met verontwaardiging en droefheid, toen iemand, van de Caab op Batavia komende, my verhaalde, dat hy één van die twee geredden, toevallig, ontmoet had; doch versteld stond over zyn ysselyk vloeken en zweeren, en dat kort na zulk eene wonderbaare verlossing! - hoe vaak missen oordeelen en zegeningen het heilzaam doel, dat zy den mensch verbeteren, en ons op Gods daaden, eerbiedig, doen letten! betaamelyker was 't gedrag van een oud Godvruchtig Dichter, in dien toestand, voor hun geweest, die hen, welke uit Zeenooden gered wierden, dus tot dankbaarheid opwekt:
Ga naar voetnoot(†) Laat zulken eer bewyzen aan 's heeren gunst en magt,
En al zyn wondren pryzen voor 't menschelyk geslacht;
En, dankbaar, by 't gemeen God hunn' Verlosser noemen,
En by 's Lands Overheên zyn naam en deugden roemen.
j.c. metzlar, Pred. te Harlingen. Harlingen. den 1sten April, 1796. |
|