| |
Waarneemingen over de ligging en de zenden der Grisons, of Graauwbunders.
Door Christian Charles Wredow.
(Naar het Fransch.)
Zonder zich aan eenige vergrooting schuldig te maaken, mag men zeggen, dat by de Grisons, over welk Volk ik voorheb deeze en geene Waarneemingen in 't midden te brengen, het getal der eigenlyke Armen, zonder de waarheid bezyden te treeden, niet alleen zeer ge- | |
| |
ring is; maar dat 'er welgestelde Lieden, of die zelfs in een bloeiend Gewest voor Ryken zouden doorgaan, in grooten getale voorkomen.
Deeze ruimte by de Grisons heeft men min toe te schryven aan eenig Staatkundig diep doordagt Stelzel, dan aan veel natuurlyker oorzaaken, ik wil zeggen, aan eene geheele afweezigheid van alles, wat elders strekt om den gemeenen Burgerstand te verarmen.
Het oog alleen gevestigd houdende op de bespiegeling van eenig Staatsbestuur, zal men naauwlyks kunnen begrypen, dat een Staat konne bestaan zonder Staatsonkosten, aan welke elk Ingezeten meer of min moet opbrengen. Zie hier, ondertusschen, een voorbeeld, dat een Staat zonder die onkosten kan bestaan: want, zints ik hier woone, heb ik niets ontdekt dat het tegendeel uitwyst. De wedde, welke uitgereikt wordt aan een Griffier, en een Sergeant, en aan de Afgevaardigden terwyl zy vergaderd zyn, is, indedaad, van zo weinig beduidenis, dat het naauwlyks beschouwd mag worden als eene uitzondering op den algemeenen regel. - Ik twyfel wel zeer, of 'er, in de geheele Wereld, een Republiek is, zelfs de allervolmaaktste, waar eene dergelyke inrigting konne plaats hebben: naardemaal dezelfde redenen, die aan de Grisons dit voordeel bezorgen, nergens, in zulkervoege, als hier, gevonden worden.
Het Gemeenebest der Grisons heeft zo min de schattingen der Inwoonderen noodig, dat het zelfs overschot hebbe. De wyze, waarop de Natuur deeze Landen versterkt heeft; de verbintenissen, waarin de Grisons staan met Frankryk en Oostenryk; de jalousy dier twee Mogenheden; de gehegtheid der Grisons aan de Zwitzersche Cantons; en misschien ook de overtuiging dat de vermeestering der Grisonsche Valeijen aan de vreemde Megenheden veel meer zou kosten dan ze waardig zyn, dit alles maakt dat de Grisons in eene zo groote gerustheid leeven, zonder die middelen van verdeediging in 't werk te stellen, welke men bespeurt by de overige Zwitzersche Cantons, hunne Bondgenooten. Het behoeft, derhalven, geene bevreemding te baaren, dat men hier geen Tuighuis, geen Krygsvoorraad, geen Krygsraad, geen Vestingen, met één woord, niets aantreft van die Verdeedigmiddelen, welke doorgaans andere Landen op zo veel schats te staan komen.
| |
| |
Het onderhoud der groote Wegen vordert mede geen openbaare kosten; elke Gemeenschap, of ieder Dorp, onderhoudt, om haar eigen belang, het gedeelte der Wegen, waar by zy het meeste belang hebben.
De Persoonen, verkoozen om eenige Staatsposten te bekleeden, ontvangen geene wedde of vergoeding: de Eer van het Vaderland gediend te hebben is hun eenige belooning. Alle deeze Eereposten, wel verre van winstgeevende te zyn, noodzaaken bykans altoos de daar toe gebruikten tot het maaken van meer of min groote onkosten. - Dit strekt zich, ondertusschen, niet verder uit dan tot de Landen van de eigenlyk gezegde Grisons: want in de Italiaansche Bevelhebberschappen doet zich, ten deezen opzigte, een groot onderscheid op. - Men heeft my verteld van een Grisonner, die, naa te Venetie als Afgezant geweest te zyn, geene vergoeding altoos ontving, schoon het bekleeden deezes Gezantschaps hem 20,000 Florynen gekost hadt.
Wat de vryheid der Bezittingen onder de Grisons betreft, de minste Landbouwer is, ten deezen opzigte, even onafhangelyk als de rykste Edelman. Deeze laatstgemelde kan derhalven niet, gelyk in Duitschland, in de Steden een onbepaalde Weelde invoeren, de stoffe tot welke maar al te dikwyls geschraapt is in de arme Hut des Landmans, om in het Kasteel zyns verdrukkers verzwolgen te worden. De Grisonsche Edelman heeft geene andere inkomsten dan welke hy onmiddelyk trekt uit eene vry beslommerde beheering zyner eigene goederen. De Landbouwer heeft, ten deezen aanziene, een zeer in 't oog loopend voordeel boven den Edelman; alles wat zyn grond hem opbrengt is volstrekt zyn eigen; en, daar hy bykans nimmer wordt afgetrokken van zyn hoofdoogmerk, den Landbouw, besteedt hy al zyn tyd, en al zyn zorg, aan de verbetering zyner landen. - Niets is hier voor my vermaaklyker, dan te zien, hoe alle de Boerenhuisgezinnen, in het schoonste jaargetyde, voorraad verzamelen, om zich een onschuldig genot en genoegen te verschaffen in den guuren Wintertyd. Ondanks de onafhangelykheid, in welke een Grisonsche Boer leeft ten aanziene van zyne bezittingen, ontheeven van alle Belastingen en Heerendiensten, heb ik nooit kunnen bespeuren, dat deeze Voorregten zyn yver en werkzaamheid in den Landbouw vertraagen. Hy is zo werkzaam
| |
| |
en vol vlytbetoons als de Duitsche Boeren, aan belastingen, uitkeeringen en diensten, onderheevig. Eene waarneeming die de Vreemdelingen verbaasd doet staan.
Men kan niet zeggen dat de Grisonsche Edelman verwaarloozend is in de beheering zyner landen; maar, dewyl hy genoodzaakt is een groot aantal Huisbedienden en Werklieden te onderhouden, wordt het bearbeiden der landen voor hem zeer kostbaar. Dit treft nog te meer als men zich herinnert het even gezegde over het ruim bestaan der Landlieden. By gewoonen arbeid geeft men aan de Daglooners vier maaltyden op elken dag; als zy Graan dorschen, of anderen zwaaren arbeid verrigten, eeten zy niet min dan vyfmaal daags: op een deezer maaltyden moet noodwendig Wyn weezen; die wel hier niet zeer duur is, maar egter altoos tweemaal zo veel kost als in Vateline, van waar men dezelve krygt; het Land der Grisons is geheel niet geschikt voor den Wynstok.
Uitgenomen Coïre (Chur) is 'er in dit Land geene Stad die naam verdient, en ik ben niet verre van te gelooven, dat het missen van Steden een vry merkbaar voordeeligen invloed heeft op het geluk der Ingezetenen.
De Grisonsche Adel leeft afgezonderd op Landgoederen van elkander verwyderd; by gevolge loopt dezelve geen gevaar van zich te bederven door Weelde of zotte Verteeringen, aan welke de nabuurschap, en de daar uit spruitende zugt om elkander te overtreffen, gelegenheid geeft. - Daarenboven brengt de Vryheid van den Boer, die hier deel heeft in het Landsbestuur, niet weinig toe om den trots dier Edellieden te fnuiken, die, naa in een ander Land gereisd of zich onthouden te hebben, hier Weelde of onbekende Verteeringen zouden willen invoeren. De Grisonsche Edelman ontdekt, in tegendeel, dat, hoe meer hy tragt in eenvoudigheid van leevenswyze den Landman te evenaaren, hy des te meer by hem vermag.
Schoon Coïre naauwlyks den naam van eene groote Stad verdiene, komt zy egter die naby; en wat de zeden betreft, en de meerdere gemakken, welke men vindt by deeze Stedelingen, dan by de Landlieden. De Boer, die digt by eene groote Stad woont, geniet misschien eenige voordeelen boven hem die 'er zich op een grooten afstand van verwyderd vindt, om tot hooger prys zyne Waaren te slyten; doch hy verruilt hiervoor de zuiverheid zyner Zeden. Ik ben in dit denkbeeld ver- | |
| |
sterkt geworden, geduurende myn verblyf in het Land van Vaud en te Lausanne; de Boeren, die 's morgens hunne Waar in de Stad verkogt hadden, kwamen 'er 's avonds dronken uit, in diervoege, dat ik bykans zo veele beschonken menschen als Boeren zag. - De Grisonsche Landman is doorgaans te welgezeten, om de Boter en Kaas, welke hy overheeft, in 't klein te verkoopen; hy kan in 't groot deeze voortbrengzels slyten, by eene gunstige gelegenheid, welke zich voordoet.
Men weet, hoe zeer de Pleitgedingen, en de bogtige wegen der Regtsgeleerdheid, verderflyk zyn voor de Landlieden in Duitschland; zo is het niet gesteld by de Grisons; de eenvoudigheid hunner Zeden, en het gering aantal van netelige gevallen, die de tusschenkomst eens Regtsgeleerden vorderen, maaken de Pleitgedingen hier ten hoogsten zeldzaam. Welk een onderscheid tusschen het Land der Grisons en myn Vaderland, zo ruim en ryk voorzien van Regtsgeleerden en Regtbanken!
Wanneer 'er eenig Geschil van aangelegenheid ontstaat tusschen twee Partyen, wordt het doorgaans in twee of drie dagen agtereen afgedaan. De Regtbank bestaat alsdan uit een twaalftal Landbouwers, of eenige Edellieden; doch die daar in geene andere hoedanigheid verschynen dan van Landbezitters of Burgers. De twistende Partyen hebben het regt om eene Regtbank naar hunne verkiezing te vormen. De kosten van zulk een Geding betekenen weinig: een Beker Wyn, en een stuk Brood voor elk Lid des Geregts, maakt de geheele kosten uit. Men gebruikt hier geen Advocaat of Procureur; in zeer gewigtige gevallen vervoegt hy, die een pleitzaak heeft, zich by een kundig Persoon, die voor hem spreekt.
Ik moet nu spreeken van de verschillende takken van Vlytbetoon, die de Inwoonders, zonder onderscheid, beoefenen; maar met dit meer of min merkbaar verschil, 't welk ontstaat uit de verscheidenheid van grond, het verschil der valeijen en bergen, en de zeer ongelyke Lugtstreek in deezen oord.
Onder de veelvuldige middelen van bestaan by de Grisons, verdient de Veehoedery, welke zy met zeer veel voordeels voortzetten, gewis den eersten rang. De handel, welken zy in Beesten dryven met de Vreemdelingen, geschiedt bovenal op drie groote Markten. De eene wordt gehouden te Tirano, een klein Vlek in Vateline; de tweede te Lugaro, en de derde te Bergamo. Die te
| |
| |
Lugaro wordt voor de voornaamste gehouden, ter oorzaake van het groot aantal Beesten, 't welk daar komt uit alle deelen van Zwitzerland: het niet wel uitvallen van deeze Markt veroorzaakt menigmaal in het Land der Grisons eene schaarschheid van geld, welke alle de Ingezetenen voelen.
De hooge prys, welken veele Milaneesche Edellieden betaalen voor schoon Hoornvee, waar van veelen eene talryke menigte op hunne Landgoederen onderhouden, is eene bron van rykdom voor de Beestenkoopers in deeze streeken. De Milaneesen zyn bovenal gesteld op Hoornvee van een donkerbruine kleur, met een witte streep langs den rug; naast deeze kleur stellen zy den meesten prys op het graauwe, 't welk op Isabellekleur trekt; de roode kleur is in deeze streeken minst geagt. Menigmaal koopt een Edelman eene geheele kudde, om zich de kleur en de gestalte aan te schaffen, aan welke zyne grilligheid de voorkeuze geeft.
Behalven de drie Markten, van welke ik gesprooken heb, komen 'er, van tyd tot tyd, Beestenkoopers, bovenal uit het Canton Appenzel, in het Land der Grisons, om Vee te koopen. Daar de Grisonsche Boer zich niet haast met zelve zyn Vee uit de hand te verkoopen, waar van hy zo gereedlyk op de openbaare Markten kan afkomen, vindt men Grisonsche Kooplieden, die by den Boer omgaan om Beesten op vooruitzigt te koopen; doch men heeft my verzekerd, dat dit niet altoos wel slaagt, en dat zy, die zich daar mede bezig houden, niet zelden bankbreukig worden.
De prys der Runderbeesten in het Land der Grisons is veel hooger dan in Duitschland. Voor een zeer gemeene Koe, en die weinig melks geeft, betaalt men van tien tot vyftien Louis d'Or; Kalveren van zes weeken worden dikwyls voor zes en dertig Franken, en hooger, verkogt.
Het verkoopen van Vee een der meest winstgeevende handeltakken voor de Grisons zynde, is het geenzins te verwonderen, dat de Inwoonders zich daar op toeleggen met eenen yver en deelneeming, waarvan een Vreemdeling zich naauwlyks een denkbeeld kan vormen; en ondanks al die voorzorg, al dien yver, wordt, door tusschenkomende onheilen, de verwagting des Veehouders te leur gesteld. - De Vrouwen hebben over 't algemeen met de Veehoedery niets te maaken; 't zyn de Mannen
| |
| |
alleen, die dit werk geheel op zich neemen. De gehegtheid, welke de Knegts hebben aan de Beesten hunner zorge toevertrouwd, heeft my dikwyls getroffen: menigmaal heb ik gezien, dat de traanen hun in de oogen schooten, wanneer de Boer eene Koe verkogt onder hun opzigt groot geworden.
De zindelykheid, welke ik gezien heb in de stallen hier te lande, komt zeer naby aan die, welke men in Duitschland bespeurt in de stallingen aan groote Heeren toekomende, naar welke zy ook, wat de schikking inwendig aanbelangt, gelyken. De Beesten worden doorgaans gezet op een planken vloer, eenigzins hellende, zo dat de pis vrylyk afloope in een goot, een voet breed: deeze vloeren zyn niet breeder dan dat een Koe 'er op kan staan. In de meeste stallen strooit men den grond niet: weshalven de Beesten op de planken moeten slaapen. De diepte, agter de plankenvloer, vindt men altoos met stroo gevuld; en maakt deeze, door de gestadige uitwerpzels daar op vallende, de heerlykste mest.
Het is by de Grisons de gewoonte om hun Hoornvee te rossen en met stroo te wryven, met dezelfde naauwlettendheid als hunne Paarden. Zo ras eene Koe in den stal komt, draagt men zorge om den staart op te binden met een dun touw, in zulker voege, dat het Beest denzelven vry konne beweegen, zonder dien ooit te bevuilen. De Koeijen krygen het eeten uit eene kribbe, zonder dat zy, gelyk in Duitschland, noodig hebben den kop op te ligten, om het hooi, in een hooge ruif gedaan, daar uit te haalen: dit is my altoos voorgekomen als een verkeerd gebruik, aangemerkt de schikking der halsspieren. Naardemaal de stallen altoos zeer rein gehouden worden, is het geen buiten de kribbe valt geenzins verlooren.
Buiten twyfel is het beste voedzel, 't welk deeze Dieren krygen, 't geen zy op de Alpen zelve zoeken. De weiden in de valeijen worden twee of driemaalen gemaaid, en de Beesten vinden, daar, in den Herfst, wederkeerende, een genoegzaam voedzel: want alle avonden, als zy in den stal komen, is het genoeg hun een handvol hooi of zout aan te bieden, min tot voedzel, dan om tegen te gaan het verkeerde uitwerkzel, 't geen het laate gras by de Beesten zou kunnen te wege brengen. Om altoos een genoegzaamen voorraad van grasweiden te hebben in den naatyd, zyn alle Veehouders verpligt een vryen toegang aan alle Beesten te verleenen; het is hun
| |
| |
uitdruklyk verboden, hunne grasvelden af te sluiten, althans wanneer zy des geen zeer oud voorregt hebben. De klampen, in welke zy hun Hooi houden, zyn, zo veel als de verscheidenheid der lugtstreeke toelaat, in de open lugt. Ze zyn gemaakt van eene verzameling van boomstronken, niet zo digt aan elkander gezet of de lugt kan 'er vry in speelen.
Vóór dat men de Beesten op de Alpen brengt, laat men ze, omtrent het einde van Maart, of het begin van April, weiden op de velden, die den naam hebben van Weidlanden van Mai, gelegen ter halver hoogte van de Alpen, waar elk doorgaans eenige weiden bezit, die zy tweemaalen 's jaars maaijen. - Het is niet zeldzaam, in de nabyheid dier weiden, velden te zien, die aan het gemeen toebehooren, en tot doorloopen geschikt; waar onderscheide Persoonen een kleine hut en stal hebben, geschikt om 'er Boter en Kaas te maaken, staande den tyd dat de Beesten zich in deezen oord onthouden. Alles wordt doorgaans toevertrouwd aan iemand in dienst van de Eigenaaren der Beesten.
Een der grootste en schoonste Weidlanden van Mai is de Kunkelsberg, gelegen aan den voet van de hooge Galanta: deeze gelykt van verre een groot Dorp, welks Inwoonders het gelukkigst Herdersleeven leiden. In de koudste deelen deezer Landen, by voorbeeld Engadiri, zyn deeze Middel-Alpische weiden onbekend: in deeze streeken gaan de Beesten terstond uit de Valeijen op de Alpen.
Naa dat de Beesten drie of vier weeken in deeze Beneden-Alpische weiden hebben doorgebragt, wordt de kudde van elke Commune, door twee of drie Veehoeders, die den naam draagen van Alpenknegten, op de Alpen gebragt. Onder deeze Veehoeders, die altoos gekoozen worden door elke Commune, is 'er één byzonder belast met de zorge om Boter en Kaas te maaken; men geeft deezen Man den tytel van Senn. - In elke Commune kiest men een Lid, die den naam draagt van Alpenmeester: het is diens post het oog van toevoorzigt op de Alpen te houden, en raad te geeven in alles wat ten besten van het Vee strekt.
Op veele der Alpen vindt men geen hutten, waarin de Beesten, geduurende den nagt, schuilplaats hebben: weshalven zy den geheelen nagt in de open lugt blyven. De Vaare-koeijen worden van de rest der kudde afgezon- | |
| |
derd; zy vormen eene afzonderlyke kudde, onder het opzigt van een byzonder Veehoeder.
Geduurende het verblyf op de Alpen, wordt al de melk, welke eene kudde geeft, byeen gebragt, om 'er Boter en Kaas van te maaken. Ten einde elke Koe omtrent even veel melks geeve, is elk eigenaar verpligt, in gevolge van eene gemaakte overeenkomst, zyne Koeijen niet te laaten bespringen dan op een bepaalden tyd; die tyd is in April, korten tyd vóór dat de Beesten de Alpen beklimmen.
Om de verdeeling van Boter en Kaas te maaken op eene regtvaardige en evenredige wyze, naar gelange van het aantal Beesten, 't welk ieder eigenaar bezit, heeft men eene vry omslagtige handelwyze. Drie of vier weeken naa dat de Koeijen op de Alpen gekomen zyn, bepaalt men een dag, waar op elk huis van eene Commune een Persoon zendt, in de hoedanigheid van Zendeling na zyne kudde op de Alpen. Zo ras de Zendelingen aangekomen zyn, wordt het gezag, 't geen tot dien tyd de Opperknegt uitoefende, opgeschort. Op den eersten avond melkt ieder eigenaar zyn eigen Vee; 's anderen daags melkt elk deezer Zendelingen de Koeijen, welke het lot hem toeschikt; op den derden dag is de eigenaar weder melker: de Melk wordt als dan gewoogen, en dit gewigt bepaalt de hoeveelheid van Boter en Kaas, die aan elk eigenaar zal ten deele vallen, wanneer de Beesten van de Alpen askomen.
De Boter en Kaas zyn de hoofdvoortbrengzels van de Cantons, waar de Lugtstreek en de Grond ongeschikt zyn voor den Landbouw, als in de beide Valeijen van Prettigan en Engadiri. De Kaas, welke men in Vateline maakt, is bekend onder den naam van vette Kaas: dewyl ze van ongeroomde melk gemaakt wordt.
De Landen worden bykans overal by de Grisons met Ossen geploegd: in gevallen van nood gebruikt men 'er ook Koeijen toe; men houdt het in 't algemeen daar voor, dat Ossen veel kloeker en sterker zyn, bovenal in ongelyke en hooge landen. Het ontbreekt, egter, niet aan Paarden, om de Koopwaaren, inzonderheid den Wyn, te vervoeren.
In eenige streeken deezer landen zyn de Beesten, geduurende hun verblyf op de Alpen, blootgesteld aan de aanvallen van Beeren: een Beest hier vry algemeen, gelyk ook in Vateline. Wanneer een drift Beesten de aankomst van een Beer bemerkt, vereenigen zich de Bees- | |
| |
ten in een groep, met de koppen binnenwaards gekeerd. Wolven zyn in deezen oord onbekend; maar in Vateline rigten zy deerlyke vernielingen aan.
Aansteekende Ziekten onder het Vee hebben menigmaal dit Land groote schaden toegebragt. De weinige voorzorg, welke men gedraagen heeft in dergelyke gevallen, en welke men voor een gedeelte kan toeschryven aan de schikkingen daar te Lande, is zeker een voornaame oorzaak. - Eenige jaaren geleden ontdekte 'er zich eene byzondere Ziekte onder het Hoornvee hier te Lande, welke geen Beestendoctor heeft weeten te verklaaren. Deeze Ziekte bestondt in een schielyke verdikking van de Melk, die men dikwyls met Etter gemengd vondt, en zomtyds geheel opdroogt. Alle Geneesmiddelen, tot nog tegen deeze Kwaal aangewend, zyn vrugtloos geweest. |
|