Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe weldaadigheid.
| |
[pagina 139]
| |
den hy vaststelde uit de schielyke verandering van diens voorige denkbeelden, en de versmaading der schatten, voorheen al te zeer van hem bemind en gezogt. Ziet daar ibn hussein, in eenen zeer vroegen leeftyd, verwyderd van de Hoofdstad van Aderbyan, dat groot Gewest van Persie, onder de bescherming van eenen eenzaam leevenden Wyzen, die hem bragt op den bergtop, welken hy te zyner woonplaatze hadt uitverkoren. Het teelen van Vrugten, en het vlegten van Mandjes onder allerlei gedaante, waren ibar's bezigheden tot hier toe geweest, en zy werden ook die van ibn hussein. Persie, gansch vrugtbaar in bespiegelende Vertoogschryvers, ontbreekt het niet aan Verhandelingen over de Opvoeding, wonder schoon in de bespiegeling, maar vrugtloos by de te werk stelling. - Ibar volgde eene eenvoudige en geheel niet ingewikkelde Leerwyze: wees weldaadig, en gy zult gelurkig zyn, was de Les die hy geduurig zynen Kweekeling inscherpte. Wanneer zy den Berg afgingen na de Steden en Vlekken, om de Vrugten en de Mandjes te verkoopen, keerden zy nooit weder zonder deeze of geene Armen op te zoeken, om aan dezelve een gedeelte van het ontvangene geld uit te reiken. De Lesse, door Voorbeeld gesterkt, drukte zich gereed in 't hart des Kweekelings. Ibn hussein verkreeg een zo diep gevoel van deeze wyze om zich gelukkig te maaken, dat hy elken dag begeerde den tyd des arbeids te verlangen, om meer te verkoopen, en dus ook meer aan een grooter getal Armen te geeven te hebben. Langen tyd duurde deeze Opvoeding, met de nutste Leevenslessen gepaard. Toen ibar zich verzekerd hield van dit grondbeginzel, wees weldaadig, en gy zult gelukkig zyn, wel vast in 't gemoed zyns Kweekelings gelegd te hebben, oordeelde hy het voegzaam hem zyn staat te ontdekken en ter wereld in te zenden, en sprak hem, te dier gelegenheid, dus aan: - ‘Zoon! indien de Voorzienigheid u op uwen weg een veel grooter Geldsomme deed ontmoeten, dan wy door onzer handen arbeid kunnen verdienen; indien zy Rykdommen in uwen schoot wierp, welk een gebruik zoudt gy denken dat deeze Voorzienigheid zou willen dat gy 'er van zoudt maaken?’ - Ongetwyfeld, antwoordde ibn hussein, dat ik myne behoeftige Broeders hulp bewees. - ‘En wat zoudt gy 'er voor uzelven mede doen?’ was eene tweede vraag des Opvoeders? en het antwoord des Kweekelings: - Wat kan ik meer wenschen dan Gezondheid en het streelend vermaak van tot den behoeftigen te zeggen: komneem deeze weldaad aan, wees vlytig, werk met uwe handen, wees te vrede als ibar? - ‘Welaan,’ hervatte daarop de Leermeester, ‘myn Zoon; morgen, by het aanbree- | |
[pagina 140]
| |
ken des dageraads, zal ik u de middelen verschaffen om deeze zuivere vermaaken, na welke uwe Ziel verlangt, te genieten en te vermenigvuldigen. - Gelukkig de arme, de zwakke, de verdrukte onschuld, die u ontmoeten! Gy kunt tot hun zeggen: verbant uwe vrees, myne Broeders! droogt uwe traanen af. Ibn hussein leeft by n, hy houdt het oog geslaagen op den elendigen, hy is een oprigter der vallenden, een trooster der lydenden.’ Naauwlyks brak de dageraad aan, of ibar geleidde zyn Kweekeling na de wyd en zyd verstrooide brokken van een oude Graftombe. Hy ligtte, met behulp eens daar toe medegenomen werktuigs, een langen breeden steen op. By deeze afligting vertoonde zich een wenteltrap, welke hun bragt onder een verwelfzel, 't welk eenig licht kreeg door eenige spleeten in de rots gemaakt. Eenige Koffers, gevuld met Goudstoffe en Edelgesteente van onschatbaare waarde, werden hier op geopend, en overgegeeven aan ibn hussein: die, de Rykdommen, daar in begreepen, ziende, uitriep: ‘o Heilloos beginzel van het kwaad op deezen Aardbodem! Dolle dwingeland over de zwakke menschlyke Natuure! Gy wreede ArimanesGa naar voetnoot(*), staa vry beschaamd! Waar ik kan komen, zal ik de Dienaars van uwe kwaade oogmerken wederstreeven: zy zullen myne Broeders niet meer traanen doen storten!’ Ibar, voldaan over 's Jongelings edele geestdrift, wenschte zichzelven geluk, wegens de zorge der Opvoedinge aan hem zo gelukkig besteed. Hy geleidde ibn hussein na Tauris, en nam afscheid van deezen Kweekeling, met eene tedere omhelzing, zeer aangedaan wegens de dringende aanzoeken om met hem de ryke schatten te deelen, en zich te verbinden om altoos by hem te blyven. Ibn hussein hadt nu eene schoone wooning betrokken in de Stad zyner geboorte. Zyn tafel stondt open voor veelen, die zich gelukkig oordeelden door hem vergast te worden; deeze bestonden meest uit Tafelschuimers en vrolyke Poëeten. De Armen omringden zyne wooning. Elken dag smaakte hy het genoegen van een einde te maaken aan 't ongeluk van deeze en geene behoeftigen, die de ruime hand zyner Milddaadigheid geopend zagen. Ibn hussein's genoegens werden vermeerderd door eene omstandigheid, welke zyn hart allerstreelendst voorkwam. Het goed geluk deed hem, zo hy dagt, op zynen weg ontmoeten eene jonge Venetiaansche Vrouw, geheel in traanen smeltende. Zy klaagde, in haar Land, door haaren Vader verlaaten | |
[pagina 141]
| |
te zyn. Genoeg verstond zy van de zogenaamde Lingua Franca om zich by den Ontfermer te doen verstaan. Haar Gelaat, in ibn hussein's oogen door haar ongeluk versraaid, was bevallig genoeg om hem te behaagen. Met den waaren geest van edelmoedigheid, droeg hy zorge voor de vervulling van alle haare behoeften; doch schroomde een enkel woord te reppen van de gevoelens, welke zy hem inboezemde, op dat zy niet in het denkbeeld mogt komen, dat hy ten oogmerke had, op deeze wyze, zich vergoeding te bezorgen voor de beweezene weldaaden. Spinetta (dus was deeze geheeten) verhaalde hem, naa eenig tydsverloop, de ongelukken van haaren Broeder claudio, die in de hardste slaaverny, onder den medogenloossten Meester, zugtte. Genoeg was dit vermelden om claudio vry te koopen. Ibn hussein deedt meer; hy maakte deezen Gelosten, wien 't aan geene daar toe geschikte bekwaamheden ontbrak, tot zyn Huisbezorger. Spinetta, gastvry ten zynen huize onderhouden, kwam hem van dag tot dag bekoorlyker voor, en de betooverende kragt van haar dagelyks te zien zegepraalde over zyne kieschheid om geene min deugdzaame begeerten met zyne weldaadigheid te paaren. Hy sprak tot haar in de zugtende taal der liefde; en spinetta geliet zich na deeze hartveroverende taal te hooren. - Doch, weinige dagen naa deeze wederzydsche minbetooningen, verdweenen claudio en diens vermeende Zuster. Het vertrek van eene Caravane had hun den weg ter wegvlugtinge gebaand, en in staat gesteld ter bedekkinge der schriklykste ondankbaarheid: want zy hadden deezen Weldoener beroofd van alles wat zy voeglyk konden wegpakken en medevoeren. Geheel verbaasd over zulk een ondankbaar gedrag, deed hy een nader onderzoek op deeze hem ontvlugtte; en kreeg hy uit een hunner Landsgenooten berigt, dat zy door andere banden dan die des Bloeds aan elkander verbonden waren; dat spinetta zo wel een Slavinne geweest was als claudio een Slaaf; doch haare vryheid gekreegen hadt, door den Koopman, die haar te Tauris gebragt had, ten wille te zyn. Vernederd, verlegen, van smert doorwond, zogt ibn hussein zynen ontroerden geest tot bedaaren te brengen, door eene gelegenheid, welke zich aanboodt om goed te doen, greetig aan te grypen. Men hadt hem berigt, dat een Koopman, zyn naaste Nabuur, zich in groote ongelegenheid bevond; dat men op 't punt stondt om diens goederen te verkoopen, 't welk niet zonder groote schade kon geschieden. Onmiddelyk vervoegt hy zich tot den ongelukkigen, en stelt hem den eigen dag in staat om de zodanigen zyner schuldeischeren, als het meest beoogden om hem te bederven, te betaalen. Ibn hussein, die, onder het oog en opzigt van ibar, een | |
[pagina 142]
| |
bekwaam Landbouwer geworden was, maakte hier van veel werks, en vondt daarin eene allergenoeglykste uitspanning; om deeze te vermeerderen, en teffens de onaangenaame gedagten van spinetta te verzetten, wilde hy zyn Landgoed uitbreiden. Een onbebouwd stuk gronds lag tegen het zyne aan; gaarne wenschte hy 't zelve in eigendom te krygen, en hadt het noodig ter volvoeringe van zyn Plan. - Dit stuk lands wist hy was de eigendom des zeer onlangs door hem geholpen Buurmans. Vol vertrouwen vervoegde hy zich tot deezen. Dan, schoon hy hem de dubbele waarde 'er voor boodt, bragt de Eigenaar eene menigte van beuzelagtige redenen van weigering by; en kon hy het stuk lands niet magtig worden dan met den Koopman te ontslaan van het wedergeeven der opgeschootene somme, die meer dan honderdmaal de waarde bedroeg van het stuk gronds. Omtrent denzelfden tyd dat dit hoogst ondankbaar lot hem bejegende, zong men langs de Straaten der Stad, Liederen tot smaad van ibn hussein; en elk hield zich verzekerd dat ze opgesteld waren door eenigen zyner Taselvrienden. Dit trof hem. - Maar hy voelde eene nog dieper grieve, hem berokkend door den Nyd, die zynen rykdom met leede en scheele oogen aanzag. Deeze strooide uit, dat hy die groote Goederen verkreeg door het dryven van verboden Koophan del. - Dit valsch gerugt won zo veel velds, dat men hem eerlang vatte, en voor den Cadi te regt stelde, waar meest alle zyne Buuren en Vrienden tegen hem getuigden, en schynbaare bewyzen van schuld bybragten. Alles, wat ibn hussein te zyner verdediginge kon zeggen, was, den Cadi te verzoeken, dat deeze terstond het striktste onderzoek ten zynen Huize zou doen, terwyl hy in de Verhoorkamer bleef. Dit geschiedde, en de uitkomst beschaamde zyne Beschuldigers. De smaadlyke vernedering, die hy zo even ondergaan hadt, van zich als een Misdaadiger voor den Regter te zien sleepen, door een zamengeschoolden hoop Volks, te meermaalen door hem uit druk en verlegenheid gered, beroofde hem van het genoegen, 't geen hy anderzins met regt mogt smaaken, wegens het snoeren der nydige lastertongen. Door zo veele onaangenaame en mismoedigmaakende ontmoetingen, verloor ibn hussein zyne Liefdaadigheid, en met deeze de uitoefening van alle tot hier toe betoonde Deugden. De Menschenhaat, tot welken hy verviel, deed hem de deur sluiten voor elk een, zonder onderscheid: met één woord, ibn hussein werd wreed; en eerlang scheen hem het langer leeven te Tauris geheel ondraagelyk. In een deezer vlaagen van verveeling en wederzin, verliet hy de Stad, om ibar te gaan zien. Een vloed van misnoegen vloeide van zyne lippen als hy deezen Opvoeder ontmoette; by sprak: ‘Dom, onkundig Schepzel! kende gy de Men- | |
[pagina 143]
| |
schen, die gy my leerde beminnen? Wist gy dat zy ondankbaaren, verraaders, en geheel boos zyn? Waarom boezemde gy my gevoelens voor hun in, welke zy zo weinig verdienen?’ - Tot uw Geluk! antwoordde ibar. - ‘Tot myn Geluk!’ hernam de misnoegde ibn hussein, ‘en ik bevind my de ongelukkigste onder de Kinderen van aliGa naar voetnoot(*)!’ - Laat ik weeten, voegde ibar hem te gemoete, laat ik weeten, myn Zoon, wat u wedervaaren is! Ibn hussein verhaalde de Geschiedenis van den Koopman, van de Schimpdichters, van claudio en spinetta, en den hoon hem voor den Regterstoel van den Cadi aangedaan. - Jongeling! sprak ibar, heb ik schatting op de Deugd gesteld? Leerde ik u immer dat gy eene overvloedige vergelding zoudt ontvangen voor alle uwe Werken van Weldaadigheid? Waarom verbeeldde gy u een winstdoenden handel met uwe gunstbetooningen te zullen dryven? - Keer weder na Tauris, en maak ondankbaaren. De eenige belooning der Deugd is de Deugd zelve, en niets op aarde haare belooning. - Gaa weder na Tauris, leer Menschen kennen te uwer voldoening, en ver wagt niets, bovenal niets van den lof der Tafelschuimeren en Dichteren, van de traanen eener Vrouwe, en de gevoelens der menigte! Ibn hussein keerde, op den raad zyns ouden Leermeesters, na Tauris weder, deed een beter keuze in zyne verkeering, en voer voort met Weldaadigheid te betoonen, zonder daarin eenige vergelding te beoogen dan de voldoening van zyn eigen hart, en voer in dit gelukkig maakend bedryf voort tot het einde zyner dagen. |
|