Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 130]
| |
Proeve over het geschiedenisschryven.(Vervolg en Slot van bl. 88.)
Ten opzigte van het Geschiedverhaal zyn de eerste vereischten klaarheid, orde en verband. Om aan deeze te voldoen moet de Geschiedboeker geheel meester van zyn onderwerp weezen; hy moet het geheel als met eenen opslag van het ooge overzien; de keten, by welke alles zamenhangt, in 't oog hebben, ten einde hy alles ter behoorlyke plaatze invoege, en ons zagtkens geleide langs het pad der verhaalde gebeurtenissen, en ons altoos de voldoening schenke om te zien hoe het een uit het ander voortkomt. Zonder zulks, kan het leezen der Geschiedenissen noch onderwys noch vermaak verschaffen. Dit zal grootlyks afhangen van het in agt neemen dier Eenheid in 't algemeen plan en ontwerp, hier boven aangepreezen. Veel zal hier aan toebrengen de gepaste schikking der Gebeurtenissen, welke een der hoofdcieraaden in dit soort van schryven uitmaakt, en het allermoeilykst in de uitvoering valt. Niets zet de bekwaamheden eens Geschiedschryvers op sterker proeve, dan zyn plan voor 's hands zo te schikken, dat het ons, op eene aangenaame wyze en natuurlyk, van het eene gedeelte zyns Onderwerps tot het andere doe overgaan, en hy zich niet genoodzaakt vinde jammerhartige en ongepaste zamenvoegingen te gebruiken; dat hy 't zo aanlegge, dat 'er zekere Eenheid zich opdoe tusschen Verrigtingen, die van elkander op den grootsten afstand verwyderd schynen. Naardemaal de Geschiedenis tot de deftige soort van schryven behoort, moet 'er altoos zekere ernsthaftigheid in 't Verhaal bewaard blyven. Hy heeft zich te wagten voor laagheid en gemeenheid in styl, voor laage en in de gemeene zamenspreeking gebruiklyke spreekwyzen, voor gemaaktheid en slagen van vernuft. De steekelende en doorstrykende wyze van eene Gebeurtenis op te geeven is onbestaanbaar met het character eens deftigen Geschiedboekers. - Ik wil hier mede niet aanduiden, dat een Geschiedschryver nooit mag daalen. Hy mag het zom- | |
[pagina 131]
| |
tyds doen, om verscheidenheid aan zyn Verhaal by te zetten, 't welk, steeds op een en denzelfden toon voortvaarende, verveelend wordt. Dan hy hebbe zorg te draagen om niet te zeer te daalen; en, wanneer zich de gelegenheid voordoet, by welke het te passe komt een weinig beduidende of zelfs belachlyke Geschiedenis te vermelden, is het doorgaans beter, deeze in eene Aantekening aan den voet der bladzyde te plaatzen, dan het te waagen al te gemeenzaam te worden, door dit ten lichaame des Werks in te lyven. Dan een Geschiedboeker moge deeze hoedanigheden bezitten, dat hy klaar, onderscheiden en deftig, zy, en hy kan met dit alles een dor Schryver weezen; in welk geval wy weinig vrugts van zynen arbeid zullen trekken. Wy zullen hem leezen zonder vermaak, of zeer waarschynlyk het leezen geheel en al staaken. Hy moet zich, derhalven, bevlytigen om zyn Verhaal belangryk te doen worden; deeze hoedanigheid is het, welke, by uitstek, een Schryver van vernuft en goeden styl onderscheidt. Twee zaaken leiden hier toe in 't byzonder op. De eerste is het treffen van een juisten middelweg, in 't beleid des Verhaals, tusschen een schielyk op een volgend en op een gedrongen verhaal der Gebeurtenissen, en het langdraadig vermelden. Het eerstgemelde baart hinder; het laatstgenoemde verveelt ons. Een Geschiedboeker, die wil dat wy belang stellen in zyne Verhaalen, behoort te weeten, waar hy kort moet weezen, en waar het hem voege uit te weiden; met een vlugtigen tred mag en moet hy heenloopen over geringe voorvallen van weinig naasleeps; maar stilstaan by die treffend van aart zyn, of zwanger gaan van gewigtige gevolgen; voor 's hands onze aandagt daar toe voorbereidende, en ze in den klaarsten dag haalende. - Een ander stuk, waar op hy te letten hebbe, is eene gepaste verzameling van de omstandigheden, behoorende tot die Gevallen, welke hy volkomen verkiest te verhaalen. Algemeene daaden maaken een zwakken indruk op den geest. Het is door middel van welgekoozene omstandigheden en byzonderheden; dat een Verhaal belangryk wordt, en den Leezer inneemt. Zy zetten leeven en kleur by aan het vermeldde, en stellen ons in staat om ze als tegenwoordig en onder ons oog voorvallende te beschouwen. Het is dit wél uitkippen der omstandigheden in een Verhaal, 't welk men zeer gepast het Geschiedkundig schilderen noemt. | |
[pagina 132]
| |
In deeze uitmuntende hoedanigheden van verhaalen, bovenal in de laatste, of de schilderagtige beschryving der voorvallen, hebben verscheide Oude Geschiedboekers uitgeblonken. Te deezer oorzaake leest men, met zo veel sinaaks, herodotus, thucydides, xenophon, livius, sallustius en tacitus. Zy allen steeken uit in de kunst van verhaalen. Herodotus is steeds een aangenaam Schryver, en verhaalt alles met die Naïviteit en eenvoudigheid van zegswyze, welke nooit faalt den Leezer in te neemen. Schoon de schryfwyze van thucydides dorder en stroever zy, spreidt hy, egter, by gewigtige gelegenheden, een meesterlyke wyze van beschryving ten toon; als, by voorbeeld, in zyn verslag van de Pest te Athene, in zyn verhaal des Belegs van Plataa, van den Opstand in Corcyru, van de Nederlaage der Athenienzeren op Sicilie. Xenophon's Cyropocdia, en diens Anabasis, of Hertogt der tienduizend, zyn allerschoonst. De omstandigheden zyn wél uitgekipt, het verhaal gaat gemaklyk en zeer onderhoudend voort; maar zyn Hellenics, of voortzetting der Historie van thucydides, is een Werk van veel minder gehalte. De kunst van sallustius in Geschiedkundig schilderen, in zyn Catilinischen, maar bovenal in zyn Jugurthinschen, Oorlog, is allen bekend, schoon op zyn styl veel te zeggen valt, als te gemaakt. Livius is in zynen schryftrant onberispelyker, en wordt, als het op verhaalen aankomt, door niemand overtroffen; voorbeelden by voorbeelden zou men uit hem kunnen aanvoeren. Zyn verhaal, op dat wy dit éénige aanstippen, van de treffende Nederlaag des Romeinschen Legers door de Samniten, by de Furcoe Caudinoe, in den aanvang zyns IX Boeks, levert een der schoonste voorbeelden van Geschiedenisschildery, die men ergens kan aantreffen. Tacitus is een Geschiedschryver die desgelyks in het Geschiedenisschilderen uitsteekt; doch in eene Manier, geheel onderscheiden van die van livius. De Beschryvingen van livius zyn eenvoudiger en natuurlyker; tacitus doet het af met weinige stoute trekken. Hy kiest één of twee merkwaardige omstandigheden uit, stelt ze ons voor in een sterk, en doorgaans in een nieuw en ongewoon, licht. In de daad, tacitus betoont in al zyn | |
[pagina 133]
| |
schryven de hand van een Meester. Gelyk hy diep denkt, zo treft hy ook in de beschryving, en in de voordragt zyner gevoelens. De Wysgeer, de Dichter en de Geschiedboeker vereenigen zich in zyn persoon. - Hoewel het Tydperk, 't geen hy beschryft, een ongelukkig Tydperk voor een Geschiedboeker moge gerekend worden, heeft hy het zo weeten te behandelen, dat het ons veele treffende en belangryke schilderyen van de menschlyke Natuur oplevert. De verhaalen, welke hy ons oplevert van den dood van verscheide voornaame Personaadien, zyn zo ontroerend als de toon van het hooge Treurspel. Tacitus schildert, mag men zeggen, met een gloeiend penceel, en bezit, boven alle Schryvers, de bekwaamheid om niet alleen voor de Verbeelding, maar voor het Hart, te schilderen. - Dan met alle deeze hoogst uitmuntende schoonheden strekt hy egter niet ten volkomen Voorbeelde in het geschiedschryven. De zodanigen, die zich naar zynen trant gevormd hebben, slaagden zelden gelukkigGa naar voetnoot(*). Hy is veeleer te bewonderen dan na te volgen. In zyne waarneemingen betoont hy te groote fynheid; in zyn styl is hy al te kort, soms zwak of gemaakt, dikwyls afgebrooken en duister. De Geschiedenis schynt een natuurlyker, vloeiender, en eene meer op den Volkstoon gestemde, schryfwyze te vorderen. De Ouden bedienden zich van eene Verfraaijing der Geschiedverhaalen, welke de Hedendaagschen ter zyde gelegd hebben; naamlyk de Redenvoeringen, welke zy, in eenige aangelegene gevallen, hunné Hoofdpersonaadien in den mond leggen. Dit zette eene verscheidenheid by aan hunne Verhaalen; op die wyze gaven zy lessen in Zede- en Staatkunde; en, door de verschillende Partyen spreekende in te voeren, gaven zy beider gevoelens, op de treffendste wyze, te kennen. Thucydides was de eerste die dusdanige Redenvoeringen zyne Persoonen in den mond lag. De Redenvoeringen, van welke zyne Geschiedenis vol is, en ook die men by eenige andere Grieksche en Latynsche Geschiedboekers aantreft, hebbe men te tellen onder de schatbaar- | |
[pagina 134]
| |
ste overblyfzelen, welke wy van der Ouden Welspreekenheid bezitten. - Doch hoe schoon die stukken, met de daad, ook mogen weezen, het mag zeer in twyfel getrokken worden of dezelve eene voegzaame plaats in de Geschiedenis vinden, vermids zy een mengzel vormen, 't geen onnatuurlyk is in de Geschiedenis; een mengzel van Verciering met Waarheid. Wy weeten dat deeze Redenvoeringen geheel en al van des Schryvers eigen opstel zyn, en dat hy een beroemd Man, op eene openbaare plaats, redenvoerende doet spreeken, enkel om gelegenheid te vinden tot het ten toon spreiden zyner eigene Welspreekenheid; of om zyne eigene gevoelens, onder den naam des Spreekers, voor te draagen. Dit is eene soort van Dichterlyke vryheid, welke der deftigheid van de Geschiedenis niet best schynt te voegen, waarin eene inagtneeming der striktste waarheid altoos moet heerschen. Redenvoeringen mogen ten cieraad der Geschiedenisse strekken; zo kunnen ook Dichtstukken daar toe dienen, ingevoerd onder den naam van eenige in de Geschiedenis vermelde Personaadien, die men weet dat groote dichterlyke begaafdheden bezaten. Maar geen van deeze beide krygen oneigen eene plaats in de Geschiedboeken. In stede van dus verzonnen Redenvoeringen ter Geschiedenisse in te vlyen, schynt de handelwyze eeniger laatere Schryveren beter en natuurlyker; te weeten, dat de Geschiedschryver, by deeze of geene gewigtige gelegenheid, de gevoelens en redeneeringen der strydende Partyen te boek stelt, of den voornaamen inhoud opgeeft, wat zy in deeze of geene Vergadering gesprooken hebben. Dit kan geschieden zonder eenige verciering. Het opmaaken van Characterschetzen is een der schitterendste, doch tevens een der bezwaarlykst volvoerbaare, Cieraaden der Geschiedenisse. Want Characters merkt men, in 't algemeen, aan als stukken waar toe de Schryver zich met meer dan gewoonen ernst gezet heeft; en een Geschiedboeker, die in het schilderen van Characters zoekt uit te munten, loopt groot gevaar om in een uiterste te loopen, vermids hy zich 'er op toelegt om zeer diep indringend in de kennis van 't menschlyk hart, en de roerzels der bedryven, voor te komen. Hy brengt, in dat geval, zo veele strydige en als tegeneen hortende hoedanigheden te berde, dat wy ons eer belemmerd vinden | |
[pagina 135]
| |
met hoogklinkende uitdrukkingen, dan onderhouden met eene klaare voordragt van eenig menschlyk Character. - Een Schryver, die Characterschetzen wil geeven op eene leerzaame en meesterlyke wyze, moet eenvoudig weezen in zyn styl, en alles, wat naar gemaaktheid zweemt, vermyden: en ten zelfden tyde zich niet te vrede houden met slegts algemeene omtrekken te geeven; maar af te daalen tot zodanige byzonderheden, die het bedoelde Character siks kenmerken. - De Grieksche Geschiedschryvers onthaalen ons zomtyds op Lofredenen; doch verschaffen ons zeer schaars volkomene Characters. De twee Oude Geschiedboekers, die zich het meest in dit vak bevlytigden, zyn sallustius en tacitus. Naardemaal de Geschiedenis eene soort van Onderwyzend Geschrift is voor het Menschdom, behoort 'er altoos eene goede Zedekunde in te heerschen. Zo in het opmaaken der Characters, als in het verhaal der Verrigtingen, behoort de Geschiedschryver steeds te toonen dat hy de zyde der Deugd houde. Zedelyk Onderwys rechtstreeks te geeven valt buiten zyn bestek; maar, en als een braaf Man, en als een goed Schryver, verwagten wy van hem, dat hy gevoelens van liefde tot de Deugd, en van afkeer van de Ondeugd, in zyne Schriften, by voeglyke gelegenheden, zal ten toon spreiden. Onzydig voor te komen ten aanziene van goede en slegte Characters, en zich eer te gedraagen als een listig Staatsman dan een Deugdenvriend, neemt zeer veel weg van het gewigt eens Geschiedkundigen Opstels, kan slegte gevolgen veroorzaaken, en ook het Verhaal koel en onbelangryk doen worden. Wy neemen altoos deel in de daaden, welke wy naagaan, als onze Sympathie opgewekt wordt door de Geschiedenis, en wanneer wy deel neemen in het lot der bedryvende Personaadien. Maar het uitwerkzel zal geheel agterwege blyven als het den Schryver aan Zedelyk Gevoel hapere. Het Land in Europa, waar de Geest der Geschiedkunde, in de laatste Eeuwen, met den meesten luister heeft uitgeblonken, is buiten allen tegenspraak Italie. Het Nationaal Character der Italiaanen schynt hier toe gunstig. Voorlang onderscheidden zy zich als een scherpzinnig, doordringend en opmerkzaam, Volk, uitsteekende in Staatkundige schranderheid en wysheid, en dat zich vroegtyds tot de kunst van Schryven schikte. - Diensvolgens behaalden, korten tyd naa de herleeving der Letteren, | |
[pagina 136]
| |
machiavel, guicciardin, davila, bentivoglio en Vader paul, grooten Letterroem in het Vak der Geschiedenisse. Zy allen blyken zeer rechtmaatige denkbeelden van de Geschiedenis gevormd te hebben. Zy allen zyn aangenaame, leerzaame en belangryke, Schryvers. Hunne wyze van verhaalen schoeijen zy op de leest der Ouden: eenigen hunner, als bentivoglio en guicciardin, hebben, in naavolging dier Voorgangeren, Redenvoeringen in hunne Geschiedverhaalen gevoegd. In de diepzinnigheid en onderscheidenheid hunner Staatkundige begrippen mogen zy misschien gerekend worden de Ouden te overtreffen. Oordeelkundigen hebben teffens in elk hunner eenige onvolkomenheden opgemerkt en aangeweezen. Machiavel is in zyne Historie van Florence, over het geheel genomen, zo belangryk niet als men zou verwagten van eenen Schryver van zyne bekwaamheden: zulks ontstaat uit zeker gebrek, 't geen by hem zelve huisvestte, of uit iets ongelukkigs in zyn onderwerp, 't geen hem vervoerde om zeer uitvoerig en omslagtig te weezen in 't vermelden der Staatkundige streeken van ééne Stad. Guicciardin, ten allen tyde schrander en diepzinnig, agt men dat zo lang stilstaat op de Toscaansche zaaken, dat hy soms verveelend wordt. - Een gebrek, 't welk nu en dan ook toegeschreeven wordt aan den anders zo oordeelkundigen Vader paul. Bentivoglio wordt beschuldigd, dat hy, in zyne Geschiedenis der Oorlogen in Vlaanderen, te veel tot het bloemryke en zwellende overslaat. Davila, schoon een der aangenaamste en onderhoudendste Geschiedverhaalers, heeft blykbaar dit gebrek, dat hy eene soort van Gelykvormigheid over alle Characters verspreidt, door dezelve te vertoonen als allen steeds geleid door Staatsbelang. Maar, schoon deeze en dergelyke aanmerkingen op deeze Geschiedboekers te maaken vallen, verdienen zy, over 't geheel genomen, in den eersten rang der hedendaagsche Geschiedschryveren geplaatst te worden. De Vlaamsche Oorlogen, in 't Latyn, door famianus strada, geschreeven, is zeker een Boek dat eenige opmerking verdient; doch niet geregtigd tot dezelfde maate van hoogagting als de evengemelden. Strada betoont zich baarblyklyk al te partydig voor de zyde van Span- | |
[pagina 137]
| |
je, en speelt al te openbaar de rol van een Lofredenaar des Prinsen van Parma. Hy is een bloemryk, wydloopig en gemaakt, Naavolger van livius. De Franschen, die der hedendaagsche Letterkunde zo veel Eers hebben aangedaan, bezitten, in eene zeer hooge maate, de gaave van verhaalen. Veelen hunner laatere Geschiedboekers zyn geestig, aartig en aangenaam, in hunne voordragt: eenigen hunner mangelt het geenzins aan diepzinnigheid en doorzigt. Zy hebben, egter, geene zo uitsteekende Geschiedschryvers voortgebragt als de Italiaanen. Engeland was, tot op weinige jaaren na, niet uitsteekend in Geschiedkundige voortbrengzelen. Vroeg, 't is waar, verwierf Schotland agting, ten deezen opzigte, door den beroemden buchanan. Men kan hem den lof niet onthouden dat hy een uitmuntend Schryver is, zuiver in zyn Latyn, aangenaam zo in zyne verhaalen als in zyne beschryvingen; doch het steekt door, dat hy zich meer op fraai zeggen dan op naauwkeurigheid uitgelegd hebbe. - Gewoon zyne Staatkundige begrippen geheel op de leest der oude Staatsbestuuren te schoeijen, schynt het Leenstelzel nooit in zyne gedagten opgekomen: en, daar dit ten grondslage strekte der Staatsgesteltenisse van Schotland, zyn 's Mans Staatkundige inzigten, in gevolge hier van, onnaauwkeurig en onvolkomen. - Wanneer hy tot de Gebeurtenissen van zyn eigen tyd afdaalt, doet 'er zich zulk eene verandering op in zyne schryfwyze, en zulk eene bitterheid in zyn styl, dat, aan welke zyde de waarheid ook ligge ten aanziene van die twyfelagtige en lang betwiste Voorvallen, die de voorwerpen uitmaaken van dat gedeelte zyns Werks, het onmogelyk is, hem vry te spreeken van door den geest der Partyzugt ten sterksten gedreeven te zyn. Onder de oude Engelsche Geschiedschryvers steekt Lord clarendon boven allen uit. Schoon hy te voorschyn treede als de Voorspraak van eene Party, straalt 'er, nogthans, meer onpartydigheids door in zyn verhaal der Gebeurtenissen, dan men uit zulk eene pen zou wagten. Hy houdt alzins de agtbaarheid eens Geschiedschryvers op. Te lang zeker zyn veelal zyne volzinnen, en zyne schryfwyze is over 't algemeen te omslagtig: anders is zyn styl manlyk, en zyne verdiensten, als een Geschiedboeker, loopen boven de peil der middelmaatigheid. Bisschop burnet is klaar; doch bezit, behalven klaar- | |
[pagina 138]
| |
heid, naauwlyks, als Geschiedschryver, eenige verdiensten. Zyn styl is te ongehaavend, en te gemeenzaam voor den styl der Geschiedenisse; zyne Characters zyn met een sterke hand gemaald; doch veeltyds oppervlakkig, en niet vry van schimp. Daarenboven vloeit hy zo zeer over van kleine voorvalletjes hem zelven betreffende, dat hy veeleer een Schryver van Memorien, dan een Geschiedboeker, gelyke. Langen tyd schynen de Engelsche Geschiedschryvers na geen hooger rang gedongen te hebben dan dien van naauwkeurige Verhaalers van het gebeurde, tot dat, in deezen laatsten tyd, de beroemde Naamen van hume, robertson en gibbon, de Engelschen in het vak der Geschiedenisse als zeer voortreffelyk hebben doen kennen. |
|