Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de Uitwerkzels des Landbouws op der Menschen Zeden.Veele redenen doen zich op, om te gelooven, dat de overgang van het Herders-tot het Landbouwers lee- | |
[pagina 108]
| |
ven, in verscheide opzigten, bevorderlyk is voor het Zedelyk Character. Toen eerst de kennis van byzonderen Eigendom stand greep, was de zugt om die te verkrygen geweldiger dan in volgende Tydperken. De Menschen gevoelen, op dien tyd, den invloed niet alleen van de Magt en Agting daar aan gehegt, en voldoeningen welke dezelve verschaft; maar worden 'er ook door getrokken als iets nieuws, en gevolglyk is hun trek daar toe verbaazend grootGa naar voetnoot(*), en wel byzonder tot de Eigendoms-tekenen, als de kostbaare Metaalen. Van hier de geweldige gretigheid tot Goud, aan den dag gelegd door de Noordsche Volken, die het Romeinsche Ryk overstroomden; en, in zeker voege, door de Spanjaarden, die Peru en Mexico innamenGa naar voetnoot(†), voor welke laatstgemelden de veelheid der ontdekte Rykdommen zo nieuw en onverwagt was als die de eerstgemelden verkreegen. Volken ook, die eerst nieuwlings met den Eigendom bekend worden, en, uit hoofde hunner voorige leevenswyze, eene groote maate van woestheid in hun Character bezitten, maaken geen onderscheid in 't geheel in de middelen om denzelven te verkrygen, hoe gewelddaadig ze ook mogen weezen. Van hier de schriklyke Rooveryen der Noordsche Volken, by derzelver inval in de Zuidlykste deelen van Europa, die in den eersten opslage geen ander oogmerk schynen gehad te hebben, dan de volslaagene verdelging der Landen, in welke zy doordringende den voet zetten. Maar, wanneer die eigenste Volken zich begonnen te vestigen in de te onder gebragte Landen, werd hunne woestheid verzagt en geleenigd: zy werden geregeld en regtvaardig in hunne handelingen, en vervaardigden zeer billyke WettenGa naar voetnoot(‡). Eigendom, toen men 'er eerst mede bekend werd, verwekte alleen een verlangen om dien te verkrygen, een verlangen 't welk men op allerlei wyzen zogt te voldoen; doch naderhand bemerkten zy, dat eene andere handelwyze noodig was tot behoud en genot beide, en voor zichzelven die geweld- | |
[pagina 109]
| |
daadigheid te beteugelen, welke zy ter verkryginge betoond haddenGa naar voetnoot(*). De Landbouw werkt desgelyks mede om gewelddaadigheid te bedwingen, dewyl dezelve eene wyze aan de hand geeft om Eigendom te verkrygen door arbeid en vlytbetoon; deeze vondt men welhaast zekerder en duurzaamer, zo wel als geregelder, middelen tot Eigendomsverkryging, dan geweld of roof: terwyl het niet kon nalaaten wel spoedig denkbeelden van eerlykheid in hunne handelingen in te boezemenGa naar voetnoot(†). Men zou mogelyk hier by mogen voegen, dat het mengzel van Aardgewassen in het voedzel, een noodwendig gevolg des Landbouws, ook toebragt tot het verzagten van den woesten aart. Desgelyks, geloof ik, verbetert de Landbouw de Volkszeden, door de Menschen over 't land te verspreiden. Het Herderlyk leeven brengt natuurlyk veel Volks zamen; dit strekt altoos ten Zedebederf, inzonderheid als 'er zo veel tyds onbesteed blyft, gelyk het geval is in die Leevenswyze. De Landbouw vordert dat de Menschen zich verspreiden, geeft hun steeds bezigheid, en weert door dit middel twee groote bronnen van bederf. Zo werden de Romeinen, eerst verzameld uit Schaapherders, Roovers en Omzwervers, welhaast, door zich in vaste woonplaatzen neder te zetten, en zich op den Landbouw te bevlytigen, een zediger Volk; en de Barbaarsche Natien, die Europa overstroomden, lagen veel af van hunne woestheid, geweld en roofzugt, zich in de overwonnen landen vestigende. De Landbouw mag ook als Zedebevorderend worden aangemerkt, dewyl dezelve de beschaaving vermeerdert. Deeze baart een gevoel van betaamlykheid en | |
[pagina 110]
| |
voeglykheid in ons gedrag, gekant tegen het bedryf van schenddaaden, en levert een sterk bedwang op voor de zodanigen, die geneigd mogten weezen om ze te pleegen. Wat inwendig bederf betreft, of 't geen ontstaat uit den invloed des Gelds, hel ik over om te gelooven, dat dit ook vermindert door het Landbouwend Leeven. De Volken, die tegenwoordig in een Herderlyken staat leeven, zyn de omkoopbaarste en bedorvenste van alle Volken der aarde. De Arabieren en Tartaaren zullen alles voor Geld doen, en schynt dit by de Noordsche Volken dezelfde kragt gehad te hebben. Het blykt uit alle berigten, dat de oude Gaulen zeer op Goud gesteld waren. Brennus boodt aan, een beleg van Rome op te breeken, voor duizend Ponden Gouds. De Gasatoe droegen dien naam, dewyl zy onder alle Volken om loon in den kryg dienden. De Insubriaanen en Boianen kogten de Koningen der Gaulen om tot het beoorlogen der RomeinenGa naar voetnoot(*). Livius verhaalt ons van 't zelfde Volk, dat, schoon hannibal hun bondgenootschap en toegenegenheid verworven hadt, hun niet bestendig aan zich verknogt kon houden, zonder Goud aan de Opperhoofden ten geschenke te geevenGa naar voetnoot(†). Maar de Volken, die den Landbouw aanmoedigden, hebben, over 't algemeen, een grooter maate van Onafhangelykheid en Waardigheid van Character behouden. De Romeinen waren, in de vroegste dagen van het Gemeenebest, zeer onbaatzugtig en Vaderlandlievend. Manius curius, fabricius, cincinnatus regulus, die allen van den Landbouw leefden, leverden blyken op, dat zy gemelde Deugden, in den hoogsten trap, bezaten; voorbeelden die men diepe eerbiedenis bewees, en met bewondering aangehaald werden door dat Volk, zelfs in de meest verbasterde tydenGa naar voetnoot(‡). | |
[pagina 111]
| |
Ik hel over, om te gelooven, dat de Zeden, zo verre het uitwendig gedrag betreft, in deezen staat op geene beschaafdheid mogen boogen, schoon dit egter niet altoos doorgaa. Tacitus vermeldt ons, dat het gedrag der Germaanen ten aanziene der Vreemdelingen beleefd was; en de Zeden des Volks, geduurende de Middeleeuwen, toen de Volken van Europa niet verre van den staat der barbaarschheid zich verwyderd vonden, waren, in eene hooge maate, heusch, beleefd en bevalligGa naar voetnoot(*). - Overal, waar elk Ingezeten van den Staat bykans van 't zelfde beroep is, brengt zulks eene soort van Gelykheid te wege, en doet elk een voorwerp van 's anders agting worden: diensvolgens vindt 'er geené tyrannische of onderdrukkende meerderheid plaats by eenigen byzonderen Volksrang, 't welk te meermaalen stand grypt in Staaten, waar men eene verscheidenheid van beroepsbezigheden aantreft.Ga naar voetnoot(†). Waar de Menschen dus steeds altoos in grooten getale vergaderd zyn, worden zy door de noodzaaklykheid gedrongen op pligtpleegingen in hun gedrag te letten, welke te stipter waargenomen worden, niet alleen om den onderlingen eerbied leevendig te houden - van welken Krygsmoed in zulk eene groote maate afhangt - maar ook uit overweeging dat elk een Wapen aan zyne zyde gereed heeft, gereed om aangedaanen hoon te wreeken, en verzuim te straffen. - Dan de staat van het Landleeven is, bykans in elk opzigt, het tegenbeeld van den beschreevenen. 'Er is eene noodzaaklykheid voor verschillende rangen, zo wel als voor onderscheidene bezigheden, in zulk eene Maatschappy: de | |
[pagina 112]
| |
aart hunner beroepsbezigheden wederhoudt hun van eene groote verscheidenheid van kennissen om mede te verkeeren; hun gevoel van Eer is zeldzaam zo kiesch en teder, dat zy misslagen in geval van gedraagingen te hunwaards, als dezelve met geene daadlyke belediging gepaard gaan, zich zeer sterk aantrekken. Met één woord, de Beleefdheid der Landbouwende Volken is meer in hunne Zeden, dan in hun Gedraaging, te zoeken. Welk eenen invloed deeze Leevenswyze op den staat der Vrouwen hebbe valt moeilyk te bepaalen. Mogelyk zal deeze, in onderscheide Landen, verschillen. Onder de RomeinenGa naar voetnoot(*) was de staat der Vrouwen zeer geagt. Romulus verordende, dat de Huisvrouw met haaren Man een gelyk aandeel in de middelen zou bezitten, en ze was zelfs met hem vereenigd in de bediening van 't PriesterschapGa naar voetnoot(†). De vereeniging der Romeinen en Sabynen werd te wege gebragt door tusschenkomst der Vrouwen; men oordeelde deeze ook de zekerste Gyzelaars, die aan porsenna gegeeven konden wordenGa naar voetnoot(‡). Cloelia, een van deeze, hadt de eer, dat, ten algemeenen koste, voor haar een Standbeeld wierd opgerigtGa naar voetnoot(§). De belediging, lucretia aangedaan, veroorzaakte de uitdryving der Tarquinen, en die men virginia aandeedt hadt de herstelling van den ouden Regeeringsform ten gevolge. Dan het treffendst voorbeeld van alle is misschien te vinden in de Geschiedenis van coriolanus, die, schoon doof voor de aanmaaningen van den Raad in 't algemeen, en voor die zyner gemeenzaamste Vrienden, zich nogthans door eene Vrouwe liet verbidden, en zyn Land behoedde voor een bederf, waarin hy op 't punt stondt hetzelve te stortenGa naar voetnoot(**). Het Landbouwend Leeven is zeer bevorderlyk voor de | |
[pagina 113]
| |
Vaderlyke agtbaarheid en gezagbetoon. De magt van een Vader over zyn Zoon was, in het Romeinsche Gemeenebest, zeer groot, en bykans onbegrensd. Hy mogt zyn Zoon, in welk een ouderdom ook, aan 't lyf straffen, zelfs op de schandlykste wyzeGa naar voetnoot(*); hy mogt hem ten Slaavendienst doemen, ja zelfs ten dood brengenGa naar voetnoot(†). Vadermoord werd langen tyd gehouden voor een misdryf dat niet gepleegd kon worden; en wanneer, in 't einde, de ondervinding hun de noodzaaklykheid toonde om eene Strafwet op dit misdryf vast te stellen, moest de overtreeder den dood ondergaan op de elendigste wyzeGa naar voetnoot(‡). De Leden van den Romeinschen Raad, aan welken het Staatsbestuur oorspronglyk was opgedraagen, droegen den Naam van Vaders, uit hoofde van de gelykheid huns gezags aan dat der Vaderen, en misschien om het ontzag voor die verwantschap te bewaaren. Te dier zelfde oorzaake werd het Land zelve Patria geheeten, en men veronderstelde daar mede den Raad en de Overheid te beduidenGa naar voetnoot(§). Het was onder de Romeinen een grondregel, dat de strengheid van het Vaderlyk Gezag alleen | |
[pagina 114]
| |
door geduld en onderwerping moest geleenigd wordenGa naar voetnoot(*). Niemand kon een openbaare Post, of het Overheidsampt, bekleeden, terwyl zyn Vader onder de Vyanden een gevangen man wasGa naar voetnoot(†). Misschien ook dat de gewoonte om Kinderen aan te neemen, zo algemeen onder de Romeinen, ingevoerd is om het Vaderlyk Gezag uit te breiden. Egypte, waar de Landbouw tot eene hooge maate beoefend werd, munt desgelyks uit in diep ontzag, den Ouderen beweezen. Kinderen schonken hunnen Ouderen eene eerlyke Begraafenisse; zy losten hunne Lichaamen voor groote geldsommen, en die ze niet loste werd zelven de Begraafenis ontzegd. Een Vader in Egypte werd niet gedood, om het dooden van zyn Zoon; maar een Zoon, die zyn Vader gedood hadt, werd met de geweldigste pynigingen om 't leeven gebragtGa naar voetnoot(‡). In China desgelyks, waar de Landbouw het hoofdvoorwerp van den Staat is, wordt zeer veel agts geslaagen op de verbintenis tusschen Kinderen en hunne Ouders. - Vader le comte verhaalt, dat, indien een Zoon zo onbeschoft is om eenige kleinagting voor zyne Ouderen te betoonen, of geweldige handen aan hun te slaan, geen straf te zwaar voor zulk een misdryf gerekend wordt. De Keizer zelve neemt het ampt van Regter waar. Alle de Mandarynen omstreeks die plaats, en bovenal die 'er in woonen, worden afgezet, om dat zy zo pligtverzuimend in hunne onderrigtingen geweest zyn. Zy haalen het huis des Misdaadigers om verre, en zelfs de nabystaande huizen, en rigten een gedenkteken op om eene zo groote schennis in 't geheugen te houdenGa naar voetnoot(§). Gehoorzaamheid aan de Ouders, en ontzag voor de Overheden, is desgelyks iets kenmerktekenends onder de Japanners, volgens een nieuwlings gegeeven narigt. De Schryver, die 't ons geeft, merkt op, dat de Landbouw | |
[pagina 115]
| |
aldaar zo wel verstaan en zo vlytig voortgezet wordt, dat het geheele Land, tot de bergtoppen toe, bebouwd isGa naar voetnoot(*). Geen Volk moedigde den Landbouw sterker aan dan de Jooden, en onder geen Volk ook was het Vaderlyk Gezag in dieper eerbiedenisse. De eenige toezegging van belooning, ten minsten van tydlyke belooning, in de Wet der Tienwoorden, is verbonden aan de voorwaarde van het Eeren der OuderenGa naar voetnoot(†). Met dit alles wil ik niet zeggen dat het Landbouwend Leeven, in de opgenoemde gevallen, de eenige oorzaak was van die Hoogagting; maar alleen dat hetzelve medewrogt om dit uitwerkzel hervoort te brengen. Ter nadere staaving hier van ontdek ik, aan den anderen kant, dat, waar men geen agt geeft op den Landbouw, het Vaderlyk Gezag luttel te beduiden hebbe. De Americaansche Indiaanen, die van de Jagt leeven, betoonen geene agting voor hunne Ouders, en bejegenen dezelve menigwerf met hardheid en onbeschoftheid; ook wagten de Ouders geene byzondere aandagt of pligtbetoon van hunne KinderenGa naar voetnoot(‡). 'Er is grond, om te denken, dat Barbaarsche Volken ook slegts flaauwe begrippen van deeze verbintenis hadden. Tacitus onderrigt ons niet volkomen, welk eene kragt dezelve oefende by de oude Gormaanen, geduurende de Kindsheid; maar hy vermeldt ons, dat die band verbrooken werd op dien tyd des leevens, als zy in staat waren de Wapenen te voerenGa naar voetnoot(§). Uit de Leevenswyze der Barbaarsche Volken, beschreeven door ammianus marcellinus, is het alleszins waarschynlyk, dat deeze verbintenis niet zeer sterk kon weezen: naardemaal de Kinderen tot de jaaren van Huwbaarheid opgevoed werden door Vrouwen, waren zy niet persoonlyk verknogt | |
[pagina 116]
| |
aan hunne Vaders; onder elkander opgevoed, en op een afstand van hunne natuurlyke verbintenissen, konden zy niet zeer onder derzelver bedwang staanGa naar voetnoot(*). In de Grieksche Gemeenebesten, waar de Landbouw in weinig agting stondt, was de Magt van een Vader over zyne Kinderen noch zo groot, noch zo langduurig, als by de Romeinen. Dionysius halicarnassus merkt op, ‘dat de Wetten door romulus gegeeven, om de Kinderen met liefde en hoogagting voor hunne Ouders te vervullen, en te verpligten om hun te eeren en te gehoorzaamen in alle dingen, in woorden en daaden, de Wetten der Grieken zeer verre overtroffen: want de Grieksche Wetgeevers bepaalden een zeer kort tydsbestek voor den Zoon om onder het Vaderlyk Bestuur te staan: eenige tot het derde jaar, naa dat hy tot manbaarheid gekomen was; andere zo lang hy ongehuwd bleef; en zommige tot dat hunne Naamen onder die der Overheidspersoonen waren opgetekend, gelyk zy geleerd hadden uit de Wetten van solon, pittacus en charondas, waar aan zy eene groote Wysheid toekenden. De straffen ook, welke zy voorschreeven ten opzigte van ongehoorzaame Kinderen, waren niet zwaar. - Zy stonden den Vader toe hun ten huize uit te zetten, hun te onterven, maar niets meer. Terwyl zagte bestraffingen niet toereiken om de dwaasheid en overmoed der Jeugd te beteugelen, of de zodanigen, die hun pligt versmaaden, tot Pligtsbetragting te brengen: te welker oorzaake, onder de Grieken, de | |
[pagina 117]
| |
Kinderen groote onwelvoeglykheden tegen de Ouders pleegenGa naar voetnoot(*).’ By deeze Waarneemingen van dionysius mogen wy nog voegen, dat, in het Spartaansche Gemeenebest, waar de Onderdanigheid zo zeer werd ingescherptGa naar voetnoot(†), en tot een beginzel van het Staatsbestuur gesteld, het Vaderlyk Gezag luttel betekende. De Vaders hadden 'er, 't is waar, zekere maate van magt over hunne Kinderen; maar deeze magt was gemeen voor alle Vaders over alle Kinderen, zo die hunne eigene waren als vreemde; en werd dezelve, naar allen schyn, meer uitgeoefend in den smaak van algemeene Opzigters over de opvoeding der Jeugd, dan in de hoedanigheid van byzondere VadersGa naar voetnoot(‡). Elk Kind te Sparla, van beiderlei kunne, werd aangemerkt als een eigendom van den Staat; de Opvoeding ging in 't openbaar toe, en op eene vastgestelde wyze; en stondt het den Ouderen niet vry, 'er eenige, zelfs de allerminste, verandering in te maaken. Eenigen der agtbaarste Persoonen in den Staat hadden het opzigt over de Opvoeding der Jeugd, bestuurden hun gedrag, straften hun naar welgevallen; gevolglyk bleef 'er weinig plaats over voor huislyke tugt of gezagGa naar voetnoot(§). | |
[pagina 118]
| |
Het valt niet zeer zwaar, althans voor een groot gedeelte, reden te geeven wegens den invloed van het Landbouwend Leeven op het uitbreiden van het Vaderlyk Gezag. Menschen, die deeze Leevenswyze volgen, zyn eenigermaate verpligt van anderen afgezonderd te woonen, en zyn gevolglyk min blootgesteld aan de besmetting van eenen onrustigen en partyzoekenden geest, De Kinderen worden, van derzelver geboorte af, by de Ouders opgevoed; zy bevinden zich steeds onder hun oog, zyn hunne medearbeiders en helpers, gewoon aan gehoorzaamheid te betoonen, en van vroeg af aan den arbeid. Hun Vader is de eerste en misschien de éénige Persoon, dien zy geleerd hebben te ontzien; en deeze verknogtheid vermindert niet als zy opgroeijen; maar vermeerdert veeleer met het aangroeijen hunner kragten om weezenlyken dienst te doen. |
|