Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Puinhoopen, of Beschouwing van de Omwenteling der Staaten, door Volney. Te Amsterdam, by M. Schalekamp, 1796. In gr. 8vo. 160 bl.De naam van volney brengt iets aanpryzens mede, naa dat hy zich, behalven door andere SchriftenGa naar voetnoot(*), beroemd gemaakt heest door zyne Voyage en Syrie & en Egypte, pendant les Annes 1783-1785Ga naar voetnoot(†). En staat het | |
[pagina 602]
| |
tegenwoordig Werk daar mede in verband, blykens eene Aantekening aan den voet van bl. 1, als opgesteld by de beschouwing der Puinhoopen in dat door hem bereisd Gewest. Allerwegen ook draagt het, bovenal in de bygevoegde Aantekeningen, blyken van den Oudheidkundigen, den in die Streeken Bereisden Man. Voorts is het een Werk der Verbeelding, die, sterk getroffen door de beschouwde voorwerpen, zich in vroegere Eeuwen te rug zet, den Tegenwoordigen Staat der dingen beschouwt, en tot de Toekomende Gebeurtenissen doordringt. Alles met veel vuurs geschreeven: zo dat de Leezer zich uitgelokt vindt om onverwyld den Beschouwer der Puinhoopen in zyne vlugt te volgen, en de onderrigtingen, hem door den ingevoerden Schim medegedeeld, te hooren. Wy hebben het althans met die vervoering geleezen, en veel, zeer veel, aangetroffen, dat onze toestemming wegdroeg, daar de taal der Geschiedkunde en die der Ondervinding sprak. Dan te meermaalen vonden wy ons genoodzaakt die toestemming te weigeren, als het op daar uit afgeleide Bespiegelingen aankwam, en bovenal wanneer het den Godsdienst betrof: niet alleen den Geopenbaarden, maar allen Godsdienst, hoe genaamd. De vinnige steeken, op denzelven afgegeeven, lust het ons niet byeen te zamelen; en zal het even min noodig weezen, ten aanziene van den Christlyken Godsdienst in 't byzonder, te toonen, dat hy denzelven geheel in de oorspronglyke Eenvoudigheid niet kent, en een ruim veld vindt om 'er tegen uit te vaaren, daar hy de schandlykste Byvoegzels, de grofste Verdraaijingen, de schreeuwendste Misbruiken, voor dien Godsdienst zelven neemt. Wy herdagten, deeze brokken leezende, en by het overige des Werks vergelykende, aan het zeggen van j. newton tegen den Vrygeestigen Dr. halley. ‘Ik verheug my waarlyk altoos, als ik u hoor spreeken over de Starrekunde, en andere Wiskundige Weetenschappen: dewyl dit een Onderwerp is waar op gy u bevlytigd hebt; een Onderwerp 't geen gy door en door verstaat: maar gy moest over den Christlyken Godsdienst | |
[pagina 603]
| |
niet spreeken, want gy hebt u op de kennis daar van niet toegelegd; ik heb het gedaan, en ik weet dat gy 'er niets van verstaat.’ Met dit weinige zouden wy ons ten aanziene van dit Werk vergenoegen; dan wy ontvingen, dit reeds geschreeven hebbende, De Ruïnen, of Overdenking over de Staatsomwentelingen. Door volney. In den Haage en te Delft, by Leeuwestyn en Roelofswaert, 1796. In gr. 8vo. 283 bl. Hier hebben wy de Vertaaling van Les Ruïnes, ou Meditation sur les Revolutions des Empires, par Mr. volney. Schoon de Vertaaling by Schalekamp, die tot het XIXde Hoofdst. loopt, het van deeze verre winne in cierlykheid en vloeibaarheid, is dezelve slegts een stuk werk, zonder aanduiding van eenig Vervolg; of wy het van die hand te wagten hebben, weeten wy niet; doch twyfelen. In dit gedeelte komt volney's minagting van allen Godsdienst nog volkomener aan den dag, en strekt hetzelve om de Ongodistery, onder de gedaante der Oudheiden Geschiedkunde, veld te doen winnen, en allen Godsdienst, zonder onderscheid, aan By-Waangeloof en Priesterbedrog toe te schryven. Om eenig begrip van de schikking deezes Wer ks te geeven, tot welks bezorging in de hand der Nederduitsche Leezeren men zich dermaate bevlytigde, lust het ons, de Opschriften der Hoofdstukken af te schryven, en zullen deeze genoegzaam zyn om van verre te doen zien wat zy in een en ander deezer Vertaalingen te wagten hebben. I. Hoofdst. De Reis. II. De Overdenking. - III. De Schim. IV. De Verklaaring. - V. De Staat der Menschen op de Wereld. - VI. Oorspronglyke Staat van den Mensch. - VII. Grondbeginzelen der Zamenleeving. VIII. Bronnen, waar uit de Rampen der Zamenleeving voortspruiten. - IX. Oorsprong der Regeeringen en der Wetten. - X. Algemeene Oorzaaken van den Voorspood der Oude Ryken. - XI. Algemeene Oorzaaken van de Omwentelingen en Verwoestingen der Oude Staaten. - XII. Lessen der voorledene tyden, toegepast op de tegenwoordige. - XIII. Zal het Menschlyk Geslacht verbeterd worden? - XIV. De groote hinderpaal ter Volmaaking. - XV. De nieuwe Eeuw. - XVI. Een Vry en Wetgeevend Volk. - XVII. Algemeene Grondslag van alle Rechten en van alle Wetten. - XVIII. Schrik en Zamenzweering | |
[pagina 604]
| |
der Tyrannen. - XIX. Algemeene Vergadering der Volken. Zo verre loopt de Uitgave by Schalekamp; in de andere luiden de Opschriften. XX. Hoofdst. Het Onderzoek der Waarheid. - XXI. Voorstel van Godsdienstige tegenzeglykheden. - XXII. Oorsprong en Verwantschap der Godsdienstige Denkbeelden. Dit Hoofdstuk is in Afdeelingen onderscheiden, welke wy ter meerdere bevatting hier moeten byvoegen. (1) Eerste Stelzel. Oorsprong van het denkbeeld van God; Eerdienst van de Hoofdstoffén en Physische kragten der Natuur. (2) Tweede Stelzel. Eerdienst der Sterren, of Sabeïsmus. (3) Derde Stelzel. Eerdienst der Tekenen, of Asgodendienst. (4) Vierde Steizel. Eerdienst der twee Grondbeginzelen, of Dualismus. (5) Vyfde Stelzel. Geheimzinnige en zedelyke Eerdienst, of Stelzel van eene andere Waereld. (6) Zesde Stelzel. Bezielde Waereld, of Eerdienst van 't Heelal, onder verscheiden Zinnebeelden. (7) Zevende Stelzel. Eerdienst van de Ziel der Waereld, dat is van de Hoofdstof des Vuurs, leevensbeginzel des Heelals. (8) Achtste Stelzel. Demi-Ourgos, Eerdienst van de Werktuiglyke Waereld, of van den Grooten Werker. (9) Godsdienst van Mozes, of Eerdienst van de Ziel der Waereld. (You-piter). (10) Godsdienst van Zoroaster. (11) Budsoïsmus, of Godsdienst der Samaneërs. (12) Brahmismus, of Indiaansch Stelzel. (13) Het Christendom, of de zinnebeeldige Eerdienst der Zonne, onder de Cabbalistische of verborgen naamen van Chris-en, of Christ, en Jes-us, of JesusGa naar voetnoot(*). - XXIII Hoofdst. Eenaartigheid van het doel der Godsdiensten. - XXIV. Oplossing van het voorstel der tegenzeglykheden. Wy gelooven, om 'er dit nog by te voegen, volney's Geloofsbelydenis, als het dien naam draagen mag, aan te treffen in het naastlaatste Hoofdstuk; als hy schryft: ‘De kreet der veroordeeling, welke zich tegen alle nieuwigheden verhest, begon aan te wassen, wanneer een talryke bende van Menschen, uit de rangen des volks en der wilden van alle Landen en Natiën, zonder Propheeten, zonder Leeraars, zonder Godsdienstig Wetboek, in het | |
[pagina 605]
| |
perk voorwaards treedende, de aandagt der geheele vergadering tot zich trok, en een hunner, het woord opvattende, zeide: “Scheidsmannen en Middelaars des Volks! Zedert den aanvang van deezen twist, hooren wy vreemde, en, tot op deezen dag, voor ons nieuwe, verhaalen; en onze geest, verbysterd en verward in zo veele, de eene verstandige, de andere zinnelooze, zaaken, welke hy gelyklyk niet begrypt, blyft in onzekerheid en twyfeling. Eéne enkele opmerking treft ons; zo veele Wonderdaaden, zo veele tegen elkander overstaande bybrengzelen, nadenkende, vraagen wy ons zelven: Wat ligt ons aan alle die geschillen gelegen? Wat hebben wy noodig te weeten het geen voor vyf à zes duizend jaaren, in ons onbekende Landen, by menschen, die ons altyd onbekend zullen blyven, gebeurd is? Het zy dan waar of valsch, waar toe dient het ons dat wy weeten, of de waereld sedert zes of sedert twintig duizend jaaren bestaa; of zy van iets of van niets gevormd is, uit haar zelve of door een Maaker, die op zyn beurt weder eenen Maaker vereischt, voortgekomen zy! Hoe! wy zyn niet verzekerd van 't geen digt by ons omgaat, en wy willen verantwoorden van 't geen in de Zon, in de Maan, of in de ingebeelde ruimte, voorvallen kan. Wy hebben onze eigene kindschheid vergeeten, en wy zullen die der Waereld kennen! en wie zal getuigen het geen niemand gezien heeft? wie verzekeren 't geen niemand begrypt? Wat zal het voorts aan ons bestaan toevoegen of afneemen, dat wy ja of neen op alle deeze herssen. schimmen zeggen? Tot heden toe hebben onze Vaders, en wy, 'er zelfs niet het eerste denkbeeld van gehad, en wy zien echter niet dat wy 'er daarom meer of minder licht der Zonne, meer of minder Onderhoud, meer of minder goed of kwaad, om genooten of geleeden hebben. Zo de kennis daar van noodig is, waarom hebben wy dan even zo wel zonder dezelve geleefd, als zy die 'er zich zo sterk over verontrusten? Zo zy overtollig is, waarom toch zouden wy dan den last derzelve nu op onze schouders laaden? - En zich tot de Leeraars en Godgeleerden vervoegende, zeiden zy: Hoe! zal het noodig zyn, dat wy, arme en | |
[pagina 606]
| |
onweetende Menschen, aller welker oogenblikken naauwlyks volstaan tot de zorgen voor ons bestaan, en den arbeid, waar van gy genot hebt, zo veel geschiedenissen, als gy daar verhaalt, zouden bestudeeren; dat wy zo veele boeken, als gy ons aanhaalt, zouden leezen, zo veele verschillende taalen, in welke zy zamengesteld zyn, zouden aanleeren! Duizend jaaren leevens zouden daar toe niet volstaan.”’ In eene menigte van Aantekeningen, die, in de laatstgemelde Vertaaling, alle agteraan gevoegd zyn, vindt men het gestelde breeder ontvouwd. - Men denke nogthans niet, dat de Wapenen, door volney gebezigd, om allen Godsdienst te bestryden, nieuw zyn. Verre van daar. Uit het Vertoog over 's Waerelds Godsdiensten van den Engelschman alexander ross, ter helfte der voorige Eeuw in 't Nederduitsch door jos. sanderus vertaald, en van welke verscheide Drukken voorhanden zyn, zou men reeds veel kunnen haalen; om van geene laatere Wapenhuizen van dat slag te spreeken. Wie eenige Boek- en Letterkunde bezit, kent ze. Maar ook weet hy, hoe het niet ontbrooken hebbe aan Mannen, die daar tegen zich hebben aangegord, en gelukkig gestreeden. Wy willen, derhalven, te deezer gelegenheid, onze Leezers wel herinneren aan eenen noësselt, een lesz, een roustan; of, om alles kort byeen te vinden, en geschikt om de groote hoosdzaak, wat het Christendom betreft, te verdedigen, De Baarblyklykheid van den Christlyken Godsdienst kort en duidlyk opengelegd, door j. beattie, om van geene andere te spreeken. - Wy oordeelen deezen wenk te noodiger; dewyl eene veeljaarige ondervinding ons geleerd heeft, hoe veelen greetig het Gif des Ongeloofs indrinken, zonder van het voorhanden zynde Tegengif gebruik te maaken. |
|