lige (voor 1795) Staaten van Holland, Gecommitteerde Raaden, Ridderschap, als stedelyke Regeeringen, schuldig zyn aan Staatswanbedryven, waar van zy, zo 't my en myne geweezen Medeleden bestendig is voorgekomen, ten minsten de veroirzaakte schaden moeten helpen boeten!’
Het eerste gedeelte van het Werk is voornaamelyk ingericht tot het bewyzen deezer Stellinge. Het is verdeeld in zes Afdeelingen, waarvan wy alleenlyk de opschriften zullen opgeeven. I. Over het Oproer en deszelfs Bewerkers en Uitvoerders, bl. 1. II. Over de Omwenteling van 1787, bl. 49. III. Over de zogenaamde gerechtlyke Vervolgingen tegen de Patriotten; Vonnissen, Uitbanningen, enz. bl. 67. IV. Over de Heerschzugt van de Regenten en Ministers, geduurende de zevenjaarige Oranjeregeering, en de Onderdrukking van het beste Gedeelte der Bataafsche Burgers, bl. 83. V. Over het voeren van den Oorlog tegen Frankryk, bl. 89. VI. Over de Gedragingen der Regenten en Ministers van het Oude Bestuur, met betrekking tot het Financieele, bl. 99.
Hierop volgt eene Aanspraak van de Commissie aan de Provisioneele Representanten des Volks van Holland, by gelegenheid van het uitbrengen van derzelver gedeeltelyk raport op den 11 January 1796: en daarop eene algemeene Inleiding tot dat Rapport. In deeze Inleiding zyn, volgens de verklaaring van den Uitgeever, in een kort Berigt aan het hoosd der Aanspraak geplaatst, ‘De gronden, waarop de Commissie tot Onderzoek in haare werkzaamheden bouwde, volkomenlyk blootgelegd.’ En deeze waren (zie bladz. 115. enz.) Dat men onderzoek doende naar het Finantieele en Politique gedrag der Regenten en Ministers van het voorig Bestuur niet moest volgen de beoordeeling volgens de gewoone rechtsgeleerdheid, wetten en gewoonten; maar de beoordeeling, die men revolutionair zou kunnen noemen. - Maar, wat is revolutionair? vraagt de Commissie zelve, bl. 118. En het antwoord komt kortlyk hierop uit, dat het is rechtvaardig handelen, zonder juist den omslag en vormen der rechtsgeleerdheid en vastgestelde wyze van procedeeren voor de gewoone rechtbanken te volgen. - Dit laat zich hooren: maar, maar, zal, misschien, de eene of de andere slymgast zeggen: is het niet te gevaarlyk den Rechter eene zo breede magt te geeven om enkel naar recht en billykheid, of