Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Oude en Nieuwe Constitutie der Vereenigde Staten van Amerika, uit de beste Schriften in hare gronden ontvouwd. Door Mr. Gerhard Dumbar, Lid van de Maatschappy der Nederl. Letterk. te Leyden, van het Provinc. Utrechtsche Genootsch. van Konsten en Wetenschappen, en van het Genootschap, pro excolendo Jure Patrio, te Groningen. Derde Deel. Te Amsterdam, by J.A. Crajenschot, 1796. In gr. 8vo. 292 bl. behalven het Register op de Drie Deelen.‘Welhaast hoopen wy het Derde en laatste Deel deezes Werks te zullen ontvangen, waar in de byzondere Inrigting van den Americaanschen Regeeringsvorm stukswyze zal overwoogen worden,’ was het slot onzer Aankondiging des Tweeden Deels van dit hoogschatbaar WerkGa naar voetnoot(*), waar aan wy veel dubbelverdienden lofs gaven. Reikhalzend hebben wy, zints den Jaare 1794, uitgezien na de komst van dit Slotdeel. Een reikhalzen, vermeerderd, toen de jongste Staatsomwenteling in ons Vaderland voorviel, en te wege bragt, dat het vaststellen eener Nieuwe Constitutie voor ons Vaderland eene volstrekte behoefte wierd. Dan wy hebben in verlangend verwagten tot heden moeten blyven. En haasten wy ons, om onverwyld dit Deel onzen Leezeren bekend te maaken. Van dit verwyl, daar de andere Deelen elkander veel rasser volgden, geeft de Schryver zynen Leezeren 't volgend verslag: ‘Het is voornaamlyk aan de tydsomstandigheden te wyten, dat dit Deel, welk wy, meer dan een jaar verleden, als eerlang op het Tweede zullende volgen, aan- | |
[pagina 591]
| |
kondigden, niet eer dan nu kon in 't licht komen. Nogthans was hetzelve vóór de Omwenteling, die in den aanvang van dit jaar voorvielGa naar voetnoot(*), geheel afgeschreeven: eene omstandigheid, welke wy noodig agten den Leezer vooraf te kennen te geeven, op dat hy daar in geene aanmerkingen verwagte, die toen niet konden gemaakt worden, en welken naderhand, indien wy daar toe al mogten geneigd geweest zyn, gebrek aan ledigen tyd belet zoude hebben in orde te brengen. Zy, die de staatkundige betrekkingen onzer verbonden Gewesten doorzien, zullen ook zodanige aanmerkingen niet behoeven, om de vergelykingen tusschen deezen en de Amerikaanschen te maaken, waar toe de tegenwoordige toestand deezer Republiek ieder, die in derzelver belangens deel neemt, moet uitnoodigen; te meer uitnoodigen, naar maate het onbetwistbaar is, dat, hoe groote en hoe veele verscheidenheden ook tusschen beiden mogen zyn aan te wyzen, 'er egter, in eenen politieken zin, geen Land bestaat, of ooit bestaan heeft, in het welke meer, of zo veele, overeenkomsten met het onze te vinden zyn als in den Staat der Vereenigde Amerikaanen. Terwyl veelen, en onder deezen niet weinigen der bedaardsten, der verstandigsten, der agtenswaardigsten, uit de Fransche Natie ons als met ééne stem vermaanen, dat wy hunne inrigtingen liever als baaken, welke de klippen aanduiden, dan als voorbeelden, die onze navolging eischen, beschouwen mogen; terwyl die inrigtingen zelven ons leeren kunnen, hoe veel gemaklyker het zy te slegten dan te bouwen, te veranderen dan te verbeteren, en hoe zeer eene kwalyk geplaatste, eene te veel in één middenpunt verzamelde, magt, ook in eene Republiek, alle de ysselykheden van het Despotisme kunne voortbrengen; zoude, onzes oordeels, een Amerikaansch Burger, die zich thans in 't midden onzer bevinden mogt, met een zegepraalende vrymoedigheid de tafelen, op welke de Constitutie van zyn Vaderland gegraveerd waren, voor onze oogen kunnen ophangen, en ons toeroepen: ziet hier eene genomen proeve, welke de ondervinding van eenen geruimen tyd reeds heeft bekroond; ziet hier eene Constitutie, | |
[pagina 592]
| |
onder welker invloed myne Landgenooten een reeks van jaaren in rust en voorspoed geleefd hebben, onder welke de vryheid nog nimmer heeft in gevaar gestaan, en onder welke de Staat steeds toenam in aanzien en in magt. Men denke ondertusschen niet, dat wy, eenen Amerikaan met deeze taal invoerende, daarom in 't begrip staan, dat hier te lande niets anders te doen zyn zoude dan de Constitutie van Amerika geheel over te neemen, of zelfs maar in haare meest kenmerkende trekken te volgen. Hy, die zulk eene leer predikte, zou niets zo zeer bewyzen als dat hy noch de onderscheide gesteldheid der beide Landen, noch de onderscheiden denkwyze der beide Volkeren, welken hy in eenen vorm begeerde te kneeden, behoorlyk had overwogen. Dit alleen meenen wy te mogen vasthouden, dat de Amerikaansche Regeeringsvorm op die egte grondslagen gebouwd is, op welken de vryheid, de rust, de voorspoed en de onafhanglykheid, van eene natie gebouwd kan en moet worden; dat de wereld nog nimmer een stelzel van regeering gezien heeft, welk het ziftend onderzoek van den Wysgeer, van den door historie en ondervinding verlichten Staatsman, beter zal kunnen doorstaan; en dat, welke verschillende wyzigingen eene andere landsgesteldheid, eene andere volksgeaartheid, andere begrippen, andere gewoonten, met één woord allerlei toevallige omstandigheden, ook mogen noodzaaklyk maaken, die zelfde grondslagen mede hier zullen behooren aangenomen te worden, indien men zich eenen goeden uitslag van onze hervormde (dit zal hervormende zyn moeten) poogingen zal durven beloovenGa naar voetnoot(*). Wy treeden hier in geene byzonderheden. Dat eene naauwgezette overweeging van het werk zelf beslisse of wy ons te warm of te onbedagt hebben uitgelaaten. | |
[pagina 593]
| |
Wy voor ons bekennen, nooit zo overtuigend, als onder de bearbeiding van 't zelve, van die groote waarheden te zyn doordrongen geworden; dat in elke maatschappy ergens eene alles overtreffende en onbegrensde magt moet plaats hebben; dat het gevaar, uit zulk eene magt te dugten, alleen te verhoeden is door dezelve te verdeelen, en het evenwigt tusschen dezelve te bewaaren; dat dit evenwigt niet bewaard kan worden zonder aan ieder tak van magt de middelen in handen te geeven om zyne onafhanglykheid tegen de anderen te beschermen; en dat eenheid en onverdeelbaarheid van het algemeen bestuur noodwendig vereischt worden om de algemeene belangens van een volk met goeden uitslag te bestieren: waar wy dan dit moeten byvoegen, dat ook, onzes oordeels, al die eenheid en onverdeelbaarheid, welke tot dit oogmerk kan dienstig zyn, in den Amerikaanschen Regeeringsvorm is te vinden.’ Schoon dit afgeschreeven gedeelte des Voorberigts wat lang zy, zullen wy des onze Leezers om geene verschooning behoeven te vraagen, daar wy wel durfden veronderstellen, dat zy van deezen Schryver wel gaarne eenigermaate op dit stuk eene Politieke Geloofsbelydenis zagen. Wy laaten dezelve aan hunne beoordeeling. Voorts wyst de Burger dumbar, naar gewoonte, de bronnen aan, uit welke hy in dit Deel zyns Werks geput heeft. Zyne eigene gedagten, in het lichaam des Werks geplaatst, doen zich van zelfs genoeg onderkennen, en zyn meest in Aantekeningen aan den voet der bladzyden te vinden. De Hoofdafdeelingen deezes Deels, die met de meer byzondere Onderscheidingen voor 't zelve geplaatst zyn, bestaan in - de Beschouwing van het Huis der Representanten - Beschouwing van den Senaat - Beschouwing van de Uitvoerende Magt, of van het Presidenischap der Vereenigde Staaten - Beschouwing van de Regterlyke Magt - en Gemengde Aanmerkingen, als Verklaaring van Regten - Vryheid der Drukpers - Middelen, welken het Volk heeft om het Gedrag der Regenten gade te slaan - Over 't bewys in geval van Verraad - Afschaffing van den Slaavenhandel - Middelen om de Constitutie te verbeteren. Onder de hoedanigheden, die in de Kiezers der Representanten geëischt worden; een stuk, dat de Conventie op geen eenpaarigen voet schynt te hebben kunnen bren- | |
[pagina 594]
| |
gen; vinden wy, ondanks den algemeenen geest van Toegeeflykheid en uitgestrekte Verdraagzaamheid in het Godsdienstige, dat, in Zuid-Carolina en Delaware, de Kiezer eene zekere Geloofsbelydenis moet afleggen. ‘In Zuid Carolina is dezelve van kleinen omvang; bestaande alleen in het erkennen van een Opperweezen, en van een Toekomenden Staat van Belooning en Straf. - Maar in Delaware moet men eene verklaaring ondertekenen, welke het geloof van de Drieëenheid en van de Godlyke Ingeeving van het O. en N. Testament behelst.’ Wonder vreemde Eisch in een Vry Land! Van het regelen der Verkiezingen gesprooken hebbende, vermeldt de Schryver in eene Aantekening: ‘Van elders is ons gebleeken, dat het uitblyven der Ingezetenen op de Verkiezingsdagen, vooral van die klasse van Ingezetenen, welke men meest bekwaam agtede om eene verstandige keuze te doen, meermaalen in Amerika stoffe tot ernstige klagten en oorzaak tot een slegte keur gegeeven heeft. Waarom hierin by eene nieuwe Constitutie niet voorzien is, kunnen wy niet zeggen; maar, onzes oordeels, behoorden hier regt en pligt gepaard te gaan, en allen, die ter Verkiezing beregtigd waren, ook door toereikende boeten gedwongen worden om hunne stemmen in te brengen.’ - Wy zien dat dit gebrekkig opkomen niet alleen hier te Lande, maar ook in America, plaats grypt; of dumbar's voorgeslaagen middel aanneemlyk zy, twyfelen wy zeer. Onoptelbaar veel zyn de byzonderheden, en treffend veelal de redenen, hier aangevoerd, om de opgemelde gedeelten der Americaansche aangenomene Constitutie te billyken, uit de beste Schryvers in dat verlichte Land der Vryheid ontleend. Dan de tydsomstandigheid, waarin wy verkeeren, noopt ons om over te neemen eene Aantekening des Heeren dumbar, op de Afdeeling Over de Gelykheid der Vertegenwoordiging van de Staaten in den Senaat. Dezelve kan ter ophelderinge dienen van geen onopmerklyk gedeelte der reeds aangevoerde Staatkundige Geloossbelydenisse onzes Schryvers. Hy laat zich in deezer voege hooren: ‘De manier, op welke onze Schryver dit punt der Constitutie verdedigt, is in der daad flaauw, en men ziet wel, dat hy zoude gewenscht hebben, dat de omstandigheden van Amerika mogten toegelaaten hebben, dat de evenredigheid der Vertegenwoordiging in den Se- | |
[pagina 595]
| |
naat, zo wel als in 't Huis der Representanten, naar de menigte des Volks in elken Staat had kunnen ingerigt worden. Een Nederlander, die den toestand van het Amerikaansche Bondgenootschap naar dien onzer zeven Vereenigde Gewesten afmeet, moet die verdediging zelfs veel te flaauw voorkomen. Indien de zeven Provincien in alle Vergaderingen der Unie naar evenredigheid van derzelver bevolking vertegenwoordigd wierden, zoude het gezag van Holland een zodanige overmagt hebben, dat de Stemmen der andere Gewesten naauwlyks zouden behoeven geteld te worden, en welken de gevolgen van zulk een overwigt zyn zouden, kan niet bezwaarlyk te berekenen vallen voor hun, die weeten, hoe zeer de Hollandsche belangen in veele opzigten van die hunner nabuuren, inzonderheid van die der Landprovincien, verschillen: en hoe zeer deezen in dien handel, welken haare gelegenheid haar nog toelaat, en in 't gemeen in het voortzetten van veele takken van industrie, door de Hollandsche inrigtingen belemmerd worden. Thans komen die belemmeringen voort uit de magt, welke ieder Provincie voor zig behouden heeft, om over den binnenlandschen handel volstrekt voor zigzelve te beschikken; waar uit voortvloeit, dat ieder in dit opzigt de nabuurige Gewesten byna op denzelfden voet beschouwt en behandelt, als vreemde natien elkander beschouwen en behandelen. Indien nu die punten der Amerikaansche Constitutie, welken het regelen van den Koophandel, niet alleen met vreemde Mogenheden, maar ook tusschen de Staaten zelven, aan de Regeering der Unie overgeeven, en tevens de byzondere Staaten beletten elkanders nyverheid door 't invoeren van inkomende en uitgaande regten te fnuiken, (Constit. Art. I. Afd. 8 en 10. I Deel bl. 231 en 239) ook hier te lande plaats hadden; doch daar tegen tevens de invloed der Provincien op de raadpleegingen der Unie geheel met derzelver betreklyke volkrykheid gelyk stondt; zo zouden die Provinciaale belemmeringen wel vervallen, maar zoude men egter nog in de algemeene inrigtingen niet die onzydigheid mogen verwagten, welke de geringer Provincien beveiligen konde van ten aanzien der middelen van haar bestaan meer dan anderen te worden gedrukt. Men zegge niet, dat het belang, welk het eene Gewest daar in kan stellen, dat het zyne industrie ten koste van een ander uitbreide, alleen een | |
[pagina 596]
| |
gewaand belang is; dewyl men, zyne nabuuren belettende te winnen, dezelven in dezelfde maate belet het noodige ter vervullinge van de algemeene behoeften toe te brengen. De ondervinding van alle tyden heeft geleerd, wat de beste theorie vermag, wanneer zy met byzondere belangen heeft te kampen. De doorzigtigste Staatkundigen zyn het daar op eens, dat, met weinig uitzonderingen, alle voorregten en uitsluitingen in 't stuk van handel en trasieken voor 't algemeen nadeelig zyn, en des niet te min ontmoet men het gansche land door niets anders dan octrooien, collegien, gilden, stapelregten en allerlei uitsluitingen. Men doorreize geheel Europa, en men zal byna overal het zelfde aantreffen: zo dat men zeggen zoude, dat de Burgermaatschappyen aangegaan waren, niet om elkander het bestaan gemaklyk te maaken; maar om elkander zo veel doenlyk in het vinden van eene kostwinning te verhinderen. In Amerika is het anders met de zaak gelegen. Geen enkele Staat is daar zo groot of kan zo groot worden, dat hy een overwigt over de anderen heeft of verkrygen kan; en schoon de groote Staaten al het zelfde overwigt in den Senaat als in het Huis der Representanten hadden, schynt het dat dezelven geen belang konden hebben om inrigtingen te maaken, waar door de voorspoed der kleinen zoude onderdrukt worden. Alle de Staaten zyn zodanig gelegen, dat zy, hoewel in minder of grooter maate, deel kunnen hebben aan den buitenlandschen Handel, en allen hebben ook op dezelfde wyze belang by den Landbouw.’ Wy maaken geene Aanmerkingen. - Dit Onderwerp is 'er het dagelyks voorwerp van, by den nadenkenden en zyn Vaderland lievenden Nederlander: het wordt hem van alle kanten toegelicht. - Wy sluiten deeze Aankondiging met het slot des Werks. ‘Het zal,’ dus luidt 's Schryvers afscheid van zyne Leezers, ‘aan hun staan, te beoordeelen, of wy te veel beloofden, toen wy hun een keurig stelzel van egte praktikale Staatkunde deeden verwagten. Volmaaktheid, wy herhaalen het nogmaals, is in een werk van menschen handen niet te zoeken. Genoeg zoude het zyn, indien men bevondt, dat de nieuwe Amerikaansche Regeeringsvorm nader by het volmaakte kwam dan een van die geenen, met welken de Natien zig tot nu toe hebben moeten vergenoegen. Men kon dan zeggen dat de | |
[pagina 597]
| |
Wetgeevers der Nieuwe Wereld ten minsten eene schrede meer gedaan hadden ter bereiking van het waare doel der Burgermaatschappyen, het algemeene geluk des Volks. Dit wenschen wy den Amerikaanen te ondervinden, en wy wenschen, dat die zelfde wysheid, welke hen, by het leggen van eenen zo schoonen grondslag, bezield heeft, hen steeds in het verder volmaaken van hun Staatsgebouw moge byblyven.
ô Fortunatos nimium, sua si bona norint! |
|