Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 553]
| |
Reis door Spanje, gedaan in de Jaaren 1786 en 1787, in 't byzonder met opzicht tot den Landbouw, Manusactuuren, Koophandel, Bevolking, Belastingen en Inkomsten van dat Land, door Joseph Townsend, A.L.M. en Predikant te Pewsey, in het Graafschap Wilts. Derde Deels Tweede Stuk. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz. In gr. 8vo. 268 bl.Van deezen onderhoudenden en leerzaamen Reiziger, die, met den geest der Waarneeminge toegerust, zich byzonder bevlytigde, om ons Spanje, in de op den Tytel vermelde byzonderheden voornaamlyk, te doen kennen, schoon het aan tusschengevoegde veraangenaamende berigten niet ontbreeke, neemen wy thans afscheidGa naar voetnoot(*). Wy hoopen het onze toegebragt te hebben om deeze jongste en beste berigtgeevingen van Spanje den Nederduitschen Leezer te doen kennen, en hem aan te zetten om 'er een leerzaam en nuttig onderhoud in te zoeken. Eerst treffen wy den Heer townsend aan in de Ommestreeken van Alicante. Van het Plantenryk gewaagende, schryft hy onder andere: ‘De snelle groei der Planten, onder een heete luchtstreek, kan niet anders dan den inbooreling van noordlyker gewesten ten uitersten verbaazen. Na dat ik op zekeren dag myne verwondering daar over aan den Gouverneur had te kennen gegeeven, bragt hy my 's avonds in den tuin van Don lorenso mabile, liggende even buiten de Stad, waarin wy onder de schaduw van boomen rondwandelden, welke, vier jaaren geleden, nog geen ander bestaan gehad hadden dan alleen stekken, zaailingen of zuigers. Ik zag hier drie honderd vygenboomen, en drie duizend vyf honderd wynstokken, alle met vruchten, en hy drinkt reeds met zyn huisgezin wyn, die het voortbrengzel is van zyn eigen wynberg. Bovendien heeft hy in deezen tuin ook nog eene ontelbaare menigte granaatappel-, apricoos-, appelen-, peeren-, pruimen-, moerbezien-, oranje-, citroen-, karoben- en azarolboomen byeengebragt, welker weelderige groei aan | |
[pagina 554]
| |
denzelven het voorkomen geeft als of men haar, ten minsten, reeds twintig jaaren geleden geplant hadde.’ Voorts vinden wy Valencia in 't breede beschreeven; en een byzonder verslag van de bloeiende Universiteit daar ter Stede: waar de Rector toen even was te rug gekeerd met een nieuw plan van Studie, zeer onlangs door den Koning goedgekeurd. Onder verscheide Inrigtingen, hier vermeld, zyn 'er, die, met eenige wyziging, by ons, in de Hervorming der Hoogeschoolen, wel mogten worden naagevolgd. Eene Stichting in deeze Stad verdient den hoogsten lof; te weeten, ‘de opgeregte monte pio, of bank van Barmhartigheid, tot ondersteuning van Boeren, die niet in staat zyn om zaad te koopen. Zy betaalen voor de leening van het geld geene renten, nadien het fonds voortkomt uit espolios y vacantes der Kerke; dat is te zeggen, uit de nalaatenschap der overleden Bisschoppen, en van openstaande Kerklyke bedieningen. Zodanig eene Instelling ter bevordering des landbouws, en om de naarstigheid aan te moedigen, is voorzeker staatkundig en verstandig, uit aanmerking van de armoede der Boeren, en het algemeen geldgebrek by dezelven. - In Gallicien worden de Visschers, uit hetzelfde fonds, verzorgd met schuiten en de noodige netten. In geene Stad van Spanje is men oplettender ten aanziene der kunsten, dan te Valencia. De openbaare Academie voor Schilder-, Beeldhouw- en Bouw-kunde, welke in 't jaar 1773 geopend is, wordt vlytig bezogt, en veele leerlingen schynen daar in te zullen uitmunten. Bekwaame tekenaars zyn van de uiterste aangelegenheid voor de hier gevestigde Fabrieken van zyden stoffen, porcelein, en geschilderde tegelsteentjesGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 555]
| |
De Zydefabriek is boven alle andere de gewichtigste, gemerkt zy overeenkomstig is met den aart van het land en der luchtgesteldheid. In het jaar 1718 telde men hier niet boven de agthonderd weefgetouwen; doch zo dra hadt men de drukkende belastingen niet weggenomen, of de Koophandel vermeerderde, en de Fabrieken geraakten in zodanigen bloei, dat men, vóór het jaar 1740, reeds twee duizend weevers teldeGa naar voetnoot(*). Don antonio ronz begroot het getal der weefgetouwen, in 't jaar 1769, op niet minder dan drie duizend een honderd en vyf en negentig, met insluiting van honderd en zeven voor de koussenweevers, alle binnen de Stad, en in de geheele Provincie op drie duizend vier honderd en zeven en dertig, verwerkende samen zes honderd twee en twintig duizend twee honderd en vyftig ponden zyde. Deeze Fabriek neemt geduurig toe, en zeker Heer, die aandeel in dezelve heeft, verzekerde my, dat tegenwoordig in Valencia vyf duizend zyde weefgetouwen, en drie honderd stoelen voor koussenweevers, zynGa naar voetnoot(†).’ Volgens de Aantekening des Hoogduitschen Vertaalers, heeft men te deezer Stede eene Patriottische of OEconomische Maatschappy, die aanmoedigende aanzienlyke Pryzen, hier vermeld, uitlooft. | |
[pagina 556]
| |
Koophandel gaat 'er met de Fabrieken gepaard. By het verslag hier van, en van den Graanhandel, inzonderheid, spreekende, vinden wy deeze overschryvenswaardige aanmerking onzes Reizigers: ‘Het is zeer opmerkelyk, dat alle Europeesche Natien, zelfs de meest verlichten, altoos zulke bekrompen denkbeelden koesterden, dat zy, door hunne onstaatkundige bepaalingen, het grootste nadeel aan den Landbouw, de Fabrieken en den Koophandel, toebrachten, niettegenstaande de ondervinding, zo zy deeze slechts hadden willen raadpleegen, hen de schadelykheid daar van ten overvloede kon geleerd hebben. Een verstandig Schryver, over de Staatkundige OEconomie, heeft te recht aangemerkt, dat het schynt, als of de hedendaagsche Regeeringen zelden aan meer dan maar ééne klasse hunner Onderdaanen denken, en dan nog gemeenlyk aan de verkeerde klasse. Wanneer zy, by voorbeeld, den uitvoer verbieden van de eene of andere zaak, denken zy alleen aan de binnenlandsche Koopers, daar zy nogthans aan de Verkoopers aldaar behoorden te denken; en, by het verbod van invoer, denken zy alleenlyk aan den binnenlandschen Verkooper, en niet aan de Koopers. Het tegendeel behoorde evenwel plaats te hebben; want hebben eigen inzichten en navorschingen den Onderdaan geleerd, dat hy by den verkoop winnen, of door den inkoop eenig voordeel behaalen, kan, dan is het de plicht der Regeeringe, zyne onderneemingen te begunstigen, nadien daar door, naar evenredigheid van de minder of meerder uitgestrektheid van dien handel, een balans ten voordeele van den Staat zal moeten ontstaan.’ Met genoegen zal men het verslag leezen van de wyze, waar op de Zydewormen in Spanje gevoed worden. Dezelve is het allergewigtigst Artykel, 't welk de Provincie Valencia voortbrengt, en bedraagt byna zo veel in waarde als alle de andere Voortbrengzels zamengenomen. Dit Artykel van Weelde, merkt de Heer townsend op, is in Engeland van zeer laate jaartekening. ‘Zyden Koussen,’ schryst hy, ‘waren in Engeland tot de Regeering van Koninginne elizabeth onbekend; en, wat Schotland betreft, 'er is nog een geschreeven Brief in weezen van jacobus VI, (die in Schotland, van het jaar 1567 tot 1603, regeerde, en vervolgens, van dien tyd af, tot in het jaar 1626, als Koning van Engeland, Schotland en Ierland, by den naam van jacobus den I.) aan den Graave | |
[pagina 557]
| |
van mar, waar in hy den laatstgenoemden om een paar Zyden Koussen, welke de Graaf hadt aangehad, te leen verzogt, om reden, dat de Koning aan den Ambassadeur van Frankryk gehoor stondt te geeven.’ Een voordeelig getuigenis geeft de Reiziger aan de nyverheid van dit gedeelte des Spaanschen Volks: ‘Wie de langs de Zeekusten woonende Spanjaarden heeft bezogt, zal hun nimmer voor een lui volk houden; en wat de gronden luchtgesteldheid, benevens de plaatslyke voordeelen, betreft, zyn 'er weinige of misschien geene landen, die dit gedeelte van het Spaansche Ryk evenaaren. - In deeze vruchtbaare valei laat men het Aardryk nooit rusten; want zo dra is de eene Oogst niet ingezameld, of de Landman begint terstond wederom zyne akkers te bearbeiden, om op nieuw bezaaid te worden.’ Onverbeeldlyk groot is de vrugtbaarheid deezer Valei, waar van de Reiziger voorbeelden ophaalt. Men klaagt, by ons, te meermaalen, en met genoegzaamen grond, over de veelvuldigheid en overtolligheid der afgevergde Eeden; dan in Valencia loopt zulks tot eene maate van dwaasheid, by welke onze dwaasheid niet haalen kan. Immers onze Reiziger tekent aan: ‘Ik heb in dit Land niemand kunnen aantreffen, die my eene voldoende reden wist te geeven, wegens eene zaak, welke van de Artsen en Heelmeesters aldaar geëischt wordt; te weeten, waarom deeze lieden, vóór zy hun beroep aanvaarden, verplicht zyn onder Eede te belooven, dat zy de Onbevlekte Ontfangenis der gezegende Maagd zullen verdedigen. Deeze omstandigheid is te onbegrypelyker, naardien de Roomschgezinden zelve nopens dit leerstuk gansch niet eensgezind denken, noch over 't algemeen daar mede instemmen. 'Er zullen niet te min nog eeuwen kunnen voorby gaan, alvoorens de Heeren van de Faculteit van deeze onredelyke verplichting ontheven worden. Om aan het eedzweeren een behoorlyk gewicht en verbindend gezag by te zetten, behoort men, in ieder land, alle zodanige eeden af te schaffen, die op eene verouderde gewoonte berusten, of welke, over 't algemeen, als ongerymd beschouwd worden.’ Op de Reis van Valencia na Barcelona, zal men, met genoegen, den Reiziger vergezellen, en deelen in zyne Reis - ontmoetingen, in die ommestreeken, tot hy te Barcelona te rug keert, en van deeze Stad, nevens de Landstreek, | |
[pagina 558]
| |
dezelfde weetenswaardige berigten mededeelt, als ten aanziene van andere doorgereisde gedeelten des Spaanschen Ryksgebieds. Hy geeft verslag wegens de Bevolking van Catalonien, van de Belastingen, waar mede de Inwoonders bezwaard zyn, als mede van de Inkomsten, welke het gemeene land uit deeze arbeidzaame Provincie trekt. - Wegens de Inquisitie en derzelver Gevangenissen, kreeg hy verslag uit den mond der Inquisiteuren; dan werd het hem niet vergund in de Kerkers te gaan. Met genoegen, en niet zonder glimplachen, zal men hier de Heiligverklaaring leezen van twee nieuwe zogenaamde Heiligen, onlangs eerst, naa veel moeite, in de Almanach geplaatst. Dan wy moeten dit, nevens veele andere nog zeer weetenswaardige, en niet onbevallig verhaalde, zaaken, by enkele aanduiding laaten berusten. Genoeg hebben wy, tot verscheide keeren townsend vergezellende, bygebragt, om diens Reis door Spanje als een zeer nuttig en leerzaam Boek te doen kennen. - Een Boek, 't welk te volkomener wordt door de Byvoegzels. Te weeten, deeze Reis was reeds in 't Nederduitsch vertaald, volgens de oorspronglyke Engelsche uitgave, en het tweede Deel genoegzaam afgedrukt, toen de Vertaaler eene Hoogduitsche Overzetting ontving, hier en daar met nuttige Aantekeningen opgehelderd door den Heer J.J. volkman, wegens zyne Schriften, en eene menigte van getrouwe Vertaalingen, in Duitschland wel bekend, en ook by veelen hier te lande, uit hoofde van zyn Reisboek door Italie. Om de Nederduitsche Vertaaling het zelfde voordeel deezer gewigtige Ophelderingen, uit verscheide laatere Waarneemingen ontleend, by te zetten, oordeelde de Vertaaler, te regt, den Vaderlandschen Leezer geenen ondienst te zullen doen, als hy hem met de opmerklykste Aantekeningen des Heeren volkman, uit de beste bronnen geput, bekend maakte, egter met agterlaating van die hy ter vertaalinge niet belangryk genoeg oordeelde. - In het derde Deel heeft hy ze elk te haarer plaatze aan den voet der bladzyden gevoegd, en die tot het eerste en tweede Deel behooren komen hier als Bylaagen. Ook vindt men 'er de Verklaaring van drie Koperen Plaaten, met de Afbeeldzels der in Spanje gebruiklyke Ploegen. |
|