Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMuzykaal Kunst-Woordenboek, behelzende, de Verklaaringen, als mede het Gebruik en de Kracht der Kunstwoorden, die in de Muzyk voorkomen, door J. Verschuere Reynvaan, Practiseerend Advocaat. Te Amsterdam, by W. Brave, 1795. In gr. 8vo. 618 bl.Jaaren geleden ontvingen wy uit de hand deezes Schryvers een Catechismus der MuzykGa naar voetnoot(*); laater een Werk onder denzelfden tytel als 't geen ons thans wordt ter hand gesteldGa naar voetnoot(†), van 't welk het Eerste Deel en het Tweede Deels Eerste Stuk het licht zag. Het Werk bleef daar by steeken, 't welk de Autheur den Zeeuwschen Boekhandelaaren wyt, en waar over hy zyn misnoegen, in de Voorreden deezer Uitgave, op eene zeer geemlyke wyze, te verstaan geeft, en, naa het vermelden van de zwaarigheden en moeite aan het vervaardigen van zulk een Werk vast, voortvaart: ‘Om dit Werk onontbeerlyk te maaken, heeft hy, met veel moeite en kosten, verzameld, een groot aantal, niet alleenlyk van alle bekende, maar ook zelfs, om dit Werk zo veel doenlyk was volledig te doen zyn, van niet veel meer gebezigd wordende Speeltuigen, met derzelver Schaale en Rooster; zynde de Teke- | |
[pagina 537]
| |
ningen daar van vervaardigd door de welbestuurde hand van den Kunstschilder jean joseph bos.’ Derzelver aantal beloopt, in dit Deel, Veertig. Men zou uit veele trekken in deeze Voorreden, die verre van malsch geschreeven is, en althans niet onder den invloed van den geest leenigende Muzyk, veelligt opmaaken, dat de Autheur, die, blykens den Tytel zyner Catechismus, toen Organist en Klokkenist te Vlissingen was, doch op dien van de vroegere niet voltooide Uitgave van zyn Muzykaal Kunst-Woordenboek zich J.U.D. tekent, en op dien der tegenwoordige Practiseerend Advocaat, met zyne Kunstbroeders deerlyk overhoop lag. Veele schampere zetten, en bitze verwyten, vullen eenige Bladzyden der Voorreden. Dan hy verklaart, ‘niemand persoonlyk te bedoelen, maar in 't algemeen te spreeken’ - ‘en dit, op het verzoek van eenen zeer kundigen Medekunstgenoot, wat breedvoeriger behandeld te hebben, en dat hy, om dat het juist overeenstemmend met zyne gevoelens was, niet hadt kunnen afzyn, om dit zo vriendlyk verzoek in te willigen, of het 'er wat aan helpen mogt!’ - Wy gelooven, dat hy den rechten weg niet heeft ingeslaagen; en hy zelve moet dit gevoeld hebben, als hy 'er op laat volgen; ‘maar wat baat het, als men tog moedwilliglyk zyne ooren voor de waarheid sluiten wil, en liever de hand leenen om de zulken te veroordeelen, die hunne taak magtig zyn.’ Waarop hy weder in eene vlaag van misnoegen uitbarst. In ons algemeen oordeel, over dit Werk, kunnen wy berusten by 't geen wy, ter laatst aangetoogene plaatze, wegens den aanvang der onvoltooid gelaatene uitgave gezegd hebben. Ter vergelyking van deeze met die ontbreekt ons de gelegenheid; alleen het toen overgenomene met dat hier voorkomt vergelykende, vinden wy dit Artykel 't zelfde, schoon eenigzins beschaafd, 't geen doorgaans, zo wy veronderstellen, het geval zal weezen. Dewyl dit Deel tot het Woord muzyk, enz. loopt, dagten wy iets zeer eigenaartigs voor onze aankondiging te zullen ontleenen, als wy het Artykel musica daar toe bezigden; doch, behalven dat het veel te lang was, kwam 'er ons zo veel in voor, 't geen wy, zonder aanmerkingen daar op te maaken, niet voorby konden stappen, dat wy 'er van afzagen. | |
[pagina 538]
| |
Een Speeltuig, een Kunstwoord, over te neemen zou betor aangegaan, doch onzen Leezeren misschien min voldoenings geschonken hebben, dan dat wy ons bepaalden, om, daar het Klokkengelui in ons Land, naa de Omwenteling, nu eene zo groote verandering ondergaan heeft, en ter aankondiging van het uur der Godsdienstvergaderingen by de voormaals Heerschende Kerke afgeschaft is, te vermelden, wat onze Schryver van de klokinwying, of klokdooping, optekent. ‘Klokinwying of klokdooping; gelyk het oudtyds toeging in het doopen van menschen, zo zag men ook het zelve omtrent de Klokken, welken men ook inwydde, zalfde en doopte, aan dezelve naamen gaf, en gevaderen of getuigen daarby stelde. Durandus zegt 'er van; de Klokken worden gedoopt; doch de manier van ze te doopen en te wyen is oud; gemeenlyk wordt Paus Johannes de XIII of XIV voor den eersten aanleider en insteller van dit Klokkendoopen gehouden, die in het Jaar 966, of, gelyk anderen zeggen, 968, de groote Klok van Lateraan met zynen naam benoemde; hoewel zsegedinus het naamgeeven aan de Klokken aan Paus benedictus den V, in 965, toeschryft; dan, mersennus wil, dat deeze gewoonte van nog ouder datum is; dewyl alcuinus, Discipel van beda, en Precepteur of Leermeester van karel de groote, in 't Jaar 770, daar van al reeds spreekt, hoe het een oud gebruik geweest is, dat men de Klokken zegent, zalft en naamen geeft; schryvende: nog het moet niet nieuw schynen de Klokken te zegenen en te zalven, en aan dezelve een naam te geeven; want gen. XXVIII. vs. 18 en 19, leezen wy, hoe Jacob, gedachtig aan 't gezicht van dien ladder, welke tot den Hemel reikte, een steen nain, dien, oprichtte, olie daar op goot, en noemde den naam dien Stad, welke te vooren Luts heette, Bethel, dat is een Huis GodsGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 539]
| |
De Plechtigheid van het Inwyen of Doopen der Klokken mag door geen gemeen Priester geschieden, schoon hy anders wel kinderen moge doopen; maar dit Klokdoopen moet wel degelyk door een Bisschop of Suffragaan gedaan worden, en dat wel in zyn Bisschoplyk Gewaad, vergezeld van eenen Diaconus, in gebruiklyke Misgewaaden gekleed. De nieuw gegoten of Intewyene Klok wordt aan een houten Stellagie opgehangen, in dier voege dat men rondsom als ook van binnen daarby kan komen; by de Klok wordt een Stoel gezet voor den Bisschop, en aan de andere zyde een tafel, waar op geplaatst is een vat met Wywater, benevens de Wywaterskwast, Zout, Olie, Rookwerk, een Linnendoek, en alles wat tot deeze plechtigheid vereischt wordt. De Bisschop, in zyn Bisschoplyk Gewaad gekleed, met den Bisschopsmyter op 't hoofd, en de Bisschopsstaf in zyne hand, zet zich op deezen Stoel neder, en zingt met zyne Assistenten eenige Psalmen, daarna zegent hy het Zout en het Water met het gewoonlyke Exorcizo te Creatura Salis! &c. dat is: Ik bezweere u schepzel van Zout, of, gelyk wy, volgens den aart van onze taale, zouden zeggen, ik bezweere u Zoutschepzel! enz. Daarna werpt hy het Zout in het Water, en wascht met zyne Assistenten de Klok van binnen en buiten; vervolgens wascht hy de Klok met water, vermengd met zout, wyn en asch, wederom van binnen en buiten; deeze afwassching wordt met dit geheiligd water als eene Dooping gedaan, in den naame van God den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, en na gezegde Wassching, of Dooping, wordt de Klok met een nieuwen linnendoek, die nooit gebruikt is, afgedroogd; naa dat nu de Bisschop eenige Psalmen geleezen heeft, doopt hy met de rechter duim in de heilige Olie, maakt daar mede een Kruis op de Klok, doch droogt het ten eersten wederom af; maakt daar op, op de voorgaande wyze, zeven Kruissen op de Klok, en van binnen vier Kruissen met het Chrisma, zynde een zeker rookwerk, dat by de stervenden gebezigd wordt, welke zalving met olie, kruiswyze, met deeze bewoordingen en tusschenmaakingen van kruissen, geschiedt. | |
[pagina 540]
| |
Conse † cretur & sancti † ficetur, Domine, signum, istud in nomine Pa † tris & Fi † lii, & Spiritus † Sancti. Pax tibi! dat is, ô Heere, dit teken worde ge † wyd en gehei † ligd in den naame des Va † ders, des Zoons † en des Heiligen † Geests. Vrede zy u! Voords wordt de Klok van onderen met Myrrhe en reukwerk berookt, en dan doet de Bisschop een gebed; biddende dat God de Klok wil overstorten met zynen zegen, en kracht geeven om door haar geluid de tempeesten, onweders en stormen, te stillen, de blixem en donderslagen krachtloos te maaken, de duivelen en kwaade geesten te verjaagen, de verstorvenen of zielen der overledenen te beveiligen, en voords allen kwaad af te weeren, gelyk men uitdruklyk leest, in het besluit van het Concilie van Keulen, gehouden in 't Jaar 1536, waarin men deezen Canon of regel aangaande de Wyingen der Klokken vindt. De Klokken worden gezegend, op dat zy mogen bazuinen de strydende Kerke, waar door het Volk tot de tempelen wordt geroepen, om het woord Gods te hooren, en de Geestlykheid om 's morgens de barmhartigheid Gods, en 's nagts zyne waarheid, te verkondigen, op dat de geloovigen door het geluid derzelven tot bidden mogen aangezet worden; alhoewel de Vaders ook op een ander einde hebben gezien, te weeten, dat de Duivelen door 't geluid der Klokken verschrikt mogten worden, ja dat zy, eerder dan door de gebeden zelf vervaard zyn, wyken mogen, op dat, zynde verdreeven, de vruchten, de zielen en ligchamen der geloovigen behouden mogen blyven, als ook op dat alle vyandlyke heirlegers, en listige lagen des vyands, het gekraak der blixemen, stormwinden, geweldige tempeesten en weerlichten, gemaatigd mogen worden; dat de schadelyke donderslagen, winden en watervloeden, mogen ophouden; kortom, op dat de geenen, die het hooren, tot den schoot der Moeder, de Heilige Kerke, en tot de baniere des Kruisses, hunne toevlugt mogen neemen, gelyk deeze dingen in de hoogtydelyke zegeningen der Klokken gevonden worden. Naa zulk eene zegening over de Klok van den Hemel te hebben afgebeden, benoemt men de Klok met den naam van deezen of geenen Heilig, gelyk Paus johannes (zo als boven gezegd is) de Klok der Lateraansche Kerk naar zynen naam Johannes doopte; tot Peeten of Gevaders worden gemeenlyk aanzienlyke of vermogende Lieden | |
[pagina 541]
| |
genomen, welke, ten tyde der Doopinge, het touw, waar mede de Klok gebonden is, aanraaken en den Wy-Bisschop allen te gelyk antwoorden, en op het noemen van den naam der Klok zuchten: wordende de Gedoopte Klok met een nieuw wit kleed of hembd overtrokken, even gelyk men by de eerste Christenen den Gedoopten een wit kleed plagt aan te trekken; daar na wordt zeker Euangelie geleezen, en ook wel eene Predikatie gedaan van de kracht der Klokken; waarop de Bisschop nog eens het kruis over de Klok maakt, en verders deeze Ceremonie of plechtigheid eindigende, beslooten wordende, met eenen maaltyd van blydschap; deezen zyn dan de voornaamste plechtigheden, die by het Inwyen of Doopen der Klokken in gebruik zyn. Sommige onder de Roomsche Schryvers willen dat dit zo zeer geen Doop, maar slechts een Klokkenzegen, is: onder anderen zegt stanislaus hosius, en bellarminus, “dat 'er geen Klokkendoop, maar een zegen, en eene toeëigening tot het Godlyke gebruik is;” meer anderen willen 't zelfde bewyzen; daar en tegen houden veelen wederom staande, dat het wel deegelyk eene Dooping is - dat zy zelven beslissen.’ Wy willen dit met den Schryver wel aan het beuzelend Bygeloof overlaaten. Ernstig daar over te handelen lust ons niet; 'er mede te boerten past ons niet. Alleen kunnen wy niet voorby, met een kort woord, aan te stippen, dat de vermeende kragt van het Gelui der Klokken tegen den Donder, of de schadelyke uitwerkzels des Blixems, proefondervindelyk, in meer dan een geval, gebleeken is, eene tegenovergestelde uitwerking te wege gebragt te hebben. - Wegens veele der andere vermogens, aan de gedoopte Klokken toegeschreeven, kan niet proefondervindelyk gesprooken worden. - Dan, boerten past ons niet, hebben wy geschreeven, en, eene neiging hier toe voelende, leggen wy de pen neder, en het Muzykaal Kunst-Woordenboek ter zyde. |
|