Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 520]
| |
verregaande en regtmaatige afkeerigheid tegen de Britsche Natie, hoe dikwers ook genoemd onze Bond- en Geloossgenooten. Hy stape't de eene mishandeling, door hen den Nederlanderen aangedaan, op de andere, en roept, na die optelling, de Natien op ter vonnisvelling. ‘Beslist nu, Volken deezer aarde!
ô Spreekt nu vry uw vonnis uit!
Daar waarheid alles openbaarde,
Zo spreeke uw asschrik overluid:....
ô Toetst nu Neêrlands bittere (bitt're) klagten;
Zelfs aan barbaarsche voorgeslachten,
Aan eeuwen van een' vroeg'ren tyd: -
Ontrolt hier vry d'historieblaaden,
Waar vindt gy meer zulke euveldaaden?
Ja, oordeelt! zo gy billyk zyt.....’
Jammer is het maar, dat de Natien niet zo gereed zyn om te vonnissen, als de Dichter om te beschuldigen. Zulke papieren wapenen mogen steeken; maar zy ontwapenen of beschadigen niet. Zo zy ergends goed voor zyn, is 't alleen, om zommigen, die nog al gunstig over de Engelschen denken, (en zo zyn 'er, niet tot roem zeker van onze Natie, nog al veelen, helaas!) de oogen te openen, en hen tot nadenken te brengen, - 't geen zeker wenschelyk zyn zoude! |
|