- Dit Stuk bevat de eerstelingen van een Werkje, reeds vóór drie jaaren ondernomen; doch, door den toenmaaligen toestand des Vaderlands gestremd, nu als eene proeve in 't licht gegeeven: hetzelve is onder vier Hoofd-tytels gebragt; te weeten, I. van Godsdienst, Philosophie, en Zedekunde, II. van het Vaderland. III. Geschiedenis en Wereldkennis, en IV. Mengelwerk. - Het eerste behelst alleen eene zeer leezenswaardige Verhandeling over het waar Geluk, waarin word aangeweezen, dat hetzelve alleen in eenen welberedeneerden Godsdienst, of hartelyke vereering des hoogsten Weezens, te vinden zy. Deeze is overgenomen uit de Melanges Philosophiques van formey. - In de tweede Hoofd-Afdeeling, het Vaderland worden ons gegeeven:1.) De Verlossing, een Vaderlandsch Dichtstuk, vol vuurs, en behelzende eene van agteren opgemaakte Voorspelling aan Nederlands geweezen Stadhouder. 2.) Een oorspronglyk Stukje, onder den tytel, het genadig Rechterlyk Vonnis, of de gebroken Hondepoot. Een treflyk tafereelhoe verr een Koninglyke Jagthond, die eenen mensch aanvalt en byt, gesteld word, by eenen Adelyken Bedienden en eenen afhangelyken Regter, boven een mensch, die ter zyner verweering eenen hond het been aan stukken slaat. 3.) Het derde Stuk in dit Vak is overgenomen uit het Fransch van imbert, en genaamd de Edelman en de Mandemaaker, en toont aan, hoe veel een arm man, gewoon aan behoefte en gebrek, die, om zyn schraale nootdruft te verkrygen, eenig nuttig handwerk geleerd heeft en geöefend, vooruit heeft boven den in weelde en overvloed opgevoeden en geleefd hebbenden Edelman, die geene andere verdiensten bezit, dan die hem zyne Ouders gaven; wanneer zy beiden in eenen
staat gebragt worden, waarin zy alleen op en van zich zelven bestaan moeten. 4.) Het laatste, dat ons hier voorkomt, is het Voorneemen geheeten, en in rymlooze Versen gesteld. Over den inhoud oordeele de Leezer, uit deeze slotregels:
‘Neen! 'k zal geen ketens draagen;
Hy, die niet vreest te sterven,
Vreest ook de ketens niet.’
In de derde Hoofd-Afdeeling, Geschiedenis en Wereldkennis, bekleedt de eerste plaats Ogier van Denemarken, ontleend uit schillers Neueste Thalia. De Zoon van ogier was omgebragt door karloman, den Zoon van Keizer karel, gebynaamd de Groote. De gelukkige uitslag van een beslechtend en voor Frankryk gewigtig Tweegevegt tegen den Reus bruhier, op 't welk karel den prys schynt gesteld te hebben van aan den Overwinnaar ogier zynen karloman te zullen overleveren, brengt hem denzelven in handen; doch, ogier zyn Zwaard reeds