daar omtrend zal moeten trekken, zal op het einde van dit Werkje moeten blyken aan ieder, die onbevooroordeeld de bedryven van de Stadhouders van willem den I af tot aan willem den V toe naagaat, overdenkt, en daar uit zyn besluit opmaakt.’
Eer onze Schryver ter zaake treedt, zendt hy vooraf eene aanmerking, ten betooge, dat de Godsdienst als Godsdienst geene bescherming van Vorsten volstrekt nodig heeft. Tot bescherming van den Godsdienst wordt vereischt, een duidelyk begrip van het geheele Zamenstelzel, van de bewyzen van deszelfs waarheid, en om de tegenstanders te kunnen wederleggen. ‘Zal men nu (vraagt hy) deze kunde in de Vorsten der Aarde onderstellen? Zal men op goede gronden kunnen gelooven, dat zy, die van kindsbeen of tot de Staatkunde worden opgevoed - zich zullen toeleggen op een vak, dat zoo zeer bezyden den kring van hun leeven en van hunne bestemming is? Zoudt gy een gewoon Lidmaat van ons Hervormd Kerkgenootschap de verdediging van onze Leerbegrippen wel toevertrouwen? - en hebt gy reden, om in Vorsten meer te veronderstellen, hoe vleiende de berigten ook mogen zyn, die men van hunne afgelegde belydenis ontfangt: getuigenissen, vaak opgesmukt door vleiende Geestelyken?’ De Schryver voegt 'er nevens, dat, behalven deeze onbekwaamheid der Vorsten, de Godsdienst derzelver bescherming niet behoeft, om reden, dat, ‘schoon de Godsdienst wel eenig voordeel kan hebben, wanneer een waarlyk Godsdienstig Vorst zich als een Voorganger, niet slegts in naam, maar in de daad en waarheid, door zyne Godsdienstige bedryven, gedraagt, de Godsdienst echter niet volstrekt de bescherming der Vorsten nodig heeft, wyl zy is staande gebleven, schoon de Vorsten der Aarde zich inspanden, om, ware het mogelyk, den Godsdienst geheel en al uit te roeijen.’
Hierop laat de Schryver volgen, een uitvoeriger betoog, dat de Voorbeelden leeren, dat de Vorsten den Godsdienst dan gebruiken, wanneer die met hunne Staatkundige inzichten strookt; maar, wanneer het Staatsbelang het vereischt, den Godsdienst niet sterk voorstaan, maar zeer onverschillig behandelen. Op de Vorsten van het Huis van Oranje wordt dit opzettelyk toegepast, om alzo te keer te gaan het heerschende vooroordeel, dat die Vor-