Mannen, om alles te beproeven, en zorgvuldig te onderzoeken, wat tot eene goede Opvoeding, zo ten aanziene van het Lichaam als van de Verstandelyke Vermogens der Kinderen vereischt wordt. Deeze Mannen vormden een aanzienlyk Genootschap, welks Leden, hoewel ten deele verre van elkanderen verspreid, zich onderling hunne waarneemingen en daar uit gevloeide ontdekkingen en voorschriften mededeelden, om aldus onpartydig onderzogt, aan ieders eigene byzondere waarneemingen getoetst, voorts vermeerderd en verbeterd te worden.
Dit was de bron van veele Opvoedingsschriften in Duitschland; aan Nederduitsche Vertaalingen van welke men het ons niet heeft laaten ontbreeken. ‘In den Jaare 1789 gaf,’ naar luid des Voorberigts, ‘dit Genootschap mede eene Hoogduitsche Vertaaling van de Emile in 't licht, verrykt door eenigen van deszelfs leden met veele nuttige aantekeningen, waar door de waarde van dit Werk zeer merkelyk is toegenomen.’
Deeze Hoogduitsche Uitgave bewoog den Vertaaler der Hoogduitsche Aantekeningen, om het, ten dienste der Nederlanderen, onder handen te neemen; nogthans in dier voege, dat voor den Text zelve alleen het oorspronglyk Fransch Werk gevolgd is, met byvoeging van zodanige Aantekeningen als den Vervaardiger des Nederduitschen Werks niet te eenemaal overtollig scheenen. Men vindt onder ieder Aantekening den naam van haaren Opsteller geplaatst, en, zo 'er meer Naamen zyn, geeft zulks te kennen, dat de verdere Ondertekenaars volkomen van 't zelfde gevoelen zyn als de eerst ondergetekenden.
De op den tytel gemelde Naamen deezer Aantekenaaren kundigen ons Mannen aan, wier Schriften, zo over de Opvoeding als andere Onderwerpen, in Duitschland zeer beroemd en geagt zyn; te weeten: resewitz, Abt te Kloosterbergen; ehlers, Hoogleeraar te Kiel; villaume, Hoogleeraar te Berlyn; trapp, Hoogleeraar te Trittau, by Hamburg; campe, Brunswyk-Lunenburgsche en Anhalt-Dessausche School-en Opvoedings-Raad; stuve, Rector te Nieuw-ruppin, en heusinger, van welken laatsten geene byzondere Waardigheid vermeld wordt.
Zeer gepast en oordeelkundig vinden wy eene algemeene Aanmerking van ehlers en resewitz, tot welke zy en andere hunner Medeaantekenaaren dikwyls