Leerredenen en Bidstond over den XXV Psalm, door Dirk Cornelis van Voorst, Predikant te Leiderdorp. Te Leyden, by J. Meerburg, 1795. In gr. 8vo. 276 bl.
Uit tweederlei oogpunt kan dit Geschrift van den Eerw. van voorst beschouwd worden: deels, als eene naar gelange den aart des Plans uitvoerige en oordeelkundige Verklaaring van den vyf-en-twintigsten Psalm; deels, als eene Verzameling van Zedekundige Verhandelingen of Opwekkingen, strekkende ter bemoediginge van de zodanigen, welke, in dagen van tegenspoed en lyden, eene hooger dan menschelyke hulp behoeven. Tot narigt voor onze Leezers, wat zy, behalven het Schriftuurverklaarende, in deezen bondel kunnen vinden, zullen wy ons de moeite des overschryvens van de titels der Leerredenen getroosten. Het Gebed de ware Toevlucht voor een dankbaar en heilbegerig Mensch, vs. 1. Het Vertrouwen op God bevrydt van Schaamte, vs. 2. Trouweloosheid omtrent den Evenmensch baart Schaamte, vs. 3. De ware begeerte om God, in zyne daden, recht te kennen, vs. 4. Gods verklaringen de zekere waarborgen voor het onwankelbare van ons vertrouwen op God, vs. 5. De beste uitwerking van het beschouwen van ons slecht gedrag, vs. 6, 7. De zalige vrucht van Gods Goedheid en Rechtvaardigheid voor den Mensch, vs. 8, 9. De dankbare, gelovige, door schuld verslagene en Heilbegerige Avondmaalganger, vs. 10, 11. De vreese Gods des Christens grootsle belang, vs. 12, 13. God openbaart zyne Geheimen aan zyne Vrienden, vs. 14. Het Gebed is onafscheidelyk van het vertrouwen op God, vs. 15, 16. De grootste nood maakt het Gebed te noodzakelyker, vs. 17, 18, 19. De verlenging van ons leven eene begerelyke zaak, vs. 20. Oprechte Godzaligheid baart vertroosting en zegen, vs. 21. De benaauwde toestand van ons Vaderland, vs. 22. Een tweevoudig nut kan alzo
het aandagtig doorleezen van dit Geschrift aanbrengen. De beoeffenaar van Bybelkennisse kan daar door worden opgeleid tot het rechte verstand van dit voortreffelyk Lied. De gemoedelyke Christen kan 'er door onderrigt of gesterkt worden in kennis van Waarheden, die naar de Godzaligheid zyn, ter bevre-