Karel, of de dankbaare Voedsterling, een origineele Hollandsche Roman, door den Burger J.H. de V..... In den Haage, by J. Plaat, 1796. In gr. 8vo. 381 bl.
Deeze Roman, die zeer wel, en zelfs op eenen geestigen trant, geschreeven is, vertoont ons eenen braaven Jongeling, die, door zyne Ouders, die hy al vroeg verloor, tot het Predikambt geschikt, door zynen Oom en Voogd naar de Hoogeschool gezonden werd, en aldaar in het eerst zich met de borst op de studien toeleidde, doch door de verleidingen van eene ligtvaardige en eerlooze Vrouw tot eenen ongeoorloofden minnehandel verlokt, en ten deerlyken val gebragt werd. - Tydig nochthans werd hy, door toedoen van een braaf Meisje, de Dogter van zynen Hospes, welke hem eene tedere vriendschap toedroeg, met behulp van den Professor theron, wiens meestgeachte en beminde Leerling hy voorheen was, gered. Karel verliet de Academie, en, by zynen Oom, den Heer braaf, te huis gekomen zynde, zond deeze hem, met zyne bewilliging, (daar hy nu tot het Predikambt, waar toe hy uit den aart, en uit hoofde van gemoedszwaarigheden, zelf geene genegenheid had, onbevoegd geworden was) naar Frankfort aan de Main, om den Koophandel te leeren; zyne natuurlyke braafheid en werkzaame inborst deeden hem ras daar in groote vorderingen maaken, en verwierven hem de achting van zynen Patroon en Meester: hy keerde eindelyk in zyn Vaderland terug, daar hy met de Dogter van zynen Oom huwde, en, den Koophandel verlaatende, zich op het Land nederzette, en zich in den Landbouw bezig hield en bevlytigde.
Uit deeze opgave zal de Leezer zien, dat men hier geene zogenaamde Romaneske of veel gerugt maakende voorvallen zal ontmoeten: 't is een Burgerlyke Roman, en hy bepaalt zich dus meest tot het geen in 't Burgerlyk leven dikwils voorkomt. - Wy hebben slegts ééne aanmerking op den Titel of 't Opschrift de Dankhaare Voedsterling; wy hadden verwagt, dat dit Character door het gansche stuk zoude heerschen, doch vonden, toen wy reeds meer dan de helft deszelven hadden doorgeleezen, niets van belang, dat aan hetzelve beantwoordde, en wy hebben 'er tot aan het einde niets anders van gezien, dan dat karel zynen Voogd, die, ongelukkig geworden, de bezitting van zynen Pupil, om zich te redden, aantastte, daar over met ter verantwoording riep, en zyne Dogter, op welke hy vóór zyne reis naar Duitschland reeds verliefd was trouwde. Dit byvoegzel had dus wel agterwege gelaaten kunnen worden.